ECLI:NL:RBZWB:2021:2132

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
02/058908-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Broeders
  • J. Janssen
  • I. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en heling van babyvoeding/melkpoeder wegens gebrek aan bewijs

Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en heling van een grote hoeveelheid babyvoeding/melkpoeder. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid babyvoeding/melkpoeder had gestolen of zich schuldig had gemaakt aan heling van deze goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 15 januari 2018 een diefstal van babyvoeding/melkpoeder heeft plaatsgevonden in Katwijk. Echter, zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal vast te stellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verdachte betrokken was bij de diefstal of dat zij wetenschap had van het verwerven of voorhanden hebben van de babyvoeding/melkpoeder.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. Tafazzul, en is uitgesproken ter openbare zitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/058908-18
vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. B.G.M. Frencken, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met één of meer personen een grote hoeveelheid potten babyvoeding/melkpoeder heeft gestolen dan wel dat zij zich samen met één of meer personen schuldig heeft gemaakt aan de heling van die grote hoeveelheid potten babyvoeding/melkpoeder.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat op grond van het dossier geen betrokkenheid van verdachte bij de diefstal dan wel de heling kan worden vastgesteld. Hij vordert een integrale vrijspraak van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat er geen betrokkenheid is van verdachte bij de diefstal. Ook zijn er geen aanwijzingen dat zij wetenschap had van het verwerven en het voorhanden hebben van de hoeveelheid babyvoeding/melkpoeder. De rechtbank kan dan ook niet tot een bewezenverklaring komen en dient verdachte integraal vrij te spreken van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er op 15 januari 2018 een diefstal van een grote hoeveelheid babyvoeding/melkpoeder heeft plaatsgevonden in Katwijk. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier geen feiten en omstandigheden naar voren komen die erop wijzen dat verdachte mogelijk betrokken is geweest bij voornoemde diefstal. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal haar dan ook van het primaire feit vrijspreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling overweegt de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van dit feit. Daarom zal verdachte ook hiervan worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Broeders, voorzitter, mr. Janssen en mr. Ides Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2021.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
zij, op of omstreeks 15 januari 2018 te Katwijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een oplegger (gekentekend [kenteken] ) en/of een container (gevuld met 11.340,
althans een grote hoeveelheid pot(ten) babyvoeding/melkpoeder (merk
[merk 1]/[merk 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, in of omstreeks de perode van 15 januari 2018 tot en met 05 februari 2018 te
Katwijk en/of Waalwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een of meerdere goed(eren), te weten 11.340 of 5.662,
althans een grote hoeveelheid pot(ten) babyvoeding/melkpoeder (merk
[merk 1]/[merk 2]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )