ECLI:NL:RBZWB:2021:2026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
02-294383-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. Fleskens
  • mr. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in drugszaken met betrekking tot amfetamineproductie

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het produceren van amfetamine in een drugslab. De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, vorderden ontneming van een bedrag van € 110.173,80, gebaseerd op de opbrengsten van de amfetamineproductie. De verdediging voerde aan dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, gezien de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak, en stelde een lager bedrag van € 12.857,14 voor als het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie en de verdediging in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene voordeel had genoten uit de productie van MDMA, en dat er geen vaststelling kon worden gedaan van de opbrengst uit de amfetamineproductie. De rechtbank verwees naar bewijsstukken, waaronder tapgesprekken en politie-informatie, die aantoonden dat de productie niet succesvol was geweest.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat betrokkene enig voordeel had verkregen uit de strafbare feiten. De beslissing werd genomen door een meervoudige strafkamer, bestaande uit mr. Dekker, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-294383-19 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 22 april 2021
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
(hierna te noemen: betrokkene)
raadsvrouw mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht

1.De procedure

Betrokkene is bij uitspraak van heden door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het, kort gezegd, in een crimineel samenwerkingsverband (voorbereiden van het) produceren van amfetamine in een drugslab in Esch tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, hebben ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Zij hebben bij conclusie van eis van
30 oktober 2020 gepersisteerd bij deze vordering. De verdediging heeft bij conclusie van antwoord van 10 december 2020 haar standpunt kenbaar gemaakt, waarop de officieren van justitie bij conclusie van repliek van 8 januari 2021 hebben gereageerd. De verdediging heeft bij conclusie van dupliek van 19 januari 2021 als laatst schriftelijk gereageerd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25, 26, 28 januari 2021 en
24 februari 2021, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op
22 april 2021.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de hoogte van de ontnemingsvordering dient te worden gematigd, nu in de hoofdzaak partiële vrijspraak is gevorderd voor de productie van MDMA. Door de kosten van de chemicaliën en de productiekosten van de opbrengst van de amfetaminepasta af te trekken kan het totale wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de amfetamineproductie naar hun mening worden vastgesteld op € 110.173,80. De huurpenningen dienen anders dan door de verdediging is aangevoerd niet van de opbrengst te worden afgetrokken. Nu het daadwerkelijk door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden vastgesteld, dient het bedrag aan de hand van zijn rol bij dit lab te worden geschat. Hierbij dient een verdeelsleutel te worden gehanteerd van 5 voor de investeerders ( [naam 1] en [naam 2] ), 4 voor de “superlaboranten” (betrokkene en [naam 3] ) en 3,5 voor de laboranten ( [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] ). Het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel kan daarom worden vastgesteld op (€ 110.173,80/28,5) x 4 = € 15.462,99.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de ontnemingsvordering, gelet op de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak, moet worden afgewezen. Subsidiair voert de raadsvrouw aan dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 12.857,14. Zij stelt dat uitgegaan moet worden van de productie van 186 kilogram amfetaminepasta. Dit levert een opbrengst op van € 123.690,00. Hier dienen de kosten van de grondstoffen ad
€ 29.946,00, de afschrijvingskosten ad € 597,06 en de huurpenningen van af te worden getrokken. Het wederrechtelijk verkregen voordeel kan gelet op het voorgaande worden geschat op € 90.000,00. Nu onbekend is welk bedrag daadwerkelijk is verkregen door alle betrokkenen, dient voornoemd bedrag evenredig te worden verdeeld. Het door betrokkene wederrechtelijk verkregen bedrag kan daarom worden vastgesteld op € 90.000,00/7 =
€ 12.857,14. Aangezien het Openbaar Ministerie verbeurdverklaring van het onder betrokkene inbeslaggenomen geld vordert en dit bedrag kennelijk als opbrengst uit het strafbare feit wordt aangemerkt, dient dit bedrag in mindering te worden gebracht op de op te leggen betalingsverplichting. De betalingsverplichting aan de Staat moet daarom worden vastgesteld op € 357,14.

4.Het oordeel van de rechtbank

Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene voordeel heeft genoten uit de productie van MDMA. Het lijkt erop dat er in het lab in Esch wel MDMA is geproduceerd maar niet kan worden vastgesteld dat dit in de bewezenverklaarde periode is geweest. Wel kan op basis van voornoemd vonnis worden vastgesteld dat er amfetamine is geproduceerd en dat betrokkene zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen bij voornoemd vonnis in de hoofdzaak is de rechtbank echter van oordeel dat niet is gebleken dat er opbrengst is gegenereerd met deze productie. Zij verwijst hierbij in het bijzonder naar het tapgesprek tussen [naam 3] en [naam 2] op 2 juli 2019, waarin wordt aangegeven dat door problemen bij de productie de stekker eruit wordt getrokken ondanks het verlies dat zij hierdoor lijden. [1] Ook blijkt uit de bevindingen van de politie met betrekking tot de op 3 juli 2019 aangetroffen laboratorium-opstelling dat er branders ontbraken, waardoor dat productieproces niet tot het gewenste resultaat zou hebben kunnen leiden. [2] Zelfs als er opbrengst is gegenereerd kan de rechtbank niet vaststellen dat betrokkene een deel van de eventuele opbrengst uit de productie heeft ontvangen.
Concluderend acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk dat betrokkene enig voordeel heeft verkregen uit door hem gepleegde strafbare feiten of uit soortgelijke feiten en zij zal daarom de vordering van de officieren van justitie afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officieren van justitie d.d. 7 augustus 2020, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen en mr. Van Beek, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2021.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, ZBRAA19010 Kandinsky, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Map 21, pagina 357 e.v.