ECLI:NL:RBZWB:2021:2131

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
02-058865-18, ontnemingsvonnis
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Broeders
  • J. Janssen
  • I. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een ontnemingsvonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor heling van een grote hoeveelheid potten babyvoeding/melkpoeder. De officier van justitie had ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd, maar tijdens de zitting op 15 april 2021 heeft de officier aangegeven de vordering niet meer te handhaven. De verdediging stelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om de vordering tot ontneming te onderbouwen en vroeg om het bedrag op € 0,- te stellen of de vordering af te wijzen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat er niet aannemelijk was gemaakt dat de verdachte enig voordeel had verkregen uit het gepleegde strafbare feit. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters M. Broeders, J. Janssen en I. Peeters, en werd uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2021. De griffier was mr. Tafazzul.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/058865-18
vonnis van de rechtbank d.d. 29 april 2021
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [gebooreplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. B. Kurvers, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.De procedure

Betrokkene is op 29 april 2021 door de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor heling van een grote hoeveelheid potten babyvoeding/melkpoeder.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De officier van justitie heeft daarbij de vordering gewijzigd.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven de vordering niet meer te handhaven.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat het dossier onvoldoende bevat om de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te onderbouwen. Het verzoek is om een eventueel te ontnemen bedrag op € 0,- te stellen dan wel de vordering af te wijzen.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals impliciet in het eindproces-verbaal nr. PL2000-2018030154 opgenomen, onvoldoende is. Er wordt daarmee immers niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene enig voordeel heeft verkregen uit het door hem gepleegde strafbaar feit. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 17 maart 2021, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Broeders, voorzitter, mr. Janssen en mr. Ides Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Tafazzul en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2021.