ECLI:NL:RBZWB:2021:2069

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5759
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving tegen overtredingen op Camping [naam camping]

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, wonende nabij Camping [naam camping], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 19 februari 2020, waarin het verzoek om handhavend op te treden tegen vermeende overtredingen door Camping [naam camping] werd afgewezen. Eiser stelt dat de camping illegaal wordt bewoond en dat er overlast is van honden en geluid. Tijdens de zitting op 15 maart 2021 heeft eiser zijn gronden met betrekking tot zwembad, parkeren en hondenoverlast laten vallen, omdat er concrete plannen zijn gepresenteerd om deze problemen op te lossen. De rechtbank oordeelt dat het college niet bevoegd is om handhavend op te treden, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er overtredingen zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5759 GEMWT

uitspraak van 26 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Camping [naam camping], te [plaatsnaam] ,
gemachtigde: mr. M.M.A.A. van Oosterhout.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 19 februari 2020 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen overtredingen van derde partij Camping [naam camping] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 maart 2021. Daarbij waren aanwezig eiser en zijn zoon [naam zoon] , [naam vertegenwoordiger vwr] en [naam vertegenwoordiger vwr2] namens het college en namens Camping [naam camping] [naam vertegenwoordiger 3e partij] en de gemachtigde.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser woont op een perceel dat grenst aan Camping [naam camping] . Op 14 oktober 2017 heeft hij verzocht om handhavend op te treden tegen overlast die hij van de camping en de campinggasten ondervindt. Volgens eiser is de camping ook buiten het zomerseizoen geopend en wordt er het hele jaar door permanent gewoond. Er staan meer caravans dan toegestaan, waardoor elders weer parkeeroverlast ontstaat maar waardoor ook de brandcompartimentering niet meer in overeenstemming met de regelgeving is. Voorts ondervindt eiser overlast van de vele honden die op de camping gehouden worden en is er geluidsoverlast vanwege discofeesten in de kantine.
Bij het primaire besluit van 11 december 2018 heeft het college het verzoek gedeeltelijk ingewilligd en gedeeltelijk afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard omdat volgens het college geen overtredingen meer zijn geconstateerd.

2. Algemeen toetsingskader

De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat het college slechts dan tot handhavingsbesluiten kan komen als er, na gedegen onderzoek, overtredingen zijn vastgesteld. Daar waar het college geen overtredingen heeft kunnen vaststellen, ontbreekt de bevoegdheid tot handhaving. Als eiser van mening is dat in die gevallen toch sprake is van een of meer overtredingen, dan ligt het op de weg van eiser om die vermeende overtredingen aannemelijk te maken.
3.
Zwembad, parkeren, honden
Ter zitting is van de zijde van eiser verklaard dat zijn gronden met betrekking tot het zwembad, parkeren en de overlast van honden zullen worden opgelost. Bij de camping komt een nieuwe hondenuitlaatplaats en een nieuwe openbare parkeerplaats, waar ook de zwembadgasten kunnen parkeren. Nu hij ziet dat er concrete plannen zijn om deze problemen op te lossen, laat hij zijn verzoek om handhaving ten aanzien van deze onderwerpen vallen. Dit behoeft dan ook geen bespreking meer.
4.
Vuilcontainers, openingstijden
Ten aanzien van deze onderwerpen stelt eiser dat in het verleden op basis van de Hinderwet en de Wet op de Openluchtrecreatie hier regels over waren gesteld. Eiser erkent echter ook dat deze wetten en daarmee ook deze regels zijn vervallen, zodat er ook geen sprake meer kan zijn van overtreding van die regels.
Ten aanzien van de plaatsing van vuilcontainers en openingstijden van de camping zijn ook geen regels in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid’ opgenomen. Dat had eiser in de procedure met betrekking tot het bestemmingsplan kunnen aanvoeren, maar dat heeft hij niet gedaan. Verder gelden de regels over geur- en afvalstoffen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar daarvan heeft het college geen overtredingen geconstateerd. Nu eiser evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat het Activiteitenbesluit milieubeheer is overtreden, is niet komen vast te staan dat er wettelijke voorschriften zijn overtreden. Het college is derhalve niet bevoegd om op deze punten handhavend op te treden.
5.
Illegale bewoning
Volgens eiser vindt er continu illegale bewoning plaats op de camping. Veel mensen verblijven langer dan zes maanden op de camping. Permanente bewoning is verboden op grond van het bestemmingsplan. Nu ondervindt eiser jaarrond overlast van de campinggasten.
De toezichthouder van het college heeft bij de controle één situatie aangetroffen waarbij iemand zijn hoofdverblijf op de camping had. Deze persoon stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Voordat het college hiertegen heeft kunnen optreden, was deze persoon vertrokken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die persoon langer dan 6 maanden op de camping heeft verbleven. Ter zitting hebben de gemachtigden van het college nog aangegeven dat op dat moment een echtpaar tijdelijk stond ingeschreven op de camping in de BRP, omdat hun woning verbouwd werd. Nadat die verbouwing is afgerond, is de verwachting dat dat echtpaar weer van de camping zal vertrekken. Van structurele permanente bewoning is het college in ieder geval niet gebleken.
Volgens [naam vertegenwoordiger 3e partij] is permanente bewoning (langer dan zes maanden) absoluut niet toegestaan op de camping en wordt door de camping streng op naleving van die regel toegezien..
De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van permanente bewoning op de camping en dus van een overtreding naar aanleiding waarvan het college handhavend moet optreden. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat mensen er jaarrond of langer dan zes maanden wonen. De enkele stelling dat er het hele jaar licht brandt, betekent nog niet dat dezelfde mensen daar permanent wonen. Het college heeft het handhavingsverzoek van eiser op dit punt terecht afgewezen.
6.
Brandveiligheid
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de brandveiligheid op de camping nog steeds niet op orde is. De brandcompartimentering wordt volgens hem niet in acht genomen.
De rechtbank stelt vast dat de brandweer in de rapportage van 3 juli 2018 een aantal overtredingen heeft geconstateerd. Dit heeft geleid tot het opstellen van een integraal veiligheidsplan voor Camping [naam camping] . Op 1 oktober 2019 meldt de brandweer dat tijdens de hercontrole op 25 september 2019 de situatie aan de hand van het veiligheidsplan is beoordeeld en dat alle openstaande punten uit het eerdere bezoek door middel van deze rapportage is opgepakt/opgelost. De aanwezigheid van een bluswatervoorziening is nog wel een punt van aandacht. Daarbij wijst de brandweer op artikel 6.30, eerste lid, van Bouwbesluit 2012: “Een bouwwerk heeft een toereikende bluswatervoorziening. Dit geldt niet indien de aard, ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist.”
Bij de hercontrole op 25 september 2019 was ook ing. I. de Hoogen van Fire Consultants B.V. aanwezig. De Hoogen heeft in een reactie van 27 januari 2021 een toelichting gegeven op het ontbreken van de afstanden van 3 meter en 5 meter en waarom dat in dit geval geen probleem is. Met een verwijzing naar artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 en 1.4 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (Bbgbop) geeft hij aan dat ook op een andere manier dan op basis van afstanden de 20 resp. 30 minuten weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) bereikt kan worden. Hieraan liggen vuurlastberekeningen en berekeningen van de stralingswarmte ten grondslag. De conclusie van Fire Consultants B.V. is dat de huidige opstelling van de camping voldoet.
De rechtbank is van oordeel dat het college de rapporten van de brandweer en Fire Consultants B.V. aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet heeft kunnen baseren op deze adviezen, nu zowel de brandweer als Fire Consultants B.V. ter zake deskundig moeten worden geacht. Het had op de weg van eiser gelegen om deze rapporten met een deskundig tegenrapport te betwisten. Het handhavingsverzoek van eiser is ook op dit punt terecht afgewezen.
7.
Conclusie
Nu de beroepsgronden van eiser niet slagen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 26 april 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.