Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en heling van een grote hoeveelheid babyvoeding/melkpoeder. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid babyvoeding/melkpoeder had gestolen of zich schuldig had gemaakt aan heling van deze goederen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 15 januari 2018 een diefstal van babyvoeding/melkpoeder heeft plaatsgevonden in Katwijk. Echter, zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal vast te stellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verdachte betrokken was bij de diefstal of dat zij wetenschap had van het verwerven of voorhanden hebben van de babyvoeding/melkpoeder.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. Tafazzul, en is uitgesproken ter openbare zitting op dezelfde dag.