ECLI:NL:RBZWB:2021:2121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
02-032582-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Boer
  • A. Beudeker
  • J. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van poging tot doodslag en andere verkeersdelicten door met auto tegen politieauto's te rijden

Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 februari 2021 op de A16 betrokken was bij een achtervolging door de politie. De verdachte werd verdacht van onder andere poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en bedreiging, doordat hij met zijn auto tegen politieauto's aanreed die hem achtervolgden. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de politieagenten. Wel werd de bedreiging bewezen bij drie van de zeven aanrijdingen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in ernstige mate de verkeersregels had geschonden, wat gevaar voor anderen met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de bedreiging en de verkeersdelicten werden wel bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/032582-21
vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte](ook bekend onder de naam [verdachte] )
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, dan wel Frankrijk,
gedetineerd in het PPC te Vught
raadsman mr. B.P.A. van Beers, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. De Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 3 februari 2021:
feit 1: opzettelijk met zijn auto tegen een aantal voor en/of naast hem rijdende politieauto’s is aangereden; dit feit is in verschillende juridische varianten ten laste gelegd;
feit 2: zodanig op de A-16 heeft gereden dat hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor andere weggebruikers gevaar liepen op de dood of zwaar letsel;
feit 3: opzettelijk twee politieauto’s heeft beschadigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de inhoud van het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten. Hij is van mening dat (voorwaardelijk) opzet op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten niet aanwezig is geweest.
Ten aanzien van de feiten 1 meer subsidiair (bedreiging), 2 (artikel 5a Wegenverkeerswet 1994, hierna WVW) en 3 (vernieling) refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman merkt nog wel op dat bij alle feiten niet bewezen kan worden dat die plaats hebben gevonden in Rotterdam en Dordrecht, nu daar geen aanrijdingen en gevaarlijke rijgedrag hebben plaatsvonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feitelijke gedragingen
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige feiten en omstandigheden, die uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijken, stelt de rechtbank het volgende vast met betrekking tot de gebeurtenissen op de A-16 op 3 februari 2021.
Op 3 februari 2021 omstreeks 19.43 uur reden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (als eenheid [naam 1] ) in hun herkenbare politievoertuig, een Snel Interventie Voertuig (hierna: SIV), op de snelweg A-16 toen zij een melding kregen dat een gestolen voertuig (een Hyundai met Frans kenteken [kenteken 1] ) op de A-16 reed. In deze Hyundai reed verdachte als bestuurder. Genoemde verbalisanten zagen dat dit voertuig bij Rotterdam de van Brienenoordbrug passeerde, op de A-16 reed in zuidelijke richting. Zij besloten dit voertuig op te vangen en aan een controle te onderwerpen. Zij zagen het voertuig om 19.49 uur bij Hendrik-Ido-Ambacht passeren, waarna deze verbalisanten de A-16 opgereden zijn om achter de Hyundai aan te rijden. Nadat zij de Moerdijkbrug gepasseerd waren, sloot de eenheid [naam 4] (bestaande uit verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ) met hun eigen SIV achter hen aan.
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben even later de Hyundai van verdachte gepasseerd en verdachte een stopteken gegeven middels de Franse tekst “Suivre police” (“Volg politie”). Zij wilden verdachte laten volgen tot aan verzorgingsplaats “ [naam 2] ”. Toen verdachte de verbalisanten niet volgde richting de verzorgingsplaats, heeft de politie ook nog blauw zwaailicht gevoerd. Verdachte volgde hen niet maar ging steeds langzamer rijden en slingerde van de ene naar de andere rijstrook. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn toen ook slingerend gaan rijden om te voorkomen dat verdachte hen voorbij zou rijden. Zij voelden even later dat hun SIV aan de achterzijde licht geraakt werd door de Hyundai. Zij reden toen ongeveer 60 à 70 kilometer per uur (
aanrijding 1).
Verdachte vermeerderde vervolgens snelheid tot circa 200 à 220 km/uur en passeerde in de tussentijd de SIV van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Op een gegeven moment reed de SIV van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] links naast de Hyundai. Verdachte reed toen met een gelijke snelheid naast hen en reed met een sturende beweging naar links met een snelheid van ongeveer 100 tot 120 km/uur tegen de rechter voorzijde van de SIV van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , waarbij de rechter voorzijde begon te trillen (
aanrijding 2). Zij kwamen vervolgens achter de Hyundai van verdachte te rijden.
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden in hun SIV even later voor de Hyundai op rijstrook 1, terwijl de SIV van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] rechts naast de Hyundai reed. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] probeerden door te remmen de Hyundai tot stilstand te brengen. Verdachte reed toen tegen de naast hem rijdende SIV van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] aan (
aanrijding 3).
Ter hoogte van de afslag Breda/Prinsenbeek reden meerdere politievoertuigen, zowel herkenbare als onherkenbare, met blauw zwaailicht de A-16 op. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden op een gegeven moment op rijstrook 2 naast de op rijstrook 1 rijdende Hyundai, terwijl een andere politie-eenheid vóór de Hyundai reed. Met een onbekende snelheid bewoog de Hyundai naar rechts, vermeerderde snelheid en reed weg. Verdachte raakte met de rechterachterzijde van de Hyundai de SIV van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] links voor (
aanrijding 4).
De Hyundai reed weg naar rijstrook 3 en verplaatste zich ter hoogte van de afslag Rijsbergen naar de uitvoegstrook/vluchtstrook en passeerde hierop een aantal vrachtwagens. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden de Hyundai voorbij en stopten aan het einde van de uitvoegstrook op de vluchtstrook om de Hyundai tot stoppen te brengen. Verdachte stopte echter niet en passeerde hen aan de rechter zijde, waarbij hij de SIV van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] raakte aan de rechterzijde en de rechter buitenspiegel van hun SIV afreed (
aanrijding 5).
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben met hun (onherkenbare) dienstvoertuig positie ingenomen voorbij de afrit Rijsbergen. Zij hoorden dat het klemrijden van de Hyundai mislukt was en dat de Hyundai doorreed richting de Belgische grens. Zij zagen de Hyundai met hoge snelheid passeren en zagen dat er twee SIV’s bij reden. De Hyundai reed op rijstrook 1 met één SIV voor en één SIV achter de Hyundai. [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zijn rechts naast de Hyundai gaan rijden, waardoor de Hyundai aan drie zijden was omsloten door politievoertuigen. Verdachte kwam met de Hyundai met een snelheid van 150 km/uur naar rechts richting het voertuig van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] en raakte hun voertuig aan de linkerzijde, waardoor hun voertuig enigszins slingerde (
aanrijding 6).
De Hyundai probeerde vervolgens weg te komen, maar slipte en spinde rond richting de vluchtstrook. Even later voelden [verbalisant 5] en [verbalisant 6] tweemaal een aanrijding aan de achterzijde en rechts achter van hun voertuig (
aanrijding 7).
[verbalisant 5] heeft zijn dienstvoertuig ingestuurd richting de vangrail aan de vluchtstrook, waarna de Hyundai in de rechterflank reed van zijn dienstvoertuig en daar klem kwam te zitten.
Uit een bloedtest bij verdachte is gebleken dat het gehalte THC (door het roken van cannabis) 1,2 microgram per liter bloed bedroeg en dat het gehalte ethanol (door het drinken van bier) 0,42 milligram per milliliter bloed bedroeg.
Feit 1: poging doodslag (primair) en poging zware mishandeling (subsidiair)
De vraag is allereerst of op grond van de gedragingen van verdachte kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de dood van de politieagenten, of op het toebrengen van zwaar letsel. De rechtbank zal hierna eerst het juridisch kader van (voorwaardelijk) opzet op de dood of op zwaar lichamelijk letsel bespreken, waarna de gedragingen van verdachte aan de hand van dat kader beoordeeld zullen worden.
Vol opzet
De rechtbank overweegt dat er geen bewijs voorhanden is dat verdachte zijn gedragingen willens en wetens op de dood van (een van) de politieagenten, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij hen, heeft gericht. Verdachte heeft ook ontkend dat dat zijn bedoeling was. De rechtbank gaat er in het navolgende van uit dat van vol opzet voor het primair en subsidiair tenlastegelegde geen sprake is.
Voorwaardelijk opzet
Juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood of zwaar lichamelijk letsel van een ander – aanwezig wanneer de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Uit die rechtspraak kan worden afgeleid dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg drie condities dienen te zijn vervuld. Dat zijn:
(1) de berispelijke gedraging heeft
een aanmerkelijke kansop een bepaald gevolg in het leven geroepen;
(2) de verdachte heeft ten tijde van de gedraging
wetenschapgehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg door zijn gedraging zal intreden. Met andere woorden, de verdachte is zich van die aanmerkelijke kans
bewustgeweest;
(3) de verdachte heeft die aanmerkelijke kans ten tijde van de gedraging
aanvaard, c.q.
op de koop toegenomen.
Wat betreft het bewijs van de ‘aanmerkelijke kans’ op zwaar lichamelijk letsel of de dood moeten zodanige omstandigheden vastgesteld kunnen worden, waaruit kan volgen dat en in welke mate een ongeval met dergelijk letsel, respectievelijk met een dodelijke afloop waarschijnlijk was. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2015:132 en ECLI:NL:HR:2016:2075) volgt dat de combinatie van het maken van stuurbewegingen richting een andere auto, het daadwerkelijk raken van die andere auto, terwijl gereden wordt met een bepaalde snelheid, op zichzelf nog niet voldoende is om vast te stellen dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood.
Beoordeling aanrijdingen
Ten aanzien van alle aanrijdingen geldt dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van de verbalisanten. Weliswaar kan vastgesteld worden dat verdachte stuurbewegingen heeft gemaakt richting verschillende herkenbare en onherkenbare politievoertuigen, dat hij daarbij steeds met een behoorlijke snelheid reed en dat hij in ieder geval zeven keer een politieauto heeft geraakt. Echter, deze omstandigheden op zich zijn niet voldoende om op basis daarvan te concluderen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Er zijn daarnaast in het dossier geen of onvoldoende andere aanwijzingen aanwezig op basis waarvan de rechtbank tot de conclusie kan komen dat er een risico was op een zodanige aanrijding met of crash van de betrokken politievoertuigen, dat daarbij de kans op zwaar lichamelijk letsel of zelfs de dood van een van de betrokken verbalisanten aanmerkelijk was. Het dossier bevat met name geen informatie over obstakels op of langs de weg, verkeersdrukte, weersomstandigheden, zicht of andere relevante informatie op basis waarvan de kans op een ongeval met ernstige afloop aanmerkelijk zou kunnen zijn. Bij dat oordeel speelt ook een rol dat sprake is geweest - in elk geval bij de SIV’s – van zware en extra beveiligde auto’s, waardoor in het algemeen een lager risico bestaat om aan een verkeersongeval te overlijden dan bij inzittenden van lichtere voertuigen. De rechtbank heeft meer feiten en omstandigheden nodig in het dossier om de ernst van de mogelijke gevolgen van de aanrijdingen te kunnen beoordelen.
Dat het een heftige en gevaarlijke ervaring is geweest voor de betrokken politieagenten staat buiten kijf. Dat op zichzelf rechtvaardigt echter, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, niet de conclusie dat sprake is van poging doodslag of poging tot zware mishandeling. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Feit 1: bedreiging (meer subsidiair)
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met de dood of met zware mishandeling is in een geval als in de onderhavige zaak vereist, dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zijn leven zou verliezen, dan wel dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Het opzet van de verdachte moet daarop ook zijn gericht, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Beoordeling aanrijdingen 1 tot en met 3
De rechtbank acht de tenlastegelegde bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht bij de aanrijdingen 1 tot en met 3 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van aanrijding 1 stelt de rechtbank vast dat verdachte niet van plan was om te stoppen naar aanleiding van het stopteken, gegeven door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . De rechtbank ziet in deze aanrijding niet alleen maar een poging, zoals verdachte heeft aangevoerd, om te ontkomen aan de politie. Gelet op de snelheid waarmee gereden werd en de wijze waarop verdachte de SIV aanreed, namelijk tegen de achterkant van de politieauto, terwijl de twee auto’s al slingerend van rijbaan naar rijbaan gingen waarbij de verbalisanten probeerden om verdachte zover te krijgen dat hij mee zou rijden naar de verzorgingsplaats, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een agressieve sfeer en beangstigende situatie, doordat verdachte door zijn manier van rijden duidelijk maakte dat hij niet zonder meer van plan was om achter de verbalisanten aan te rijden. Gelet op de omstandigheden bestond een aanmerkelijke kans dat bij de verbalisanten de redelijke vrees kon ontstaan dat zij gedood zouden worden door het handelen van verdachte. Verdachte heeft zijn auto ingezet als middel om de bedreiging mee uit te voeren en daarmee stelt de rechtbank vast dat hij de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten zich bedreigd zouden voelen ook bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van aanrijdingen 2 en 3 geldt ook dat uit de verrichte handelingen niet blijkt dat verdachte alleen maar probeerde te ontkomen. Hij heeft bij deze aanrijdingen opnieuw een zodanige situatie gecreëerd, dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat bij de betrokken verbalisanten de redelijke vrees zou ontstaan dat zij zouden verongelukken, welke kans verdachte ook bewust heeft aanvaard. Voor beide aanrijdingen geldt dat de verbalisanten hebben gezien dat verdachte, terwijl de politieauto naast hem reed, zijn auto naar die van de verbalisanten stuurde. In het geval van aanrijding 2 gebeurde dat met een forse snelheid, namelijk zo’n 100 tot 120 kilometer per uur. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben zich bij deze aanrijding ook daadwerkelijk bedreigd gevoeld. Bij aanrijding 3 is niet helder wat de snelheid precies was – namelijk of deze 50 tot 80 kilometer per uur, 100 tot 120 of zelfs nog meer bedroeg – maar gelet op de scherpe stuurbeweging die verdachte maakte, doet voor het bedreigende karakter ervan de exacte snelheid niet ter zake. Door aldus te handelen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de verbalisanten de redelijke vrees zou ontstaan dat zij gedood zouden worden.
Aanrijdingen 4 tot en met 7
Voor de aanrijdingen 4 tot en met 7 is voor de rechtbank op basis van het dossier voldoende duidelijk dat verdachte de bedoeling had om weg te komen bij de hem achtervolgende politieauto’s, zoals hij op zitting heeft verklaard. De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende aanwijzingen dat verdachte in deze gevallen doelbewust tegen de politieauto’s is aangereden en daarbij zijn auto als een soort wapen heeft gebruikt. Uit de feiten blijkt dat verdachte niet met zijn auto is ingereden op de politieauto’s maar heeft geprobeerd aan die auto’s te ontkomen, door diverse malen te proberen via een (te) kleine ruimte weg te rijden. Daarbij heeft hij in een aantal gevallen, terwijl hij met ongeveer dezelfde snelheid naast een politieauto reed, die politieauto aan de zijkant geraakt c.q. geschampt (aanrijdingen 4 en 6). Bij aanrijding 5 raakte verdachte bij het passeren op de vluchtstrook een daar rijdende SIV, waarbij hij de rechter voorspiegel van die SIV eraf reed. Bij aanrijding 7 spinde verdachte met zijn auto nadat hij opnieuw had geprobeerd te ontkomen en tikte hij met een onbekende snelheid een politieauto van achteren twee keer aan.
Het rijgedrag van verdachte dat heeft geleid tot de aanrijdingen 4 tot en met 7 karakteriseert de rechtbank als een serie gevaarlijke verkeersmanoeuvres om weg te komen, waarbij verdachte volstrekt onverantwoord heeft gehandeld. De rechtbank leidt uit het dossier echter niet af dat verdachte hierbij handelingen heeft gepleegd die als bedreiging kunnen worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van de aanrijdingen 4 tot en met 7 zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2 (artikel 5a WVW)
De rechtbank moet in verband met het onder 2 ten laste gelegde feit beoordelen of de verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels
De verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Daarbij gaat het volgens de officier van justitie om de gedragingen van verdachte zoals deze in de tenlastelegging onder 2 zijn weergegeven. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte die gedragingen inderdaad heeft verricht, met uitzondering van het zich door voertuigen te duwen en die daarbij te raken (5e gedachtestreepje, waarvan de rechtbank begrijpt dat het daar gaat om andere voertuigen dan politieauto’s). De rechtbank acht namelijk niet bewezen dat verdachte is ingereden op voertuigen of politieauto’s en ook niet dat verdachte met zijn auto andere voertuigen (dan politieauto’s) heeft geduwd of geraakt.
De bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als het schenden van de verkeersregels, zoals bedoeld in artikel
5a WVW. In dat artikel is een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte onder die gedragingen van artikel 5a WVW.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Een dergelijke omstandigheid is ook – op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW – de mate waarin de verdachte onder invloed verkeerde van een stof die de rijvaardigheid kan verminderen.
In deze zaak gaat het om gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, terwijl de verdachte zodanig onder invloed was van alcohol en THC dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bewijsmiddelen vermelde verkeersgedragingen opzettelijk zijn gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wilde stoppen voor de politieauto’s en met wisselende snelheden, waaronder met hoge snelheid, heeft gereden om weg te komen. Daarbij heeft hij een aantal politieauto’s geraakt. Ook voor het onder invloed van drugs en alcohol rijden geldt dat verdachte dit opzettelijk heeft gedaan.
Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten volgens de wetgever de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezen verklaarde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat op een snelweg door het vertonen van het hiervoor beschreven rijgedrag, op een doordeweekse dag omstreeks 20.00 uur; een tijdstip waarop daar naar verwachting ander verkeer aanwezig is. De rechtbank acht dan ook bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
De rechtbank acht daarmee het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk een politieauto met kenteken [kenteken 2] heeft beschadigd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de bij dit proces-verbaal gevoegde foto’s maakt de rechtbank op dat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden in de auto met kenteken [kenteken 2] en dat die auto aan de linker- en rechter voorzijde is beschadigd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat (in elk geval een deel van) die schade is ontstaan door verdachte toen hij met zijn auto tegen de politieauto van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aanreed (aanrijdingen 1, 4 en 5 zoals hierboven bij de feiten is weergegeven). Verdachte heeft minst genomen het voorwaardelijk opzet op die aanrijdingen gehad. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat tenminste één ander dienstvoertuig is beschadigd, namelijk de SIV waarin verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] reden. Hoewel uit het dossier niet blijkt dat deze auto het kenteken draagt dat in de tenlastelegging is genoemd, namelijk [kenteken 3] , staat wel vast dat in ieder geval twee auto’s zijn beschadigd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meerdere dienstvoertuigen, waaronder het dienstvoertuig met kenteken [kenteken 2] , heeft beschadigd.
Ten aanzien van alle feiten:
De rechtbank kan niet vaststellen in welke gemeenten de feiten zijn gepleegd. Wel staat vast dat het op de A16 was, na de Moerdijkbrug, gaande in zuidelijke richting. Om deze reden zal de rechtbank als plaats vaststellen: in Nederland.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. meer subsidiair:
op 3 februari 2021 op de A16, in Nederland,
- verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en
- verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en
- verbalisant [verbalisant 1] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en
- verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door als bestuurder van een personenauto (kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende over de Rijksweg A16 ( terwijl hij, verdachte, op de vlucht was voor en achtervolgd werd door politieambtenaren in opvallende surveillancevoertuigen van de politie) (meermalen) met voornoemde personenauto van richting heeft veranderd en in de richting heeft gestuurd van de naast hem, verdachte, rijdende opvallende surveillancevoertuigen waarin die verbalisanten [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zaten en daarbij (meermalen) tegen voornoemde opvallende surveillancevoertuigen is aangereden;
2
op 3 februari 2021 op de A16, in Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten en personenauto (kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, A16, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
- een langere periode/afstand met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, te rijden, en
- meermalen over een vluchtstrook te rijden, en
- meerdere door verbalisanten gegeven stoptekens te negeren en
- meermalen (met een hoge snelheid) op meer voertuigen in te rijden, en
- meermalen (met een hoge snelheid) meerdere politieauto‘s te passeren, en
- meermalen (met een hoge snelheid) van links naar rechts en/of rechts naar links te manoeuvreren, en
- meermalen (met een hoge snelheid) snelle/abrupte stuurbewegingen te maken,
en
- meermalen (met een hoge snelheid) op meerdere politieauto‘s in te rijden, en
- meermalen (met een hoge snelheid) tegen meerdere politieauto‘s, met daarin verbalisant [verbalisant 5] , en/of verbalisant [verbalisant 6] en/of verbalisant [verbalisant 3] en/of verbalisant [verbalisant 4] , en/of verbalisant [verbalisant 1] en/of verbalisant [verbalisant 2] , te rijden, waardoor die politieauto’s schade hebben opgelopen,
- terwijl het donker was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol en verdovende middelen verkeerde,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3
op 3 februari 2021 op de A16 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere dienstvoertuigen van de Nationale Politie (met onder meer kenteken: [kenteken 2] ), die aan een ander, te weten aan politie Landelijke Eenheid toebehoorden, heeft beschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is als kenteken van de auto waarin verdachte zich bevond steeds [kenteken 1] vermeld.
De rechtbank herstelt deze omissie en leest als kenteken [kenteken 1] zoals hiervoor in de bewezenverklaring is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt de vordering van de officier van justitie veel te hoog. Hij verwijst naar uitspraken van andere rechtbanken in soortgelijke zaken waar gevangenisstraffen van 4 maanden tot 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, is opgelegd en merkt op dat hij in deze zaak tot een mindere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een poging om aan de politie te ontkomen, schuldig gemaakt aan ernstige verkeersdelicten en aan bedreiging met de dood van een aantal politieambtenaren die verdachte achtervolgden, door tegen de politieauto’s waarin die ambtenaren zaten aan te rijden. Daarbij zijn meerdere politieauto’s beschadigd geraakt.
Verdachte heeft zich daarmee volstrekt onverantwoordelijk en gevaarlijk gedragen op de weg. Hij heeft welbewust onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang, om zich aan aanhouding te onttrekken, heeft laten prevaleren. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte in Frankrijk, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor verkeersdelicten, te weten het ontwijken van een verkeerscontrole. Verdachte heeft geen strafblad in Nederland.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring bij feit 1 van een poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Nu de rechtbank bij feit 1 daarentegen driemaal bedreiging van in totaal vier politieagenten bewezen acht, legt zij een substantieel lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Bij de aard en de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met straffen die eerder zijn opgelegd in vergelijkbare zaken. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten zijn gepleegd jegens politieagenten in functie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
9 maanden met aftrek van voorarrest passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Daarnaast acht de rechtbank ten aanzien van feit 2 het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar passend en noodzakelijk.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
waarbij bij feit 1 sprake is van eendaadse samenloop met feit 3;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Boer, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
29 april 2021.
De voorzitter en mr. Beudeker zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of Breda, althans op de A16, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk,
- verbalisant [verbalisant 5] , brigadier van politie Landelijke Eenheid, (hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten) en/of
- verbalisant [verbalisant 6] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 1] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid,
van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet als bestuurder van een personenauto (kenteken [kenteken 1] ),
daarmee rijdende over de Rijksweg A16 (met een snelheid van ongeveer 220 kilometer per uur, althans een hoge snelheid en/of (onder meer) over de vluchtstrook), terwijl hij, verdachte, op de vlucht was voor en/of achtervolgd werd door een of meer politieambtena(a)r(en) in een of meer (opvallend(e))
surveillancevoertuig(en) van de politie)(meermalen) met voornoemde personenauto abrupt hard heeft geremd en/of van richting heeft veranderd en/of naar rechts/links heeft gestuurd, in elk geval in de richting en/of van het naast hem, verdachte, rijdende (opvallend) surveillancevoertuig(en) waarin die verbalisant [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of (daarbij)
(meermalen) tegen voornoemde (opvallend) surveillancevoertuig(en) is aangereden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of Breda, althans op de A16, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan:
- verbalisant [verbalisant 5] , brigadier van politie Landelijke Eenheid, (hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten) en/of
- verbalisant [verbalisant 6] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 1] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet als bestuurder van een personenauto (kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende over de Rijksweg A16 (met een snelheid van ongeveer 220 kilometer per uur, althans een hoge snelheid en/of (onder meer) over de vluchtstrook), terwijl hij, verdachte, op de vlucht was voor en/of achtervolgd werd door een of meer
politieambtena(a)r(en) in een of meer (opvallend(e)) surveillancevoertuig(en) van de politie)(meermalen) met voornoemde personenauto abrupt hard heeft geremd en/of van richting heeft veranderd en/of naar rechts/links heeft gestuurd, in elk geval in de richting van en/of van het naast hem, verdachte, rijdende (opvallend) surveillancevoertuig(en) waarin die verbalisant [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of (daarbij) (meermalen) tegen voornoemde (opvallend) surveillance-voertuig(en) is aangereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of Breda, althans op de A16, in elk geval in Nederland,
- verbalisant [verbalisant 5] , brigadier van politie Landelijke Eenheid, (hoofdagent van Korps Landelijke Politiediensten) en/of
- verbalisant [verbalisant 6] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 1] , brigadier politie Landelijke Eenheid, en/of
- verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent politie Landelijke Eenheid,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een personenauto (kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende over de Rijksweg A16 (met een snelheid van ongeveer 220 kilometer per uur, althans een hoge snelheid en/of (onder meer) over de vluchtstrook), terwijl hij, verdachte, op de vlucht was voor en/of achtervolgd werd door een of meer politieambtena(a)r(en) in een of meer (opvallend(e)) surveillancevoertuig(en) van de politie)(meermalen) met voornoemde personenauto abrupt hard heeft geremd en/of van richting heeft veranderd en/of naar rechts/links heeft gestuurd, in elk geval in de richting van en/of het naast hem,
verdachte, rijdende (opvallend) surveillancevoertuig(en) waarin die verbalisant [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of (daarbij) (meermalen) tegen voornoemde (opvallend) surveillancevoertuigen is aangereden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Rotterdam en/of Dordrecht en/of Breda, althans op de A16, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten en personenauto (kenteken
[kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, A16, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
- een langere periode/afstand met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, te rijden, en/of
- meermalen (met een te hoge snelheid) over een vluchtstrook te rijden, en/of
- meerdere door verbalisanten gegeven stoptekens te negeren en/of,
- meermalen (met een hoge snelheid) op meer voertuigen in te rijden, en/of
- meermalen (vervolgens) (zich door) (met een hoge snelheid) meer van die voertuigen te duwen en die daarbij te raken, en/of
- meermalen (met een hoge snelheid) meerdere politieauto‘s en andere voertuigen te passeren, en/of
- meermalen (met een hoge snelheid) van links naar rechts en/of rechts naar links te manoeuvreren, en/of
- meermalen (met een hoge snelheid) snelle/abrupte stuurbewegingen te maken,
en/of
- meermalen (met een hoge snelheid) op meerdere politieauto‘s in te rijden, en/of
- meermalen (met een hoge snelheid) tegen meerdere politieauto‘s, met daarin verbalisant [verbalisant 5] , en/of verbalisant [verbalisant 6] en/of verbalisant [verbalisant 3] en/of verbalisant [verbalisant 4] , en/of verbalisant [verbalisant 1] en/of verbalisant [verbalisant 2] , te rijden en/of te botsen, waardoor die politieauto’s schade hebben opgelopen,
- terwijl het donker was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen verkeerde,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te BRotterdam en/of Dordrecht en/of Breda, althans op de A16, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere dienstvoertuigen van de Nationale Politie (met onder meer kenteken: [kenteken 2] en/of [kenteken 3] ), in elk geval enige goederen, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan politie Landelijke Eenheid toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt
- tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL20000-2021030502 van de politie Landelijke Eenheid, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 78.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , brigadier van politie Landelijke Eenheid, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, pagina 006, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 03 februari 2021, omstreeks 19:43 uur, waren wij in politie-uniform gekleed en reden wij in een herkenbaar politie Snel Interventie Voertuig (SIV) en surveilleerden wij op de autosnelweg A16 rechts ter hoogte van Ridderkerk. Wij kregen middels het digitale politie informatiesysteem ANPR, een melding dat een voertuig met Frans kenteken
[kenteken 1] , zijnde een grijze Hyundai Sonata met als code A87 reed. Wij zagen dat dit voertuig op de A16 te Rotterdam de van Brienenoordbrug passeerde en in onze richting reed. Wij weten dat code A87 betekent dat dit voertuig gestolen is. Derhalve besloten wij positie in te nemen bij verzorgingsplaats [naam 3] , te Hendrik-Ido-Ambacht, ten einde het voertuig op te vangen en aan een controle te onderwerpen.
Omstreeks 19:49 uur deze dag, zagen wij het voornoemde voertuig ons passeren op de snelweg A16 rechts. Vervolgens zijn wij de snelweg op gedraaid ten einde achter het voertuig aan te rijden om in afwachting van een tweede eenheid met herkenbaar politievoertuig een controle te kunnen uitvoeren.
Nadat wij de Moerdijkbrug gepasseerd waren, zagen wij dat de [naam 4] met hun voertuig achter ons aansloot. Na mobilofoon-contact met deze eenheid, besloten wij de Hyundai te passeren om dit voertuig een volgteken te geven met het stoptransparant aan de achterzijde van ons voertuig
.Toen wij de Hyundai passeerden, zagen wij dat er één persoon op de bestuurderstoel van de Hyundai zat. Nadat wij de Hyundai gepasseerd waren en ervoor reden, hebben wij met het stoptransparant aan de achterzijde van het voertuig in de Franse taal de tekst "politie volgen" getoond, te weten "Suivre police". Wij reden op dit moment op rijstrook 2. Wij zagen dat het Franse voertuig hierop snelheid minderde. Hierop zijn wij met ons voertuig van rijstrook twee naar rijstrook drie gewisseld. Wij zagen dat de Hyundai niet met ons mee wisselde van rijstrook, maar op rijstrook twee bleef rijden. Hierop hebben wij een seconde blauw zwaailicht gevoerd, teneinde ons duidelijk als politie kenbaar te maken. Wij zagen dat de bestuurder van de Hyundai nog steeds geen aanstalten maakte, met onze beweging mee te gaan. Wij zagen dat de Hyundai steeds langzamer ging rijden en heen en weer slingerde van rijstrook naar rijstrook
.Hierop zijn wij in slingerende beweging voor het voertuig mee gaan rijden, om te voorkomen dat hij ons voorbij zou rijden. Wij voelden op enig moment, dat ons dienstvoertuig aan de achterzijde door de Hyundai licht geraakt werd. Wij zagen vervolgens dat de bestuurder van de Hyundai nabij het puntstuk van de uitvoegstrook van verzorgingsplaats " [naam 2] " erg langzaam reed, maar niet stopte of aanstalten maakte om te volgen. Wij zagen dat het voertuig vervolgens snelheid vermeerderde en ons voertuig aan de linker zijde passeerde over rijstrook één. Wij zagen vervolgens dat de Hyundai bleef accelereren en dat de snelheid opliep tot ca 200 km/uur. Wij zagen dat de bestuurder van de Hyundai geen enkel moment aanstalten maakte om te stoppen. Wij zagen dat op de A16 rechts ter hoogte van afslag Breda/ Prinsenbeek, meerdere politie eenheden, met herkenbare en onherkenbare dienstvoertuigen blauw zwaailicht voerend de snelweg A16 rechts op reden. Wij zagen op enig moment dat een herkenbaar politievoertuig achter de Hyundai reed op rijstrook één. Wij zagen dat de Hyundai reed op rijstrook twee. Wij zagen dat het herkenbare politievoertuig op rijstrook één de Hyundai aan de linker zijde passeerde. Hierop zijn wij aan de rechter zijde naast de Hyundai gaan rijden. Wij zagen dat de Hyundai zich van rijstrook twee naar rijstrook één verplaatste. Vervolgens zagen wij dat van het politievoertuig voor de Hyundai de remlichten in werking traden en wij zagen dat de snelheid van het politievoertuig en de Hyundai verminderde. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , eveneens de snelheid van ons dienstvoertuig verminderd, om naast de Hyundai te blijven rijden ten einde het stoppen van de Hyundai af te dwingen.
Vervolgens zagen wij dat het stoppen niet lukte en dat de Hyundai een kans zag snelheid te vermeerderen en weg te rijden. Wij zagen en voelden, dat de Hyundai ons dienstvoertuig hierbij aan de linker voorzijde raakte. Wij zagen dat de Hyundai zich verplaatste van rijstrook één naar rijstrook drie. Wij zagen dat dit voertuig ter hoogte van afslag Rijsbergen verplaatste naar de uitvoegstrook/ vluchtstrook en hierover een aantal vrachtwagens passeerde. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb vervolgens het dienstvoertuig voorbij de Hyundai gereden en ben aan het einde van de uitvoegstrook op de vluchtstrook gaan rijden ten einde de Hyundai tot stoppen te dwingen. Wij zagen dat de bestuurder van de Hyundai hier geen gehoor aan gaf. Wij zagen dat de Hyundai ons aan de rechter zijde passeerde. Wij voelden dat de Hyundai hierbij ons dienstvoertuig raakte aan de rechter zijde. Wij zagen dat de Hyundai de rechterbuitenspiegel van ons dienstvoertuig af reed en er vervolgens weer vandoor ging. Wij zagen dat de snelheid van de Hyundai vervolgens weer opliep en dat hij diverse onherkenbare politievoertuigen welk blauw zwaailicht voerden, passeerde.
Omstreeks 20:03 uur zagen wij dat de Hyundai op de A16 rechts nabij knooppunt Galder aan de voorzijde werd klemgereden tussen een onherkenbaar politievoertuig en de geleiderail.
Nadat ons dienstvoertuig was weggetakeld heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , bij het takelbedrijf foto’s gemaakt van de schade aan ons dienstvoertuig. Deze foto's zijn in een fotobijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
2.
Een zestal foto’s, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 1. genoemde proces-verbaal bevindingen (pagina’s 008-010).
De rechtbank neemt op deze foto’s waar dat het gaat om een politieauto met het kenteken [kenteken 2] en dat deze auto schade heeft aan de linker en rechter voorzijde.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 006, inhoudende, zakelijk weergegeven, als aanvulling op de onder 1, weergegeven bevindingen:
Nadat wij voor de Hyundai zijn gaan rijden en de betrokken bestuurder een volgteken
gaven, zagen wij middels de achteruitkijkspiegels dat de Hyundai snelheid minderde,
maar geen aanstalten maakte daadwerkelijk te volgen richting verzorgingsplaats " [naam 2]
". Wij zagen dat de Hyundai slingerend over de rijbaan reed. Wij zagen dat het
voertuig ongeveer 20 meter achter ons dienstvoertuig reed. Wij zijn hierop slingerend voor het voertuig gaan rijden, zodat hij ons niet kon passeren. De Hyundai raakte ons licht aan de achterzijde van ons dienstvoertuig. Ik schat dat onze snelheid toen ongeveer tussen de 60 a 70 kilometer per uur was.
Gedurende de achtervolging die volgde op het traject tussen verzorgingsplaats " [naam 2]
" en afslag Breda/ Prinsenbeek zuidelijker op de snelweg A16 rechts, zagen wij op
de digitale snelheidsmeter van ons dienstvoertuig dat de snelheid van de Hyundai
schommelde tussen 200 en 220 km/u.
Na afslag Breda/ Prinsenbeek, nadat een andere herkenbare politie eenheid voor de
Hyundai reed op rijstrook één, reden wij naast de Hyundai op rijstrook twee ten einde
stoppen van de Hyundai af te dwingen. Wij zagen dat de afstand tussen de herkenbare
politie eenheid op rijstrook één en de Hyundai ongeveer twéé meter betrof. Wij zagen
dat de afstand tussen ons voertuig en de Hyundai ongeveer één meter betrof. Wij zagen
dat na het verminderen van snelheid, dat de digitale snelheidsmeter van ons
dienstvoertuig ongeveer 110 km/u aangaf. Wij zagen dat de afstand tussen de Hyundai
en de herkenbare politie eenheid op rijstrook één op dit moment iets groter werd. Wij
zagen dat de Hyundai vervolgens abrupt naar rechts bewoog. Ik, [verbalisant 2] zag dat de
Hyundai zijn snelheid vermeerderde en voelde dat de Hyundai, met zijn
rechterachterzijde, ons dienstvoertuig linksvoor raakte ter hoogte van onze wielkast.
Wij weten niet wat onze snelheid hier was.
Later zagen wij dat de Hyundai ons aan de rechterzijde passeerde en voelden wij dat hij
ons dienstvoertuig raakte aan de rechterzijde. Wij weten niet wat onze snelheid op dit
moment was. Wij zagen dat de ruimte tussen ons dienstvoertuig en de vangrail niet voldoende was om met een voertuig normaal tussendoor te rijden zonder schade aan te richten aan ons dienstvoertuig.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , pagina 014, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat de achtervolging mijn richting opkwam. Vervolgens heb ik positie ingenomen op de oprit Prinsenbeek, in de richting van Breda. Ik zag dat er voor mij op dat moment nog twee herkenbare politievoertuigen stonden.
Kort hierna zag ik dat het hierboven genoemde voertuig mijn positie, op hoge snelheid, passeerde en ik zag dat er kort achteraan twee herkenbare politievoertuigen reden met optische signalen. Ik ben vervolgens, samen met de andere opvallende politievoertuigen, achteraan aangesloten. Ik zag dat de boordsnelheidsmeter op dat moment honderdtachtig (180) kilometer per uur aangaf en dat ik niet dichterbij het gestolen voertuig kwam. Ik zag dat er een aantal pogingen werden gedaan om het gestolen voertuig tot stoppen te dwingen, maar dat dit vanwege het verkeersgevaarlijke rijgedrag van de verdachte niet lukte. Ik zag namelijk dat het gestolen voertuig abrupt van richting veranderde en hard remde.
Ik zag dat het voertuig kort hierop werd klemgereden tussen de vangrail en een dienstmotorvoertuig.
Ik ben vervolgens, aan de bestuurderszijde, naast het gestolen voertuig gestopt en ben uit mijn dienstmotorvoertuig gestapt. Ik zag dat de verdachte alleen in het voertuig zat.
Verdachte is onderworpen aan een speekseltest voor verdovende middelen: verdachte testte positief op Meth, THC, AMP, OPI en COC op de drugstest. Tevens is verdachte onderworpen aan een blaastest voor gebruik alcohol: Hierbij blies de verdachte een P/A-indicatie. Hierop is de verdachte, met zijn toestemming, onderworpen aan bloedblok.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , pagina 020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hebben positie ingenomen bij de toerit naar de Al6 op links nabij Prinsenbeek.
Toen wij met het opvallende dienstvoertuig de A16 opreden, zagen wij het voertuig van de verdachte naderen. Op dat moment zagen wij dat de verdachte met het voertuig rechts van ons reed, wij reden op rijstrook een. Ik, verbalisant [verbalisant 8] zag op de boordsnelheidsmeter dat wij ongeveer 140 km/per uur reden
.Ik, [verbalisant 8] zag kans om voor het voertuig van de verdachte te gaan rijden. Wij zagen dat de verdachte geen gevolg gaf aan ons stopteken en dat deze zijn snelheid verhoogde. Wij zagen dat het voertuig onverwachte bewegingen maakte naar links en rechts over de rijstroken een, twee en drie
.Wij zagen dat de verdachte hierbij enkele voertuigen hinderde. Wij zagen dat deze voertuigen genoodzaakt waren om te remmen om een aanrijding te voorkomen. Ter hoogte van hectometerpaal 61.5 op rechts zag ik dat de verdachte met hoge snelheid over de vluchtstrook reed. Ik, [verbalisant 8] zag dat de boordsnelheidsmeter 140 km/uur aangaf. Wij zagen dat meerdere opvallende en onopvallende politievoertuigen het voertuig van de verdachte volgden.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, pagina 022, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 3 februari 2021 omstreeks 19:45 uur was ik, [verbalisant 4] , in uniform gekleed en reed ik in een opvallend politievoertuig, zijnde een Snel Interventievoertuig, afgekort SIV. Ik zat als bijrijder in het voertuig. Collega [verbalisant 3] , was de bestuurder van ons voertuig.
Ik hoorde over de portofoon dat de eenheid [naam 1] achter de genoemde Hyundai reed ter hoogte van Dordrecht. Ik sprak met collega [verbalisant 3] af om positie in te nemen langs de rijksweg Al6, rechter rijbaan ter hoogte van de Moerdijkbrug in de richting van Breda. Omstreeks 19.56 uur zag ik de Hyundai ons passeren gevolgd door de [naam 1] . Ik zag dat collega [verbalisant 3] ons dienstvoertuig achter de [naam 1] stuurde. Ter hoogte van de afrit van [naam 2] zagen ik het transparant aan de achterzijde van het voertuig van de [naam 1] de tekst toonde: SUIVRE – POLICE. Ik zag dat collega [verbalisant 3] ons dienstvoertuig naast de Hyundai stuurde. Ik zag dat dit aan de linker zijde van de Hyundai was. Ik zag de [naam 1] van rijstrook wisselen naar rijstrook 3. Ik zag dat de Hyundai dit niet volgde. Ik zag dat wij met gelijkblijvende snelheid naast de Hyundai bleven rijden. Ik zag de Hyundai met een sturende beweging naar links rijden. Ik zag de Hyundai met een geschatte snelheid tussen de 100 en 120 kilometer per uur op mij af komen. Ik zag en voelde dat er een aanrijding ontstond
,veroorzaakt door de bestuurder van de Hyundai. Ik voelde en zag dat ons dienstvoertuig aan de rechter voorzijde werd geraakt door de Hyundai
.Ik schrok hiervan. Ik was mij er van bewust dat dit voor mij en collega [verbalisant 3] een groot risico vormde om te crashen met alle mogelijke gevolgen van dien. Ik voelde dat ons voertuig aan de rechter voorzijde begon te trillen, maar kennelijk nog wel goed bestuurbaar was
.Ik zag dat de [naam 1] achter de Hyundai bleef rijden. Ik zag dat de snelheden vervolgens opliepen tot 220 kilometer per uur. Ik hoorde via de portofoon dat er meerdere eenheden ter hoogte van Prinsenbeek klaar stonden om aan te haken. Op het moment dat wij ter hoogte van Prinsenbeek reden, gaf ik via de portofoon door dat de andere eenheden konden oprijden. Ik zag vervolgens meerdere eenheden vanaf de toerit Prinsbeek de rijksweg Al6, rechter rijbaan op rijden. Ik zag dat er meerdere malen werd getracht de verdachte tot stoppen te dwingen. Ik zag hierbij de verdachte slingeren over de gehele breedte van de rijbaan. Ik zag dat de verdachte, meerdere malen met scherpe stuurbewegingen richting andere dienstvoertuigen reed. Ik zag dat dit niet tot een aanrijding leidde. Ik zag de Hyundai ter hoogte van knooppunt Princeville te Breda over de vluchtstrook rijden.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, pagina 026, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 3 februari 2021 omstreeks 19:45 uur was ik, [verbalisant 3] , in uniform gekleed
en reed ik in een opvallend politievoertuig, zijnde een Snel Interventievoertuig,
afgekort SIV. Ik reed als bestuurder, met collega [verbalisant 4] als bijrijder, onder
roepnummer [naam 4] . Wij beiden zijn opgeleid voor het besturen van een SIV en het
toepassen van de zogenaamde inbox procedure.
Ik stuurde ons voertuig naast de Hyundai Sonata om de bestuurder zo min mogelijk kans
te geven zich te onttrekken aan de staandehouding. Ik bleef met gelijke snelheid, in een rechte lijn naast de Hyundai rijden terwijl hij het POLITIE - VOLGEN teken kreeg.
Ik zag dat de Hyundai met een scherpe stuurbeweging in de richting van ons
dienstvoertuig gestuurd werd. Ik zag en voelde dat ons voertuig ter hoogte van het
rechter voorwiel geraakt werd. Ik voelde aan het stuur van ons dienstvoertuig dat er
schade was ontstaan aan de stuurinrichting of de ophanging. Ons voertuig trilde en
het stuur stond scheef terwijl ik rechtdoor reed. Ik schrok hier erg van. Ik voelde mijn adrenaline nog harder pompen en voelde me benauwd en beklemd in het voertuig.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , beiden brigadier van politie Landelijke Eenheid, pagina 017, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hebben positie ingenomen op de A16 voorbij de afrit Breda-Rijsbergen richting het zuiden. Wij zagen dat het Franse voertuig met het kenteken [kenteken 1] ons passeerde met hoge snelheid. Wij zagen dat er twee herkenbare politievoertuigen bij het Franse voertuig reden. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , stuurde mijn dienstvoertuig naar links zodat ik rechts naast het Franse voertuig kwam te rijden. Op het moment dat wij naast het Franse voertuig reden zagen wij dat het Franse voertuig naar rechts kwam richting ons dienstvoertuig. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat het Franse voertuig met de rechterzijde tegen ons dienstvoertuig aan de linkerzijde aan botste. Wij, verbalisanten, voelden tot twee maal toe een aanrijding aan de achterzijde en rechts achter van ons voertuig. Wij konden niet zien welk voertuig ons aantikte maar dit kan niet anders dan dat dit het Franse voertuig betrof aangezien er rechts achter ons geen ander politievoertuig reed op dat moment.
9.
Het proces-verbaal van aangifte, pagina 053 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de Nationale Politie gerechtigd tot het doen van aangifte van
vernieling van:
- een personenauto Audi A6 Avant met kenteken [kenteken 2] .
Ik ben werkzaam als hoofdinspecteur met als functie teamchef bij de politie Landelijke Eenheid.
10.
Een aan verdachte gerichte brief d.d. 15 maart 2021, afkomstig van de politie Landelijke Eenheid, los stuk bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2021 werd bij u bloed afgenomen.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag blijkt dat er in uw bloed de volgende stoffen zijn aangetroffen:
*cannabis: het gehalte THC bedroeg 1,2 microgram per liter bloed.
Wanneer cannabis (THC) is aangetoond in combinatie met andere stoffen zoals gesteld
in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, alcohol of met een andere stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 geldt de grenswaarde van 1 microgram tetrahydrocannabinol THC per liter bloed.
*alcohol (ethanol)
Het gehalte ethanol in uw bloed bedroeg 0,42 milligram ethanol per milliliter bloed.
Wanneer ethanol is aangetoond in combinatie met andere stoffen zoals gesteld in het
Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer of met een andere stof als
bedoeld in artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 geldt de grenswaarde van 0,2
milligram ethanol per milliliter bloed.
De concentratie van de bij u aangetroffen stof is hoger dan de voor die stof bepaalde
grenswaarden zoals gesteld in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het
verkeer en/of vermeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
11.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 15 april 2021, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 februari 2021 reed ik op de A-16 als bestuurder in een Hyundai met kenteken
[kenteken 1] . Ik weet dat ik toen achtervolgd werd door de politie en dat de politie aangaf dat ik moest stoppen. Ik wilde me niet laten arresteren en ben gevlucht. De politie probeerde mij te laten stoppen, onder andere door middel van zwaailichten. Ik probeerde ze steeds te ontwijken. Ik reed met een hoge snelheid. Ik weet dat ik met politieauto’s gebotst heb. Ik wilde niet stoppen en ben zo hard als ik kon weggereden. Ik had drugs en alcohol gebruikt.
Het is waarschijnlijk zo gegaan als de agenten vertellen. Er is materiële schade ontstaan, omdat ik probeerde te ontsnappen. Ik probeerde onderweg zigzaggend auto’s te ontwijken.