10.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan hetgeen hem
primair is tenlastegelegd;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1998.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarde van
het contactverbod dadelijk uitvoerbaaris;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten kleding en schoeisel (goednummers: PL2000-2020093713-2183030, -2183027, -2183032,
-2183035, -2183037 en -2183040) en een telefoon, merk Apple IPhone (goednummer PL2000-2020093713-2183038);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 3.917,16, waarvan € 917,16 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, voor wat betreft het eigen risico van de zorgverzekering van € 317,16 vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening en voor wat betreft het overige vanaf 14 april 2020 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , € 3.917,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, voor wat betreft het eigen risico van de zorgverzekering van € 317,16 vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag der voldoening en voor wat betreft het overige vanaf 14 april 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 49 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- gelast de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Goossens en mr. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 april 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.