ECLI:NL:RBZWB:2021:2203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
AWB- 21_756
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor warme maaltijdvoorziening door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Eiseres had eerder bijzondere bijstand ontvangen, maar het college weigerde deze met ingang van december 2019. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank had eerder in een andere zaak het besluit van het college vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het nieuwe besluit bleef het college bij de weigering van de bijstand, omdat eiseres onvoldoende medewerking verleende aan het onderzoek naar haar situatie.

De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had geweigerd om bijzondere bijstand toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar het college stelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld zonder nader onderzoek. Eiseres had geweigerd om mee te werken aan een medisch onderzoek, wat het college en de rechtbank in de weg stond om een goed oordeel te vellen. De rechtbank concludeerde dat de enkele mededeling van een anesthesioloog niet voldoende was om het recht op bijstand vast te stellen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en was er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/756 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen(het college), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 3 december 2019 heeft het college aan eiseres met ingang van december 2019 bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening geweigerd.
In het besluit van 15 januari 2020 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank. Dit beroep is bij uitspraak van 27 oktober 2020 gegrond verklaard, het besluit op bezwaar van 15 januari 2020 is vernietigd (zaaknummer 20/4784) en het college is opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
In het besluit van 5 januari 2021 (bestreden besluit) heeft het college opnieuw beslist op het bezwaar van eiseres en het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Hangende het beroep heeft eiseres aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 4 maart 2021 afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang (zaaknummer 21/755).
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 april 2021. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres, geboren op 4 juli 1957, heeft fysieke beperkingen en psychische problematiek. Zij ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV.
Op 1 oktober 2019 heeft eiseres bij het college een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening.
Met het besluit van 7 november 2019 heeft het college aan eiseres over oktober en november 2019 bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van warme maaltijden. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van sociaal medisch adviseur [naam adviseur] van Stichting [naam stichting] van 18 oktober 2019.
In een e-mail van 25 november 2019 heeft eiseres het college verzocht om verlenging van de bijzondere bijstand voor de maaltijdvoorziening in verband met een operatie aan haar linkeroog. Het college heeft deze e-mail aangemerkt als een aanvraag om bijzondere bijstand.
Met het besluit van 3 december 2019 heeft het college deze aanvraag afgewezen en met ingang van december 2019 bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening geweigerd. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van [naam adviseur] van 26 november 2019.
Met het besluit op bezwaar van 15 januari 2020 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep op 27 oktober 2020 gegrond verklaard, het besluit op bezwaar van 15 januari 2020 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. Volgens de rechtbank voldoen de adviezen van Stichting [naam stichting] niet aan de daaraan te stellen eisen. Uit deze adviezen blijkt niet dat de andere klachten van eiseres dan haar orthopedische beperkingen en de klachten aan haar linkeroog zijn meegewogen. Als de andere klachten wel zijn meegewogen is niet gemotiveerd waarom een warme maaltijdvoorziening voor eiseres op grond van deze beperkingen, althans het totaal van alle beperkingen tezamen, niet noodzakelijk is, aldus de rechtbank. Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres wederom ongegrond verklaard. Het college stelt dat tijdens de zitting bij de rechtbank op
15 oktober 2020 is afgesproken dat eiseres aanvullende bewijsstukken zou kunnen overleggen en dat de interpretatie daarvan zou worden gedaan door een medisch deskundige. Het college wilde medisch advies/een second opinion inwinnen bij Oreon. Eiseres heeft er op aangedrongen dat dat advies zou worden uitgebracht op basis van het dossier. Oreon heeft na bestudering van de stukken echter geconcludeerd dat het niet mogelijk is om tot een deugdelijk medisch advies te komen zonder eiseres te zien, fysiek dan wel middels beeldbellen. Dit dilemma is aan eiseres voorgelegd, maar zij blijft bij haar standpunt. Zij staat nader onderzoek niet toe. Het college stelt dat vanwege onvoldoende medewerking bij het onderzoek het niet mogelijk is om vast te stellen of eiseres beperkingen ondervindt bij het bereiden van maaltijden. Het college weigert daarom bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening.
Op 15 januari 2021 heeft er alsnog een dossieronderzoek door Oreon plaatsgevonden. Op
21 januari is aan eiseres gevraagd of zij kennis wil nemen van de rapportage voor verzending aan het college. Eiseres heeft vervolgens op 3 februari 2021 aangegeven dat zij niet akkoord gaat met het versturen van de rapportage naar het college.
2.
Beroepsgronden
Eiseres heeft gesteld dat zij na advisering door Stichting [naam stichting] het vertrouwen in de medische tak kwijt is. Zij heeft daarom haar medisch dossier beschikbaar gesteld, voor zover dat relevant is, waaronder een brief van anesthesioloog-pijnspecialist [naam anesthesioloog-pijnspecialist] van
12 november 2020. Volgens eiseres is dit ruimschoots voldoende om tot een gewogen oordeel te komen. Tot haar verbazing kon Oreon echter geen beslissing nemen. Men wilde haar persoonlijk spreken. Dat heeft eiseres geweigerd, omdat zij zware medicatie slikt en vaak niet alert kan reageren. Het dossier is echter dermate veelzeggend dat een arts volgens eiseres makkelijk tot een uitspraak zou moeten kunnen komen. Een telefoongesprek zou daarvoor geen verschil hoeven uitmaken.
3.
Wettelijk kader
Het toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het college op goede gronden met ingang van december 2019 bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening aan eiseres heeft geweigerd. Het college heeft dat geweigerd omdat het recht daarop volgens hem niet is vast te stellen.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de arts van Oreon, om een advies te kunnen opstellen, nader onderzoek, waarbij eiseres door hem fysiek of via beeldbellen werd gezien, noodzakelijk vond en dat als eiseres dat niet toestond het niet mogelijk was om een rapportage uit te brengen. Het college heeft dit aan eiseres gecommuniceerd. Eiseres heeft desondanks nader onderzoek geweigerd. Vervolgens heeft Oreon het college laten weten dat alsnog op basis van (alleen) dossieronderzoek een rapportage is opgesteld, maar dat die rapportage niet aan hem wordt gestuurd, omdat eiseres gebruik heeft gemaakt van haar blokkeringsrecht. Het college noch de rechtbank heeft als gevolg daarvan kennis kunnen nemen van de inhoud van die rapportage. Dat dient voor rekening en risico van eiseres te blijven.
Onder deze omstandigheden heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt kunnen stellen dat met ingang van december 2019 het recht op bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening voor eiseres niet is vast te stellen. De enkele mededeling in de door eiseres overgelegde brief van anesthesioloog [naam anesthesioloog-pijnspecialist] inhoudende “graag uw hulp voor langere tijd mbt maaltijdvoorzieningen” acht de rechtbank onvoldoende om tot een andersluidend oordeel te komen. Het college heeft dan ook terecht bijzondere bijstand geweigerd.
5.
Conclusie
Het beroep is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 29 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: Wettelijk kader

PARTICIPATIEWET

Artikel 17

1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 35

1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.