ECLI:NL:RBZWB:2021:2027

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
02-196040-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. Fleskens
  • mr. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in drugszaken met betrekking tot amfetamineproductie

In de ontnemingszaak tegen de betrokkene, geboren in 1999, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2021 uitspraak gedaan. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het in crimineel verband voorbereiden van de productie van amfetamine in een drugslab. De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, vorderden ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de procedure werd er gediscussieerd over de hoogte van de ontnemingsvordering, waarbij de officieren van justitie stelden dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moest worden op € 15.000,00, terwijl de verdediging aanvoerde dat de vordering afgewezen moest worden omdat de rol van de betrokkene gering was en hij geen voordeel had genoten.

De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de betrokkene voordeel had genoten uit de productie van MDMA, en dat er onvoldoende bewijs was dat er opbrengst was gegenereerd uit de productie van amfetamine. De rechtbank verwees naar bewijsstukken, waaronder tapgesprekken en bevindingen van de politie, die aantoonden dat de productie niet succesvol was geweest. De rechtbank concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de betrokkene enig voordeel had verkregen uit de strafbare feiten en wees de vordering af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-196040-19 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 22 april 2021
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
(hierna te noemen: betrokkene)
raadsman mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg

1.De procedure

Betrokkene is bij uitspraak van heden door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor onder andere, kort gezegd, het in crimineel samenwerkingsverband (voorbereiden van het) produceren van amfetamine in een drugslab in Esch tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, hebben ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Zij hebben bij conclusie van eis van
30 oktober 2020 gepersisteerd bij deze vordering. De verdediging heeft bij conclusie van antwoord van 1 december 2020 haar standpunt kenbaar gemaakt, waarop de officieren van justitie bij conclusie van repliek van 8 januari 2021 hebben gereageerd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25, 28 en 29 januari 2021, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 april 2021.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de hoogte van de ontnemingsvordering dient te worden gematigd, nu in de hoofdzaak partiële vrijspraak is gevorderd voor de productie van MDMA. Door de kosten van de chemicaliën en de productiekosten van de opbrengst van de amfetaminepasta af te trekken kan het totale wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de amfetamineproductie naar hun mening worden vastgesteld op € 110.173,80. Nu het daadwerkelijk door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden vastgesteld, dient het bedrag – gelet op zijn rol van laborant bij dit lab – te worden geschat op € 15.000,00.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging voert primair aan dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat de rol van betrokkene zeer gering is geweest en hij geen voordeel heeft verkregen. Subsidiair wordt aangevoerd dat de berekening waar het Openbaar Ministerie van uitgaat onjuist is, aangezien de kosten te laag zijn ingeschat.

4.Het oordeel van de rechtbank

Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene voordeel heeft genoten uit de productie van MDMA. Het lijkt erop dat er in het lab in Esch wel MDMA is geproduceerd maar niet kan worden vastgesteld dat dit in de bewezenverklaarde periode is geweest. Wel kan op basis van voornoemd vonnis worden vastgesteld dat er amfetamine is geproduceerd en dat betrokkene zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen bij voornoemd vonnis in de hoofdzaak is de rechtbank echter van oordeel dat niet is gebleken dat er opbrengst is gegenereerd met de productie van amfetamine. Zij verwijst hierbij in het bijzonder naar het tapgesprek tussen [naam 1] en [naam 2] op 2 juli 2019, waarin wordt aangegeven dat door problemen bij de productie de stekker eruit wordt getrokken ondanks het verlies dat zij hierdoor lijden. [1] Ook blijkt uit de bevindingen van de politie met betrekking tot de op 3 juli 2019 aangetroffen laboratoriumopstelling dat er branders ontbraken, waardoor dat productieproces niet tot het gewenste resultaat zou hebben kunnen leiden. [2] Zelfs als er opbrengst is gegenereerd kan de rechtbank niet vaststellen dat betrokkene een deel van de eventuele opbrengst uit de productie heeft ontvangen.
Concluderend acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk dat betrokkene enig voordeel heeft verkregen uit door hem gepleegde strafbare feiten of uit soortgelijke feiten en zij zal daarom de vordering van de officieren van justitie afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officieren van justitie d.d. 7 augustus 2020, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen en mr. Van Beek, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2021.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, ZBRAA19010 Kandinsky, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Map 21, pagina 357 e.v.