ECLI:NL:RBZWB:2021:2275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
C/02/374193 / HA ZA 20-386
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Schild
  • A. van Alphen
  • E. Verhagen-Coopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en groepsaansprakelijkheid in faillissementssituatie van MyHealthCares B.V.

In deze zaak vordert de besloten vennootschap European Pharmaceuticals International B.V. (EPI) schadevergoeding van verschillende gedaagden, waaronder Handpicked Investments B.V. en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. EPI stelt dat deze gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door opzettelijk het faillissement van MyHealthCares B.V. (MHC) te bewerkstelligen, met als doel zich te ontdoen van EPI als aandeelhouder en een doorstart te maken met een nieuwe investeerder. De rechtbank onderzoekt of de gedaagden als groep hebben gehandeld in de zin van artikel 6:166 BW en of er sprake is van specifiek onzorgvuldig handelen jegens EPI. De rechtbank concludeert dat [gedaagde sub 2] als bestuurder van MHC actief heeft geprobeerd het faillissement te bewerkstelligen, wat leidt tot aansprakelijkheid op grond van artikel 2:11 BW. De rechtbank oordeelt dat EPI recht heeft op schadevergoeding, maar houdt rekening met eigen schuld van EPI, wat resulteert in een toewijsbaar bedrag van € 30.400,-. De rechtbank wijst de overige vorderingen van EPI af en compenseert de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/374193 / HA ZA 20-386
Vonnis van 4 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN PHARMACEUTICALS INTERNATIONAL BV,
gevestigd te Hoevelaken,
eiseres,
advocaat mr. E.A. Buziau te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te Bergen op Zoom,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.K. Fluit te Goes,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.K. Fluit te Goes,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANDPICKED INVESTMENTS BV,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. P. van Zwijndregt te Veghel,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. van Zwijndregt te Veghel,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats C] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. van Zwijndregt te Veghel,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats D] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. van Zwijndregt te Veghel.
Partijen zullen hierna respectievelijk EPI, [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , Handpicked Investments, [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , en [gedaagde sub 6] worden genoemd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen gezamenlijk ook [gedaagde sub 2] c.s. worden genoemd worden. [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] zullen hierna gezamenlijk ook [gedaagde sub 6] c.s. worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk ook gedaagden worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 oktober 2020, en
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 maart, dat na afloop van de zitting aan partijen is gezonden en waarop is gereageerd bij brief van 12 april door
mr. Fluit en bij faxbericht van 14 april door mr. Van Zwijndrecht, welke brieven aan het dossier zijn toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EPI drijft een farmaceutische onderneming in de in- en verkoop van geneesmiddelen.
2.2.
De heren [naam 1] (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) zijn allen (indirect) bestuurder en aandeelhouder van EPI. Medstone Holding B.V. (hierna: Medstone) en Fresco Farma B.V. (hierna: Fresco Farma) zijn aan hen gelieerde vennootschappen en ook actief op farmaceutisch gebied.
2.3.
[gedaagde sub 2] is de bestuurder en (enig) aandeelhouder van [gedaagde sub 1] .
2.4.
[gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] zijn ieder door middel van hun houdstervennootschappen bestuurder en (mede)aandeelhouder van vennootschappen die deel uitmaken van de ‘Handpicked Groep’; een groep vennootschappen die diensten verlenen op het gebied van onder meer digitale strategie & design, e-commerce en online marketing. Tot de Handpicked Groep behoren onder meer de vennootschappen Handpicked Investments, Bluebird Day B.V. (hierna: Bluebird Day), een vennootschap met een onderneming in de bouw van websites, en Fingerspitz B.V. (hierna: Fingerspitz), een vennootschap met een onderneming in het verbeteren van de online vindbaarheid van websites en online marketing.
2.5.
Op 27 april 2018 is tussen partijen (althans door aan hen gelieerde vennootschappen) een zogenoemde Letter of Intent getekend (hierna: de LOI). De LOI voorzag in de oprichting van de vennootschap (die nadien is genoemd) MyHealthCares B.V. (hierna: MHC), welke vennootschap middels een internetplatform geneeskundige diensten zou gaan aanbieden en een online apotheek zou gaan ontwikkelen en exploiteren.
2.6.
De LOI voorzag in een financiering voor MHC ter grootte van € 800.000,-. De aan EPI gelieerde vennootschap Fresco Farma zou voor € 700.000,- investeren. Een aan Handpicked Investments gelieerde vennootschap zou voor € 100.000,- investeren.
2.7.
Gedurende de periode juli 2018 - februari 2019 is door een aan EPI gelieerde vennootschap (Medstone) uiteindelijk een bedrag van € 380.000,- in MHC geïnvesteerd en door Handpicked Investments (of althans een aan haar gelieerde vennootschap) een bedrag van ruim € 54.000,-.
2.8.
Nog voor de oprichting van MHC is [gedaagde sub 2] in juli 2018 met Bluebird Day een opdracht overeengekomen voor ontwikkeling van de website van MHC. Op grond van de in de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van Bluebird Day heeft Bluebird Day zich daarbij alle rechten van intellectuele eigendom voorbehouden en wordt aan MHC een niet-exclusief gebruiksrecht verleend op de te ontwikkelen software (de website).
2.9.
Op 29 oktober 2018 is MHC opgericht, met benoeming van [gedaagde sub 1] en [naam 1] als bestuurder. EPI verkreeg daarbij (feitelijk) 70% van de winstgerechtigde aandelen en [gedaagde sub 1] en Handpicked Investments ieder 15%.
2.10.
MHC heeft twee werknemers aangetrokken: [naam werknemer 1] Eichhorn (hierna: [naam werknemer 1] ) en [naam werknemer 2] (hierna: [naam werknemer 2] ).
2.11.
Op 18 januari 2019 gaat het platform
livemet een zogenaamde
soft launch.
2.12.
Op 8 februari 2019 maakt [naam 1] tijdens een extra aandeelhoudersvergadering kenbaar inmiddels voor een bedrag van € 164.800,- aan extra kosten te hebben gemaakt voor de ontwikkeling van het platform voor MHC, onder meer vanwege de inzet van personeel van Medstone voor het schrijven van teksten voor het platform.
2.13.
Op 14 februari 2019 stuurt [gedaagde sub 2] een e-mail aan onder meer [naam 1] en [gedaagde sub 6] c.s. (productie E-26):
“Heren,
Bij deze wil ik jullie attenderen op het feit dat MyHealthCares NIET meer aan de financiële verplichtingen kan voldoen.
De storting die op 07 februari gedaan is, is feitelijk de storting van januari. Met deze storting kan slechts een deel van de lopende facturen worden voldaan.
Dit heeft als consequentie dat op dit moment partijen het werk stilleggen waardoor de vindbaarheid van het platform en dus de omzet niet op gang komt / stagneert. Bijgaand een overzicht van de openstaande facturen waaruit blijkt dat er op korte termijn EUR 200.000,- nodig is om verder te kunnen.
Zolang deze storting niet wordt voldaan kunnen we niet verder!
(…)”
2.14.
De notulen van de op 22 februari 2019 gehouden aandeelhoudersvergadering vermelden (productie E-27):
Standpunt Fresco/Medstone
[naam 1] neemt het volgende standpunt in:
Fresco/Medstone wil van de resterende investering enkel nog investeren in online marketing (circa 150-160k) en komt dan in haar ogen uit op een totale investering van circa 760K, inclusief de 150k commerciële waarde die Fresco/Medstone wil inbrengen op basis van de reeds uitgevoerde activiteiten.
Hierdoor kan de huidige schuldeiser Bluebird Day niet worden betaald (circa 100k) en gaat het resterende budget naar online marketing. [gedaagde sub 2] gaat in het voorstel naar 0,6FTE aan fee (wel wenselijk om fulltime te blijven werken) en [naam werknemer 1] naar 0,5 fte.
[naam 1] vraagt Handpicked om de kosten voor Bluebird Day als extra investering te dragen en vraagt daarbij wat voor Handpicked in dat geval de eis voor extra aandelen zou zijn. [naam 1] geeft aan dat Fresco/Medstone in ieder geval niet bereid is om daarop te verwateren en dat deze extra aandelen van [gedaagde sub 2] moeten komen.
(…)
Scenario’s
Los van het standpunt van Fresco/Medstone zoals hierboven omschreven bestaan er meerdere scenario’s om met of zonder elkaar door te gaan. Een scenario om met elkaar door te gaan in de oude vorm, waarbij Fresco/Medstone 150-160k stort om aan de lopende verplichtingen te voldoen is er 1 waar Fresco/Medstone niet achter staat. Een ander scenario is het aantrekken van een extra investeerder, waarbij een ieder zal moeten verwateren.
Daarnaast worden de volgende scenario’s geopperd om eventueel uit elkaar te gaan:
- Fresco/Medstone koopt Handpicked uit. (…)
- Handpicked koop Fresco/Medstone uit. (…)
- We ronden alle lopende verplichtingen af en Handpicked en Fresco/Medstone kunnen beide hun eigen weg en beide partijen krijgen het platform opgeleverd. De vraag is dan alleen welke partij de naam en identiteit mee krijgt.”
2.15.
Op 28 februari 2019 spreken partijen verder om uit de ontstane impasse te geraken en komen een
cooling downperiode overeen van twee weken.
2.16.
Op 1 maart 2019 vindt een bespreking plaats tussen [naam 4] (hierna: [naam 4] ) [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] over de vraag of hij wellicht bereid was te investeren in MHC.
2.17.
Op 4 maart 2019 berichten [gedaagde sub 2] en [naam werknemer 2] elkaar via [naam 8] over de bespreking met [naam 4] (productie E-9):
“[ [naam werknemer 2] ] [12:58 PM](…)Hoe was de meeting?
[ [gedaagde sub 2] ] [1:18 PM]Positief! Hij was er wel enthousiast over.. we moeten alleen wel van de andere partij af zien te komen eerst...
[ [naam werknemer 2] ] [1:18 PM]Ja dat lijkt mij ook erg lastig.. Ze wilden 2.5 ton toch?
[ [gedaagde sub 2] ] [1:23 PM]Ja maar die gaan ze sowieso niet krijgen... een regenton ja!!!
[ [naam werknemer 2] ] [1:23 PM]WhahahMaar als ze dat niet krijgen dan kunnen ze de boel failliet laten gaan toch? Dus mss toch snel afspreken over wat ze minimaal willen
[ [gedaagde sub 2] ] [1:24 PM]Dat kan maar er zijn nog meer opties... leg ik je na de carnaval wel uit..”
2.18.
Bij e-mail van 13 maart 2019 bericht [gedaagde sub 5] aan [naam 3] , [naam 2] , [naam 1] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 2] (productie E-37):
“ [naam 3] [ [gedaagde sub 5] , toevoeging rechtbank] en [gedaagde sub 5] [ [naam 3] , toevoeging rechtbank] hebben vandaag bij elkaar gezeten inzake het hoe nu verder van MHC. [naam 3] en [gedaagde sub 5] treden niet op als bestuurders, maar geven het volgende advies aan de aandeelhouders / bestuurders:
Probeer tot 1 juli de BV in stand te houden en geen beslissing af te dwingen.
[naam 3] en [gedaagde sub 5] zullen een voorstel gaan maken als alternatief voor 3 scenario's, te weten:
1: Faillissement
2: Doorgaan door Handpicked Investments BV (al dan niet in combinatie met [gedaagde sub 1] BV);
3: Doorgaan door European Pharmacies International BV
[naam 3] en [gedaagde sub 5] spreken beide uit dat optie 1 (een faillissement) geen wenselijke situatie is voor alle partijen.
Om tot 1 juli operationeel te kunnen blijven hebben we 2 uitdagingen waar de aandeelhouders zich over moeten buigen:
1: Loonheffing moet betaald worden voor eind maart;
2: Het personeel heeft officieel nog salaris tegoed van maart;
Hier moet de BV iets mee.
In de loop van volgende week kunnen jullie het voorstel verwachten.”
2.19.
Op 13 maart 2019 heeft [gedaagde sub 2] de beide werknemers van MHC ( [naam werknemer 1] en [naam werknemer 2] ) vrijgesteld van werkzaamheden.
2.20.
Op 15 maart 2019 bericht [gedaagde sub 2] [naam werknemer 2] via [naam 8] (productie E-9):
"Als de doorstart doorgaat gaan we in ieder geval uitleveren in DK [=Denemarken, toevoeging rechtbank] per 01 mei (…)".
2.21.
In de week vanaf 17 maart 2019 bezoekt [gedaagde sub 2] enige apothekers in Portugal om een nieuwe logistieke partner voor MHC te vinden.
2.22.
Bij e-mail van 26 maart 2019 bericht [gedaagde sub 5] aan [naam 1] en [naam 3] (productie E-42):
“Handpicked Investments B.V. wil graag een einde maken aan de impasse zoals deze zich momenteel voordoet binnen MyHealthCares BV
Wat ons betreft zijn er 2 opties:
1. Handpicked Investments BV neemt uiterlijk vrijdag 5 april 2019 notarieel de aandelen van “European Pharmaceuticals International B.V.” over voor het bedrag van 1 euro.(…)
2. Aanvraag faillissement vanuit Bluebird Day B.V. en Fingerspitz B.V. als externe schuldeisers. (…)
Graag willen we voorvrijdag 29 maart 2019 16:00 uurjullie reactie. Indien deze reactie uitblijft zullen Bluebird Day B.V. en Fingerspitz B.V. faillissement aanvragen. (…)
2.23.
Op 28 maart 2019 spreekt [gedaagde sub 2] met [naam 5] (hierna: [naam 5] ) van Phoenix, een internationaal opererende farmaceutische onderneming, over de mogelijkheid om te investeren in MHC.
2.24.
Bij e-mail van 29 maart 2019 bericht [naam 3] aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] c.s. (productie E-42):
“Beste allen,
Met [gedaagde sub 5] heb ik gesproken over een mogelijke langere periode van PAUZE om de gelegenheid te hebben en te onderzoeken van een doorstart door een of meerdere van de betrokkenen.
Hierbij is duidelijk dat dit niet van de kant van EPI zal komen. Er is vanuit EPI onvoldoende vertrouwen in het project.
Logischer wijze zouden de initiatiefnemer/bestuurder en ontwikkelaar in ieder geval op een lijn zitten over de ontwikkeling en de gerealiseerde zaken tot nu toe in het project. Waarmee het vinden van een andere/nieuwe financier door initiatiefnemer/bestuurder en ontwikkelaar (of een van beide) mogelijk zou moeten zijn.
EPI is bereid haar aandelen over te dragen onder nader vast te stellen voorwaarden incl. het ontvangen van een nader overeen te komen bedrag.
Voor een langere periode is niet gek veel nodig, dat zal dan door initiatiefnemer/bestuurder en ontwikkelaar gerealiseerd moeten worden.
EPI zal zoals is besproken in ieder geval geen middelen inbrengen in het project.
(…)”
2.25.
Op 29 maart 2019 berichten [naam werknemer 2] en [gedaagde sub 2] elkaar onder meer als volgt (productie E-10):
“29-03-19 16:10 - [ [naam werknemer 2] ]: Nou deadline is voorbij.. nog wat van ze gehoord?
29-03-19 16:17 - [ [gedaagde sub 2] ]: Ja, een nietszeggende e-mail dus we gaan faillissement aanvragen.. conjo’s
29-03-19 16:25 - [ [naam werknemer 2] ]: Aah ok. Nou, so be it. We we weten nu iig wat we gaan doen. Alles zo snel mogelijk achter de rug hebben en weer terug fris beginnen ;)
29-03-19 16:25 - [ [naam werknemer 2] ]: Mits [naam 5] t ook zo ziet tenminste natuurlijk
29-03-19 16:31 - [ [gedaagde sub 2] ]: Zo is het!!!!”
2.26.
Bij e-mail van 1 april 2019 bericht [gedaagde sub 5] aan [naam 3] (productie E-42):
“Beste [naam 3] ,
Bedankt voor je bericht.
We betreuren het dat EPI onvoldoende vertrouwen heeft in het project en dat er vanuit EPI besloten is om geen middelen meer in te brengen.
Dit zorgt er echter voor dat de beoogde P&L van MyHealthCares B.V. direct in de problemen komt. Immers loonbelasting, salarissen en crediteuren kunnen niet meer worden voldaan.
Handpicked Investments BV en [gedaagde sub 2] Holding BV staan niet achter de optie voor het nemen van een "PAUZE". Hoe moet de onderneming in die tijd voldoen aan haar verplichtingen?
Er is op dit moment geen zicht op een investeerder of een mogelijke overname en de liquiditeit is nagenoeg 0. Inmiddels heeft MyHealthCares BV de eerste ingebrekestellingen ontvangen van diverse crediteuren.
Het is evident dat wanneer MHC een inactieve houding blijft aannemen dit zal gaan leiden tot faillissement.
Mvg. [gedaagde sub 5] ”
2.27.
Op 2 april 2019 bericht [gedaagde sub 2] aan [naam werknemer 2] (productie E-9):
“Zoals het er nu uitziet gaat het faillissement in gang gezet worden deze week. Verder heb ik volgende week afspraak met [naam 5] inzake update doorstart... dus still running ; ))”
2.28.
Op 5 april 2019 berichten [gedaagde sub 2] en [naam werknemer 2] elkaar als volgt (productie E-9):
“[ [naam werknemer 2] ] [1:12 PM]Hoi [gedaagde sub 2] , ik zag je whatsappje gisteren. Wat is de volgende stap? Verder nog nieuwtjes?
[ [gedaagde sub 2] ] [1:14 PM]Hi [naam werknemer 2] , het indienen van het faillisement bij de rechtbank. Dat betekent dan automatisch de verklaring van betalingsonmacht.. ik heb begrepen dat deze altijd op dinsdag op de rol staan, dus ik verwacht dat het komende dinsdag of de week erop wordt uitgesproken. Als dat is gebeurt kan er naar mijn weten naar het UWV gecommuniceerd worden.
[ [naam werknemer 2] ] [1:17 PM]Aah ok okEn meeting met [naam 5] is ook volgende week heh?
[ [gedaagde sub 2] ] [1:18 PM]ja, ik heb nog geen exacte datum doorgekregen maar dat zou hij vandaag doen...(…)”
2.29.
Op 11 april 2019 spreken [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] met [naam 5] (Phoenix) als potentiële investeerder in de onderneming van MHC.
2.30.
Op 29 april 2019 sturen [naam werknemer 2] en [gedaagde sub 2] elkaar onder meer de volgende berichten (productie E-10):
“29-04-19 13:24 – [ [naam werknemer 2] ]: Heb van [naam 6] mijn loonstroken ontvangen. Die van [naam werknemer 1] nog niet.
29-04-19 13:36 - [ [gedaagde sub 2] ]: Heb gevraagd of zij die doorstuurt naar je, ik sta hier officieel buiten ; )) ze heeft ze inmiddels ontvangen.. ik stuur je haar contract zo via mijn prive mail...
29-04-19 13:37 - [ [naam werknemer 2] ]: Ok
29-04-19 13:44 - [ [gedaagde sub 2] ]: Wat is je prive e-mail?
29-04-19 13:44 – [ [naam werknemer 2] ]: [mail]
29-04-19 13:49 - [ [gedaagde sub 2] ]: Geen mails van mij doorsturen naar je advocaat... gewoon een nieuwe maken met de gevraagde bestanden ; ))
29-04-19 13:50 - [ [naam werknemer 2] ]: Yes
29-04-19 14:02 - [ [naam werknemer 2] ]: Ik moet je ook een sommatie sturen voor salaris april om alles compleet te hebben. Dus die stuur ik zo even..
2.31.
Bij e-mail van 30 april 2019 bericht [gedaagde sub 2] aan [naam werknemer 2] (productie E-6)
“29/04/19 14:07 –[ [gedaagde sub 2] ]: Stuur de sommatie zowel voor maart als april..”
2.32.
Op 13 mei 2019 wordt op basis van de loonvorderingen van [naam werknemer 2] en [naam werknemer 1] het faillissement aangevraagd van MHC. Het faillissement wordt voorkomen omdat de aan EPI gelieerde vennootschap Fresco Farma nadien de loonvordering van [naam werknemer 2] betaalt. [naam werknemer 2] en [naam werknemer 1] berichten elkaar over deze gang van zaken op 25 en 26 mei 2019 onder meer als volgt (productie E-7):
“25/05/19 13:01 – [ [naam werknemer 1] ]: Hey [naam werknemer 2] , alles goed?
25/05/19 13:03 – [ [naam werknemer 1] ]: Gister met [gedaagde sub 2] gesproken en die heeft me gevraagd jouw advocaat persoonlijk te contacteren omdat jouw zaak al afgehandeld is en er geen faillissement is uitgesproken... Kan ik je straks bellen of maandag als dat je beter uitkomt? (…)
25/05/19 13:07 – [ [naam werknemer 1] ]: Ik begrijp r niets meer van. Ik dacht dat jouw advocaat voor ons beide t faillissement ging aanvragen en dat dat niet door slechts l werknemer kon...
25/05/19 13:07 – [ [naam werknemer 1] ]: Ik hoor het wel (…)
(…)
26/05/19 08:35 – [ [naam werknemer 2] ]: Hey het zit zo: mijn advocaat heeft dus faillisement aangevraagd omdat ik niet meer werd betaald. Maar je kunt alleen failissement aanvragen wanneer er minstens 2 schuldeisers zijn. [naam 1] heeft nu alleen mij betaald dus voor mijn advocaat is nu de kous af want ik heb mijn betaling binnen.
Hij gaf aan dat hij ook alleen voor mij werkt ivm mijn verzekering. Hij kan dus niet voor anderen gaan werken.
(…)
[gedaagde sub 2] wil nu dat jij ook met mijn advocaat in zee gaat zodat er opnieuw een faillisementsaanvraag kan worden gedaan vanuit jou.
(…)
26/05/19 13:10 – [ [naam werknemer 2] ]: (…) De pech is gewoon dat [naam 1] mij betaalt waardoor de aanvraag niet kan doorgaan doordat mn advocaat alleen voor mij kan werken.”
2.33.
In de periode 30 mei 2019 – 4 juni berichten [naam werknemer 1] en [gedaagde sub 2] elkaar onder meer als volgt (productie E-6):
"30/05/19 09:43 – [ [naam werknemer 1] ]: Hi [gedaagde sub 2] , zou jij jouw factuurgegevens door willen geven. Die heeft [naam 7] nodig om de opdracht op te kunnen maken. Alvast bedankt (…)
30/05/19 09:46 – [ [gedaagde sub 2] ]: Hi [naam werknemer 1] , de factuur moet op jouw naam, ik heb hier ‘officieel’ niets mee te maken, daar krijg ik problemen mee. Zodra je de factuur hebt ontvangen stuur je het bedrag door en maken wij het over...
(…)
03/06/19 19:51 – [ [naam werknemer 1] ]: Hi [gedaagde sub 2] , [naam 7] vraagt mij of jij nog meer recente steunvorderingen hebt en deze aan mij / haar kunt doorsturen (…)
03/06/19 21:15 – [ [gedaagde sub 2] ]: Je kan in ieder geval die van [naam werknemer 2] gebruiken...
04/06/19 18:38 – [ [naam werknemer 1] ]: Hoi [gedaagde sub 2] , [naam 7] heeft vandaag het faillissementsrekest ingediend (...)
04/06/19 19:26 – [ [gedaagde sub 2] ]: Top ik heb nog twee steun vorderingen waarschijnlijk die ik via [naam werknemer 2] kan doormailen..”
2.34.
Op 6 juni 2019 spreken (onder meer) [naam 5] , [gedaagde sub 6] , en [gedaagde sub 2] via Skype met als onderwerp 'Alignment MyHealthCares/PHOENIX’.
2.35.
Op 13 juni 2019 wordt de behandeling van de tweede faillissementsaanvraag met
4 weken uitgesteld na betaling door [naam 1] van 75% van de openstaande loonvordering van [naam werknemer 1] . Nadien wordt ook het restant van de vordering voldaan door [naam 1] , waarna de faillissementsaanvraag wordt ingetrokken.
2.36.
Tijdens een aandeelhoudersvergadering van 24 juni 2019 stemt Handpicked Investments tegen het ontslag van [gedaagde sub 2] als bestuurder van MHC.
2.37.
Op 3 juli 2019 bericht [gedaagde sub 5] [naam werknemer 2] via WhatsApp (productie E-11):
“03-07-19 11:36 – [ [naam werknemer 2] ]: Hey [gedaagde sub 5] , alles goed? Ik ben bezig met de advocaat om wederom een faillissementsverzoek in te dienen. Weet jij of er sinds 28mei nog vorderingen zijn betaald door MHC/ [naam 1] ? Het lijkt mij dat andere partijen ondertussen ook hun geld willen namelijk.. De nog openstaande facturen die ik heb zijn van fingerspitz (29-3) en Textbroker (21-12-18 en 7-1-2019) en Estudio34 (30-01-2019). Mocht het zo zijn dat de facturen nog steeds niet betaald zijn dan kunnen ze mee als steunvordering. Thanks! Groetjes [naam werknemer 2]
03-07-19 11:39 - ] [gedaagde sub 5] ]: Hi [naam werknemer 2] , alles goed hier. Hoe is het met jou? Er is niets betaald door MHC behalve aan jou en [naam werknemer 1] ..
03-07-19 11:43 – [ [naam werknemer 2] ]: Goed hoor, druk bezig met wat freelance klusjes gelukkig. Ok thanks! Dan stuur de openstaande facturen gewoon mee. Zal binnenkort dat wel weer een faillissementsverzoek op de mat vallen.. Duurt wel lang zeg dit gedoe..
03-07-19 1:46 - ] [gedaagde sub 5] ]: (…) Ja, erg lang...”
2.38.
Op 4 juli 2019 vraagt [naam werknemer 2] opnieuw het faillissement aan van MHC, met dit maal een vordering van Fingerspitz als steunvordering.
2.39.
Op 30 juli 2019 is MHC failliet verklaard, met benoeming van mr. [naam curator] als curator (hierna: de curator). Nadien is de schuld van MHC aan derden (niet gelieerde partijen) door de curator begroot op ongeveer € 33.000 (waarvan € 15.900,- aan het UWV).
2.40.
De Handpicked Groep heeft bij de curator geïnformeerd of zij de onderneming uit de boedel kon overnemen, hetgeen niet tot een overeenkomst heeft geleid.
2.41.
Op 1 juli 2019 heeft EPI bewijsbeslag laten leggen, waarna de inzagevordering ex artikel 843a Rv bij (kort geding) verstekvonnis van deze rechtbank van 6 september 2019 grotendeels is toegewezen. Een tweede vordering ex artikel 843a Rv is door deze rechtbank bij (kort geding) vonnis van 17 februari 2020 afgewezen.
2.42.
Op 12 juni 2020 heeft EPI ten laste van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] c.s. conservatoire beslagen laten leggen op onroerende zaken, aandelen en certificaten van aandelen.

3.Het geschil

3.1.
EPI vordert – samengevat weergegeven – om bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij vooraard:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , Handpicked Investments, [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] onrechtmatig jegens EPI hebben gehandeld;
II. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , Handpicked Investments, [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
a. € 3.002.666,29; althans
b. een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag; althans
c. een bedrag op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en
in alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente,
III. [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk te veroordelen in de beslagkosten van € 7.829,81, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , Handpicked Investments, [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
EPI legt aan haar vorderingen primair ten grondslag dat gedaagden – handelend als groep (in de zin van art. 6:166 BW) – jegens haar als aandeelhouder van MHC onrechtmatig hebben gehandeld door opzettelijk het faillissement van MHC te bewerkstelligen, met het oogmerk om zich aldus te kunnen ontdoen van EPI als aandeelhouder en om na faillissement met een andere investeerder een doorstart te kunnen maken. Subsidiair voert EPI aan dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW door Handpicked Investments, van welke onrechtmatige gedraging ieder van haar (middellijk) bestuurders ( [gedaagde sub 6] c.s.) persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken.
3.3.
[gedaagde sub 2] c.s., Handpicked Investments en [gedaagde sub 6] c.s. betwisten dat sprake is geweest van opzet op de benadeling van EPI als aandeelhouder. Verder stellen zij dat de door EPI gewraakte gedragingen slechts het gevolg zijn van de omstandigheid dat eerder door [naam 1] te kennen was gegeven dat Medstone niet meer wilde investeren in MHC. Het faillissement van MHC was daardoor reeds onafwendbaar geworden. Zij betwisten aldus ook het bestaan van causaal verband tussen de door EPI gewraakte handelingen en het intreden van de schade. Tot slot voeren gedaagden aan dat – mocht het tot een begroting van de schade komen – rekening dient te worden gehouden met eigen schuld aan de zijde van EPI.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over het antwoord op de vraag of [gedaagde sub 2] c.s., Handpicked Investments en [gedaagde sub 6] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens EPI door het faillissement van MHC te bewerkstelligen met het oogmerk om zich te ontdoen van EPI als aandeelhouder in MHC en de onderneming van MHC na het faillissement van MHC zonder EPI voort te kunnen zetten.
4.2.
Over de in deze zaak toepasselijke maatstaf overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak geldt dat indien een derde aan een naamloze of besloten vennootschap vermogensschade toebrengt door een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een contractuele verplichting jegens de vennootschap of door gedragingen die jegens de vennootschap onrechtmatig zijn, alleen de vennootschap een vordering heeft tot vergoeding van deze schade. In beginsel komt aan een of meer houders van aandelen in de vennootschap niet een vordering toe tot vergoeding van schade bestaande in vermindering van de waarde van hun aandelen of gemiste koerswinst die het gevolg is van de vorenbedoelde tekortkoming of onrechtmatige gedraging jegens de vennootschap (zogeheten afgeleide schade). Op deze regel kan een uitzondering worden gemaakt indien sprake is van een gedraging die ‘specifiek onzorgvuldig’ is jegens de aandeelhouder (HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1899, rov. 3.4.1 (Kwekerij)).
Hetgeen is overwogen in het Kwekerij-arrest vindt aansluiting bij eerdere jurisprudentie waarin voor het kunnen maken van voornoemde uitzondering werd vereist dat sprake was van een schending van ‘een specifieke zorgvuldigheidsnorm’ jegens de benadeelde aandeelhouder (zie HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, NJ 1995/288 (Poot/ABP), rov. 3.4.3.)
Van specifiek onzorgvuldig handelen jegens een aandeelhouder is nog geen sprake indien het onrechtmatig handelen van een derde jegens de vennootschap schade voor de aandeelhouder als voorzienbaar gevolg heeft, hetgeen ook geldt indien een derde onnodig en desbewust het faillissement van de vennootschap heeft veroorzaakt voor haar eigen gewin. Van specifiek onzorgvuldig handelen is wel sprake indien het faillissement van een vennootschap is bewerkstelligd met de opzet om aldus de aandeelhouder te benadelen (HR 16 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0419, NJ 2007/256 (Tuin Beheer)).
4.3.
De rechtbank zal eerst beoordelen of respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het verwijt kan worden gemaakt het faillissement van EPI te hebben bewerkstelligd met het oogmerk om EPI te benadelen als aandeelhouder.
- [gedaagde sub 2] c.s.
4.4.
Bij de beoordeling van de voornoemde vragen, neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt.
4.5.
[gedaagde sub 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij – na de
cooling down-periode die tussen partijen was afgesproken – in maart 2019 op zoek is gegaan naar een nieuwe investeerder en logistieke partner voor MHC. In dat verband is zij onder meer in maart 2019 naar Portugal gereisd en heeft zij gesprekken gevoerd met diverse investeerders ( [naam 4] en [naam 5] ). [gedaagde sub 2] heeft haar medebestuurder [naam 1] niet op de hoogte gehouden van haar verrichtingen om een nieuwe investeerder/logistiek partner te vinden voor MHC. De door [gedaagde sub 2] gepresenteerde plannen aan de nieuwe potentiële logistieke partners/investeerders (o.a. [naam 4] en [naam 5] ) voorzagen ook niet in een uitkoop van EPI. In die plannen werd uitgegaan van een ‘doorstart’ scenario.
Verder stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde sub 2] de beide werknemers van MHC begin maart 2019 heeft vrijgesteld van werk. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 2] heeft getracht met hen een financiële regeling te treffen. De salarisverplichtingen van beide werknemers bleven echter doorlopen en zijn vanaf maart 2019 niet meer voldaan door MHC. De beide werknemers hebben vervolgens met hun loonvorderingen (meermaals) het faillissement van MHC aangevraagd.
Uit de tussen [gedaagde sub 2] en de beide werknemers gewisselde WhatsApp-berichten blijkt verder dat de gang van zaken rondom deze faillissementsaanvragen door beide werknemers werd afgestemd met [gedaagde sub 2] . In dit berichtenverkeer wordt ook meermaals blijk gegeven van teleurstelling dat het nog niet gelukt is om MHC te laten failleren, terwijl anderzijds uit dit berichtenverkeer blijkt dat het faillissement van MHC als een noodzakelijk te nemen horde werd beschouwd om daarna een doorstart te kunnen maken met een nieuwe investeerder.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat al het voorgaande geen andere conclusie toelaat dan dat [gedaagde sub 2] als (middellijk) bestuurder van MHC actief heeft getracht het faillissement van MHC te bewerkstelligen met het oogmerk om zich aldus te kunnen ontdoen van EPI als aandeelhouder van MHC en daarmee de weg vrij te maken voor een nieuwe investeerder/logistiek partner.
4.7.
Het verweer van [gedaagde sub 2] dat zij als bestuurder na de
cooling downperiode niet actief op het faillissement van MHC heeft aangestuurd, is ongeloofwaardig. Met haar betoog dat zij ervan heeft mogen uitgaan dat MHC feitelijk reeds failliet was omdat [naam 1] had aangegeven slechts bereid te zijn om (via Medstone) in verdere financiering van MHC te voorzien onder voor [gedaagde sub 2] c.s. en Handpicked Investments niet acceptabele voorwaarden, miskent [gedaagde sub 2] dat hierin geen rechtvaardiging voor haar handelen kan worden gevonden. De kans bestond immers dat EPI nog door een nieuwe investeerder zou kunnen worden uitgekocht. Het is mede aan het handelen van [gedaagde sub 2] te wijten dat EPI deze kans niet (ten volle) heeft kunnen benutten.
4.8.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat elke bestuurder bij de vervulling van zijn taak, mede op grond van het bepaalde in de artikel 2:8 en 2:9 BW, gehouden is om zich te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en om zorgvuldigheid te betrachten jegens al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken, ongeacht of een bestuurder is benoemd door of op voordracht van de vergadering van aandeelhouders van een bepaalde soort of aanduiding. Dat is niet anders indien de aandeelhouders nauw betrokken zijn bij de
joint venture-vennootschap (vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797, NJ 2014/286 (Roovers/Cancun Holding I).
4.9.
Het had op de weg van [gedaagde sub 2] gelegen in gezamenlijk overleg met [naam 1] een uitweg uit deze impasse te zoeken. De rechtbank merkt voor de goede orde reeds op dat zij van oordeel is dat ook [naam 1] op dit punt een verwijt valt te maken, hetgeen de rechtbank bij de beoordeling van het eigen schuld verweer van gedaagden zal betrekken.
4.10.
In het voorgaande ligt besloten het oordeel dat zich in dit geval de uitzondering voordoet zoals bedoeld in het Tuin Beheer-arrest: het geval waarin het oogmerk bestaat op het benadelen van een aandeelhouder. Aangezien [gedaagde sub 2] de door haar gewraakte gedragingen heeft verricht als middellijk bestuurder van MHC, dient dit handelen in de eerste plaats te worden toegerekend aan [gedaagde sub 1] (de bestuurder van MHC) en heeft [gedaagde sub 1] specifiek onzorgvuldig gehandeld jegens EPI.
4.11.
De rechtbank is verder van oordeel dat EPI (de handelwijze van [gedaagde sub 2] als bestuurder van [gedaagde sub 1] toegerekend aan [gedaagde sub 1] ) [gedaagde sub 1] van het door haar gewraakte handelen als bestuurder van MHC persoonlijk een ernstig verwijt kan maken. [gedaagde sub 2] is als (de enige) bestuurder van [gedaagde sub 1] vervolgens jegens EPI aansprakelijk op grond van artikel 2:11 BW. De (hoofdelijke) aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] c.s. jegens EPI is daarmee gegeven.
- Handpicked Investments
4.12.
EPI verwijt Handpicked Investments (primair) in groepsverband met [gedaagde sub 2] c.s. te hebben gehandeld en aldus aansprakelijk te zijn op grond van artikel 6:166 BW.
4.13.
Handpicked Investments heeft betwist dat zij – samen met [gedaagde sub 2] c.s. – erop uit is geweest om het faillissement van MHC te bewerkstelligen om zich op die wijze van EPI als aandeelhouder te kunnen ontdoen en met een derde investeerder/logistiek partner een doorstart te maken.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde sub 6] c.s. (allen middellijk bestuurder en aandeelhouder van Handpicked Investments) van de hiervoor gewraakte handelwijze van [gedaagde sub 2] op de hoogte waren en zij ook (in wisselende samenstelling) deelnamen aan gesprekken met potentiële investeerders. Verder is door [gedaagde sub 6] c.s. niet betwist dat ook zij in die gesprekken zijn uitgegaan van een ‘doorstart’-scenario. [gedaagde sub 6] c.s. hebben, met [gedaagde sub 2] , [naam 1] (als medebestuurder) daarvan onkundig gehouden. In het licht van deze omstandigheden oordeelt de rechtbank het verweer van Handpicked Investments niet erop uit te zijn geweest om het faillissement te bewerkstelligen om zich aldus te kunnen ontdoen van EPI als aandeelhouder niet geloofwaardig.
4.15.
Gelet op de omstandigheid dat [gedaagde sub 6] c.s. allen middellijk bestuurder en aandeelhouder zijn van Handpicked Investments en Handpicked Investments aandeelhouder was van MHC, is de rechtbank van oordeel dat het voor de hand ligt voornoemde gedragingen van [gedaagde sub 6] c.s. toe te rekenen aan Handpicked Investments (vgl. HR 6 april 1979, ECLI:NL:HR:1979:AH8595, NJ 1980/34 (Kleuterschool Babbel)).
4.16.
Nu de door EPI gewraakte gedragingen van [gedaagde sub 6] c.s. worden toegerekend aan Handpicked Investments, valt Handpicked Investments te verwijten – kort gezegd – vanaf maart 2019 tot aan de datum van het faillissement van MHC gezamenlijk te zijn opgetrokken met [gedaagde sub 2] (Ventures) met als doel om MHC eerst te laten failleren en na het faillissement van MHC de aan MHC verbonden onderneming (het platform) met een nieuwe investeerder/logistiek partner te kunnen voortzetten.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat de kans dat het door EPI gewraakte schadeveroorzakende handelen van Handpicked Investments en [gedaagde sub 1] (in groepsverband) schade voor EPI tot gevolg zou kunnen hebben, Handpicked Investments zou hebben moeten weerhouden om gezamenlijk met [gedaagde sub 2] op te trekken in deze.
4.18.
Ook Handpicked Investments kan daarom worden verweten in groepsverband met [gedaagde sub 1] (specifiek) onrechtmatig te hebben gehandeld jegens EPI. Het gevolg is dat (ook) Handpicked Investments hoofdelijk aansprakelijk is (op grond van artikel 6:166 BW) voor de door EPI geleden schade.
- [gedaagde sub 6] c.s.
4.19.
De rechtbank begrijpt – mede gelet op de tijdens de tijdens mondelinge behandeling gegeven toelichting – dat EPI zich primair op het standpunt stelt dat niet alleen Handpicked Investments, maar ook [gedaagde sub 6] c.s. ieder in persoon aansprakelijk is op grond van artikel 6:166 BW. Ter onderbouwing van deze stelling voert EPI aan – zo begrijpt de rechtbank het gestelde – dat zij [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] primair
nietaanspreekt op grond van een onbehoorlijke taakuitoefening als (middellijk) bestuurder van Handpicked Investments, maar op de grond dat ieder van hen kan worden verweten in strijd te hebben gehandeld met een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsverplichting jegens EPI. Daarmee doet EPI (impliciet) een beroep op hetgeen is overwogen in HR, 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881, NJ 2013/302, rov. 3.4.2. (Spaanse Villa’s).
4.20.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de eerste plaats heeft de rechtbank te beoordelen of [gedaagde sub 6] c.s. bij de aan hen verweten gedragingen, hebben gehandeld als (middellijk) bestuurder van Handpicked Investments. De persoonlijke aansprakelijkheid van de aangesproken bestuurder dient in dergelijk geval in beginsel (exclusief) aan de hand van het leerstuk van de (externe) bestuurdersaansprakelijkheid worden beoordeeld (vgl. HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628, NJ 2015/21(Hezemans Air), rov. 3.5.1 en 3.5.2).
4.21.
Omstandigheden die zouden kunnen meebrengen dat [gedaagde sub 6] c.s. bij hun door EPI gewraakte handelen niet (of althans niet primair) hebben gehandeld vanuit hun functie als middellijk bestuurder van Handpicked Investments (de aandeelhouder van MHC) zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld en ook anderszins de rechtbank niet gebleken. Bij die stand van zaken moet het dan ook ervoor worden gehouden dat de bijzondere situatie die zich voordeed in het Spaanse Villa’s-arrest in dit geval niet aan de orde is.
4.22.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank te beoordelen of ter zake van het verwijt ex artikel 6:166 BW dat Handpicked Investments treft (de schadeveroorzakende gedragingen verricht als ‘groep’ met [gedaagde sub 1] ), ook [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 5] en/of [gedaagde sub 4] , persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt door EPI.
4.23.
De rechtbank stelt vast dat EPI enerzijds aan haar vorderingen jegens [gedaagde sub 6] c.s. wel uitdrukkelijk ten grondslag legt dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid (dagvaarding onder 8.19), maar anderzijds dat EPI ter onderbouwing van deze stelling (goeddeels) ermee heeft volstaan op te merken dat [gedaagde sub 6] c.s. ook persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken van het onrechtmatige handelen van Handpicked Investments. Door EPI is niet (althans niet voldoende) uiteengezet ter zake van welke specifieke gedragingen zij respectievelijk [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] (ieder afzonderlijk) persoonlijk een ernstig verwijt maakt.
4.24.
Het had naar het oordeel van de rechtbank wel voor de hand gelegen dat op dit punt een nadere onderbouwing was gegeven, temeer daar Handpicked Investments (anders dan [gedaagde sub 1] ) geen bestuurder was van MHC, maar alleen aandeelhouder. EPI verwijt [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] (ieder afzonderlijk) persoonlijk ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld als (middellijk) bestuurder van een vennootschap (Handpicked Investments) die
als aandeelhouder(van MHC) onrechtmatig heeft gehandeld (in een groepsgedraging jegens EPI als medeaandeelhouder. Waar [gedaagde sub 2] als (middellijk) bestuurder van MHC ook met name kan worden verweten de belangen van Handpicked Investments te hebben laten prevaleren boven de belangen van EPI, kan [gedaagde sub 6] c.s. dit verwijt niet in gelijke zin worden gemaakt.
4.25.
Voor zover in hetgeen door EPI is aangevoerd nog besloten ligt de stelling dat [gedaagde sub 6] c.s. ook ieder persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken omdat zij allen gezamenlijk met [gedaagde sub 2] een nieuwe investeerder/logistiek partner voor MHC hebben getracht te vinden, waarvan zij EPI onkundig hebben gehouden en gezamenlijk met [gedaagde sub 2] te hebben aangestuurd op het faillissement van MHC, overweegt de rechtbank nog als volgt. Deze verwijten zijn (zoals reeds is overwogen) weliswaar voldoende om te aanvaarden dat ook Handpicked Investments als aandeelhouder specifiek onrechtmatig (in groepsverband) heeft gehandeld jegens EPI, maar de rechtbank is ook van oordeel dat deze verwijten (ter zake van een collectief handelen) niet voldoende zijn om ook te kunnen concluderen dat ook voldaan wordt aan de – hoge – drempel die geldt voor het aanvaarden van bestuurdersaansprakelijkheid voor [gedaagde sub 6] c.s. als (middellijk) bestuurders van Handpicked Investments ieder afzonderlijk. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat onvoldoende duidelijk is geworden in welke mate [gedaagde sub 6] c.s. ieder afzonderlijk van dit collectieve handelen een verwijt valt te maken en aldus ook onvoldoende inzicht bestaat in de mate waarin elk van hen heeft bijgedragen aan dit handelen.
- Tussenconclusie
4.26.
De tussenconclusie na het voorgaande is dat [gedaagde sub 1] en Handpicked Investments jegens EPI (hoofdelijk) aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:166 BW. [gedaagde sub 2] is eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de door EPI geleden schade op grond van het bepaalde in artikel 2:11 BW.
4.27.
De vorderingen jegens [gedaagde sub 6] c.s. zullen worden afgewezen.
- Schadebegroting
4.28.
Bij het vaststellen van de omvang van de te vergoeden schade moet als beginsel worden vooropgesteld dat de benadeelde zoveel als mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou verkeren indien het schadeveroorzakende feit achterwege was gebleven ( [verw.] ).
4.29.
Indien [gedaagde sub 1] en Handpicked Investments niet onrechtmatig jegens EPI hadden gehandeld zou – naar partijen ook tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven – het bestuur van MHC na de
cooling downperiode in maart 2019 geen andere keuze hebben gehad dan te zoeken naar een nieuwe investeerder/logistiek partner om de aandelen van EPI over te nemen. Immers, EPI was niet bereid geweest om de aandelen van Handpicked Investments en [gedaagde sub 2] over te nemen. Dit omdat zij – naar door [naam 1] is toegelicht tijdens de mondelinge behandeling – onvoldoende zicht had op de kwaliteit (van de code) van het door Bluebird Day ontwikkelde platform.
4.30.
Tussen partijen is verder ook niet in geschil dat de maandelijkse operationele kosten en de schulden aan (niet aan partijen gelieerde) derden van MHC die nodig waren om het platform in stand te houden, relatief bescheiden waren. Het ligt dan ook voor de hand te veronderstellen dat – mede gelet op hetgeen waartoe partijen gehouden waren gelet op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 BW) – indien de onrechtmatige gedraging wordt weggedacht, partijen in maart 2019 nadere afspraken zouden hebben kunnen maken, die tot gevolg zouden hebben gehad dat het bestuur van MHC niet op de korte termijn voor het faillissement van MHC zou hebben hoeven te vrezen. Partijen zouden gedurende deze tijd hebben kunnen trachten te komen tot een overname van het aandelenbelang van EPI door een derde partij.
4.31.
Het onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 1] en Handpicked Investments heeft tot gevolg gehad dat EPI voornoemde kans is ontnomen. Ter begroting van de schade van EPI dient de rechtbank dan ook een inschatting te maken van de kans dat EPI haar belang aan een derde partij zou hebben kunnen overdragen aan de hand van de door de Hoge Raad ontwikkelde leer van de kansschade (vgl. HR 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7491, NJ 2013/237 (Deloitte/Hassink). Ter toelichting dient nog het volgende.
4.32.
De leer van de kansschade is geëigend om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een op zichzelf vaststaande tekortkoming of onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming of onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven, de kans op een betere uitkomst zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd (HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:461, rov. 4.2). Deze situatie doet zich in dit geval voor.
4.33.
Primair heeft EPI zich op het standpunt gesteld dat er een 100% kans was dat – de onrechtmatige gedraging weggedacht – EPI een derde partij bereid zou hebben gevonden haar aandelenbelang over te nemen voor een bedrag van circa drie miljoen euro. Ter onderbouwing van deze stelling heeft EPI verwezen naar een rapport van een door haar ingeschakelde deskundige dr. [naam deskundige] overgelegd (hierna: het rapport [naam deskundige] ). In het rapport [naam deskundige] is de waarde van het aandelenbelang in MHC in maart 2019 bepaald. De berekening in het rapport [naam deskundige] gaat uit van – zo stelt EPI – de gegevens uit het
business planvoor MHC (van maart 2018) als het zogenoemde
Pitchdeck(van mei 2019). Met name ook het Pitchdeck is volgens EPI in het bijzonder geschikt om als basis te dienen voor de waardebepaling van het aandelenbelang van EPI omdat het door gedaagden zelf is opgesteld ten behoeve van de presentatie van hun plannen aan potentiële investeerders.
4.34.
Over de omstandigheid dat het rapport [naam deskundige] uitgaat van het
business planen het
Pitchdeckals een basis voor de waardebepaling voor het belang van EPI in maart 2019 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat schattingen over te verwachten omzetten en te behalen winsten zoals die worden begroot in een
business planen zoals die worden gepresenteerd tijdens een
pitchveelal ook mede hun oorsprong vinden in enig optimisme van de ondernemer. Een potentiële investeerder zal dergelijke cijfers steeds kritisch beoordelen en ook steeds zijn eigen inschattingen maken. Daarbij komt dat zowel het voornoemde
business planals het
Pitchdeckervan uitgaan dat de onderneming succesvol zal zijn. Een investeerder zal bij de prijs die hij bereid is te betalen ook acht slaan op het (bij
start upsover het algemeen niet onaanzienlijke) risico zijn investering geheel te kunnen verliezen. Met voornoemde elementen wordt geen (althans voor de rechtbank niet kenbaar) rekening gehouden in het rapport [naam deskundige] .
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in dit geval bij de beoordeling als relevante waarde verminderende factor moet worden betrokken de omstandigheid dat partijen niet alleen een nieuwe investeerder maar ook een nieuwe logistiek partner (apotheker) hadden moeten vinden, in een situatie waarin de oorspronkelijke
joint venture-partners reeds na korte tijd waren gestrand in hun poging het
business planuit 2018 te realiseren. Deze omstandigheid zou de onderhandelingspositie van EPI jegens een potentiële investeerder hebben verzwakt.
4.35.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het rapport [naam deskundige] niet als een bruikbaar uitgangspunt kan dienen bij het beantwoorden van de vraag welk
bedragEPI redelijkerwijze voor haar aandelenbelang zou hebben kunnen ontvangen.
4.36.
Bij de beoordeling van de grootte van
de kansdat ook daadwerkelijk een gegadigde had kunnen worden gevonden die bereid zou zijn geweest de aandelen van EPI over te nemen, acht de rechtbank verder nog het volgende van belang.
4.37.
Op het moment dat EPI van haar belang af wilde (vanaf maart 2019) bestond MHC uit niet meer dan website. De website was in zoverre nog niet operationeel dat in maart 2019 nog geen opdrachten werden ontvangen en orders werden verwerkt via de website. De IE-rechten op de website bevonden zich niet bij MHC. Aan MHC was door Bluebird Day (slechts) een niet-exclusief gebruiksrecht verleend.
4.38.
Ter zitting is zijdens [gedaagde sub 6] c.s. aangegeven dat Bluebird Day bereid was geweest om in het kader van overnameonderhandelingen te komen tot een voor MHC meer gunstige regeling. Dat Bluebird Day daartoe werkelijk bereid was geweest en/of daartoe in rechte gedwongen had kunnen worden, kan de rechtbank evenwel niet als vaststaand aannemen.
4.39.
Ook indien ervan wordt uitgegaan dat in maart 2019 MHC met Bluebird Day over de IE-rechten op het platform een meer gunstige regeling zou hebben kunnen treffen, laat dit onverlet dat MHC op dat moment nog niet meer was dan – kort gezegd – een
business plandat in een beginfase van uitvoering verkeerde.
4.40.
Bij het voorgaande komt nog dat EPI wel (ampel) heeft onderbouwd hoe volgens haar de waarde van haar aandelenbelang dient te worden gewaardeerd, maar dat zij haar eerst tijdens de mondelinge behandeling ingenomen standpunt – bij monde van mr. Buziau – dat de kans dat een derde het aandelenbelang van EPI zou hebben willen overnemen voor ongeveer € 3 miljoen euro op 100% gewaardeerd moet worden – niet van een nadere onderbouwing heeft voorzien. Een nadere onderbouwing van dit standpunt had in zoverre ook voor de hand gelegen omdat door het vertrek van EPI MHC zonder logistiek partner (oftewel: apotheek) kwam te zitten. Niet alleen diende er een derde partij te worden gevonden die bereid was om de aandelen van EPI over te nemen, maar tegelijk met deze derde diende ook een nieuwe apotheker als logistiek partner te worden gezocht.
4.41.
Gelet op al het voorgaande schat de rechtbank de kans dat EPI voor haar aandelenbelang een bedrag van drie miljoen euro had kunnen realiseren in op nihil.
4.42.
Bij die stand van zaken zou de vordering van EPI geheel dienen te worden afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is zijdens EPI desgevraagd evenwel nog naar voren gebracht dat EPI in het uiterste geval bereid zou zijn geweest om genoegen te nemen met een bedrag dat gelijk was aan hetgeen tot dat moment door haar in MHC was geïnvesteerd, zijnde een bedrag van € 380.000,-.
4.43.
De rechtbank schat de kans dat EPI dit bedrag voor haar aandelenbelang zou kunnen hebben realiseren – mede gelet op al hetgeen hiervoor door de rechtbank reeds is overwogen over de omstandigheden die bij de waardering van de aandelen en de begroting van deze kans in aanmerking moeten worden genomen – op 10%. Gelet daarop komt in beginsel een bedrag van € 38.000,- voor toewijzing in aanmerking.
- Eigen schuld
4.44.
Tot besluit heeft de rechtbank nog te beoordelen in hoeverre de door het onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 1] en Handpicked Investments in groepsverband veroorzaakte schade voor rekening van EPI dient te blijven omdat sprake is van eigen schuld aan het ontstaan van deze schade vanwege gedragingen die kunnen worden toegerekend aan EPI.
4.45.
Zijdens gedaagden is daarbij in de eerste plaats (meermaals) erop gewezen dat de oorzaak van het faillissement van MHC primair het gevolg is van het handelen van, zo begrijpt de rechtbank het gestelde, aan EPI gelieerde vennootschappen (o.a. Medstone) en personen (o.a. [naam 1] ). Zij hebben geweigerd (in strijd met de in de LOI gemaakte afspraak) om in totaal € 700.000,- te investeren in MHC. Het faillissement van MHC werd daarmee onafwendbaar, zo voeren gedaagden aan.
In de tweede plaats stellen gedaagden – naar door hen tijdens de mondelinge behandeling nader is toegelicht – dat EPI kan worden aangerekend dat [naam 1] als bestuurder van MHC – kort gezegd – niet alles eraan heeft gedaan om het intreden van de door hem geleden schade te voorkomen, hetgeen ook de aan [naam 1] gelieerde vennootschap EPI dient te worden aangerekend.
4.46.
De rechtbank oordeelt als volgt. Voor zover gedaagden het stopzetten van de financiering door [naam 1] /Medstone ten grondslag leggen aan hun beroep op eigen schuld gaat de rechtbank aan die stelling voorbij. Naar tijdens de mondelinge behandeling door alle partijen is erkend zijn in de LOI geen afspraken gemaakt over het moment en de voorwaarden waaronder de bedragen waarvoor partijen zich in de LOI hebben gecommitteerd zouden worden verstrekt aan MHC. Gelet daarop hebben gedaagden onvoldoende gesteld om te kunnen aanvaarden dat het [naam 1] /Medstone niet vrij stond om in februari 2019 aan de verdere verstrekking van middelen nadere voorwaarden te verbinden, omdat de relevante omstandigheden sinds de totstandkoming van de LOI gewijzigd zouden zijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat het gedaagden ook vrij heeft gestaan om de verdere financiering door Medstone in rechte af te dwingen, indien zij meenden dat Medstone hiertoe gehouden was.
4.47.
Voor zover gedaagden stellen dat EPI kan worden aangerekend dat ook [naam 1] als bestuurder van MHC niet alles eraan heeft gedaan om het intreden van de door hem geleden schade te voorkomen, onderschrijft de rechtbank dat standpunt. Naar uit de tussen partijen gewisselde berichten valt op te maken heeft [naam 1] kennelijk erop vertrouwd dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] c.s. het op zich zouden nemen om een nieuwe investeerder/logistiek partner te zoeken die de aandelen van EPI zou overnemen. Door EPI ( [naam 1] ) is ter zitting toegelicht dat dit ook voor de hand lag, gelet op de feitelijke gang van zaken destijds, waarbij [gedaagde sub 2] de dagelijkse leiding verzorgde over MHC (die daar ook royaal voor werd betaald, aldus EPI ( [naam 1] ) en hij meer een rol op afstand had (en ook geen tijd had om zich met de dagelijkse gang van zaken bij MHC te bemoeien). EPI ( [naam 1] ) heeft verder erop gewezen dat [gedaagde sub 6] c.s. kantoor hielden in hetzelfde gebouw als [gedaagde sub 2] , met als gevolg dat voor [gedaagde sub 6] c.s. en [gedaagde sub 2] de lijnen kort waren.
Naar het oordeel van de rechtbank laat het voorgaande evenwel onverlet dat [naam 1] valt te verwijten dat – nadat hij zelf had aangekondigd dat (het aan hem gelieerde Medstone) niet langer onder dezelfde voorwaarden (zoals overeengekomen in de LOI) bereid was de voor MHC noodzakelijke verdere financiering te verstrekken – hij van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] c.s. heeft verlangd met een oplossing te komen door een andere investeerder/logistiek partner te vinden die de positie van EPI zou willen overnemen, terwijl hij zelf ook bestuurder van MHC was. Gesteld noch gebleken is dat hij daartoe zelf stappen heeft gezet.
De rechtbank is van oordeel dat het mede op de weg van [naam 1] heeft gelegen om in samenwerking met [gedaagde sub 2] te gaan zoeken naar een nieuwe investeerder/logistiek partner voor MHC die het aandelenbelang van EPI zou kunnen overnemen. Voor zover [naam 1] in dit verband nog aanvoert dat het voorgaande geen recht doet aan de feitelijke gang van zaken, omdat – zoals door hem is toegelicht tijdens de mondelinge behandeling – hij na de
cooling down-periode in de schaduw werd gezet en hij van [gedaagde sub 2] (of [gedaagde sub 6] c.s.) geen adequate informatie meer kreeg, is de rechtbank van oordeel dat het op zijn weg heeft gelegen om die maatregelen te treffen die nodig waren om uit deze bestuurlijke impasse te geraken.
4.48.
De rechtbank is van oordeel dat dit onkundig handelen van [naam 1] – bij de beoordeling van het beroep op eigen schuld – ook voor rekening van EPI dient te worden gebracht, gezien de persoonlijke en financiële verwevenheid van [naam 1] met EPI. De rechtbank zal gelet op het voorgaande – en met in achtneming van de mate waarin [naam 1] en [gedaagde sub 2] c.s. het intreden van de schade kan worden aangerekend – een één/vijfde deel van de schade voor rekening van EPI laten.
4.49.
De conclusie is dat rechtbank van oordeel is dat een bedrag van € 30.400 toewijsbaar is aan schade.
- Verklaring voor recht
4.50.
Aangezien de door EPI gevorderde schade door de rechtbank in het voorgaande reeds is begroot valt – zonder nadere onderbouwing die niet is gegeven – niet in te zien welk belang EPI verder nog heeft bij de door haar gevorderde verklaringen voor recht. De rechtbank zal deze afwijzen.
- Wettelijke rente
4.51.
De gevorderde wettelijke rente zal in het dictum worden toegewezen – nu geen eerdere datum is gevorderd – per datum dagvaarding, zijnde 25 juni 2020.
- Proceskosten
4.52.
EPI vordert [gedaagde sub 2] c.s., Handpicked en [gedaagde sub 6] c.s. te veroordelen tot betaling van de proceskosten. Deze vorderingen zullen worden afgewezen omdat de rechtbank de proceskosten (met inbegrip van de beslagkosten) zal compenseren. De rechtbank ziet daartoe aanleiding omdat zij slechts een relatief beperkt bedrag van de vordering van EPI toewijsbaar oordeelt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het door EPI in deze procedure gevorderde bedrag in geen verhouding staat tot het bedrag waarvan EPI redelijkerwijze zou hebben mogen verwachten dat in rechte toewijsbaar zou kunnen zijn. Het gevolg is dat ook van gedaagden aanzienlijk hogere griffierechten zijn geheven dan in het geval EPI haar vordering op meer realistische wijze had begroot in de dagvaarding.
4.53.
In het voorgaande ligt besloten een verwerping van alle overige vorderingen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en Handpicked Investments hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan EPI te betalen een bedrag van
€ 30.400,-vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 25 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schild, mr. Van Alphen en mr. Verhagen-Coopmans en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: