ECLI:NL:RBZWB:2021:2028

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
02-295597-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. Fleskens
  • mr. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in drugszaken met betrekking tot amfetamineproductie

In de ontnemingszaak tegen de betrokkene, geboren in 1957, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2021 uitspraak gedaan. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het voorbereiden van de productie van amfetamine in een drugslab in Esch. De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, vorderden ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zittingen in januari en februari 2021 hebben beide partijen hun standpunten gepresenteerd. De officieren van justitie stelden dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moest worden op € 15.000,00, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen grondslag was voor de ontnemingsvordering, omdat er nog geen onherroepelijk vonnis in de hoofdzaak was.

De rechtbank oordeelde dat er geen onherroepelijk vonnis vereist is voor het indienen van een ontnemingsvordering. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene voordeel had genoten uit de productie van MDMA of amfetamine. Ondanks dat er aanwijzingen waren dat er MDMA was geproduceerd, kon niet worden vastgesteld dat dit in de bewezenverklaarde periode was gebeurd. De rechtbank verwierp de vordering van de officieren van justitie en wees deze af, omdat niet aannemelijk was dat de betrokkene enig voordeel had verkregen uit de strafbare feiten.

De beslissing van de rechtbank was dat de vordering van de officieren van justitie, gedateerd 6 augustus 2020, tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd afgewezen. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffiers mr. Van Eekelen en mr. Van Beek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-295597-19 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 22 april 2021
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
(hierna te noemen: betrokkene)
raadsman mr. J. Zaim, advocaat te Utrecht

1.De procedure

Betrokkene is bij uitspraak van heden door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het, kort gezegd, in crimineel samenwerkingsverband (voorbereiden van het) produceren van amfetamine in een drugslab in Esch tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officieren van justitie, mr. Smale en mr. Gimbrère, hebben ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Zij hebben bij conclusie van eis van
30 oktober 2020 gepersisteerd bij deze vordering.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25, 26 en 28 januari 2021 en
2 februari 2021, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op
22 april 2021.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de hoogte van de ontnemingsvordering dient te worden gematigd, nu in de hoofdzaak partiële vrijspraak is gevorderd voor de productie van MDMA. Door de kosten van de chemicaliën en de productiekosten van de opbrengst van de amfetaminepasta af te trekken kan het totale wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de amfetamineproductie naar hun mening worden vastgesteld op € 110.173,80. Nu het daadwerkelijk door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden vastgesteld, dient het bedrag – gelet op zijn rol van laborant bij dit lab – te worden geschat op € 15.000,00.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging voert primair aan dat de officieren van justitie niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de ontnemingsvordering, omdat hiervoor geen grondslag is. Er is namelijk nog geen sprake van een onherroepelijk vonnis in de hoofdzaak. Subsidiair voert de raadsman aan dat de vordering moet worden afgewezen dan wel op nihil dient te worden gesteld, omdat betrokkene geen voordeel heeft verkregen. Meer subsidiair wordt verzocht rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat betrokkene geen draagkracht heeft om enig bedrag aan de Staat te betalen.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt allereerst vast dat artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht niet verlangt dat er onherroepelijk vonnis is gewezen in de hoofdzaak om een ontnemingsvordering in te kunnen dienen en te beoordelen. Zij verwerpt daarom het verweer van de verdediging op dit punt. De officieren van justitie zijn ontvankelijk in hun vordering.
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat betrokkene voordeel heeft genoten uit de productie van MDMA. Het lijkt erop dat er in het lab in Esch wel MDMA is geproduceerd maar niet kan worden vastgesteld dat dit in de bewezenverklaarde periode is geweest. Wel kan op basis van voornoemd vonnis worden vastgesteld dat er amfetamine is geproduceerd en dat betrokkene zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen bij voornoemd vonnis in de hoofdzaak is de rechtbank echter van oordeel dat niet is gebleken dat er opbrengst is gegenereerd met de productie van amfetamine. Zij verwijst hierbij in het bijzonder naar het tapgesprek tussen [Naam] en [Naam] op 2 juli 2019, waarin wordt aangegeven dat door problemen bij de productie de stekker eruit wordt getrokken ondanks het verlies dat zij hierdoor lijden. [1] Ook blijkt uit de bevindingen van de politie met betrekking tot de op 3 juli 2019 aangetroffen laboratoriumopstelling dat er branders ontbraken, waardoor dat productieproces niet tot het gewenste resultaat zou hebben kunnen leiden. [2] Zelfs als er opbrengst is gegenereerd kan de rechtbank niet vaststellen dat betrokkene een deel van de eventuele opbrengst uit de productie heeft ontvangen.
Concluderend acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk dat betrokkene enig voordeel heeft verkregen uit door hem gepleegde strafbare feiten of uit soortgelijke feiten en zij zal daarom de vordering van de officieren van justitie afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officieren van justitie d.d. 6 augustus 2020, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen en mr. Van Beek, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2021.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, ZBRAA19010 Kandinsky, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Map 21, pagina 357 e.v.