ECLI:NL:RBZWB:2021:2411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
NL21.4320
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. De Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Tunesische nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn vrees dat zijn asielaanvraag in België niet zorgvuldig zou worden behandeld. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank concludeerde dat België zijn internationale verplichtingen nakomt en dat de eiser zich bij eventuele problemen tot de Belgische autoriteiten moet wenden. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4320

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te bezitten.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat hij in België slecht werd behandeld en werd gediscrimineerd. Hij
vreest dat zijn asielaanvraag in België niet fatsoenlijk zal worden behandeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van België uitgaan van het
interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan.
5. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd waarom hij vreest dat zijn asielaanvraag niet
zorgvuldig zal worden behandeld in België. Door middel van het claimakkoord garandeert België dat de asielaanvraag van eiser inhoudelijk zal worden behandeld in overeenstemming met de geldende Europese richtlijnen. Verweerder mag er daarom van uitgaan dat de Belgische autoriteiten de asielaanvraag van eiser zorgvuldig zal behandelen. Bij voorkomende problemen, zoals de gestelde discriminatie, dient eiser zich te wenden tot de (hogere) Belgische autoriteiten. Niet gesteld of gebleken is dat de Belgische autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen.
6. Verweerder beroept zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en mag ervan
uitgaan dat België zijn internationale verplichtingen nakomt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. De Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.