In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres, die sinds 2006 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het UWV wijzigde haar IVA-uitkering per 1 oktober 2019 naar een WGA-uitkering, omdat zij niet langer volledig arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres ging hiertegen in beroep, nadat het UWV haar bezwaar tegen het primaire besluit had gegrond verklaard, maar de mate van arbeidsongeschiktheid op 63,99% vaststelde.
De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2021 behandeld, waarbij eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsartsen hebben de medische situatie van eiseres onderzocht en informatie ingewonnen van haar huisarts en oogarts. De rechtbank concludeert dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 63,99% juist is en dat het UWV terecht de IVA-uitkering heeft gewijzigd in een WGA-uitkering.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de uitkering te wijzigen in stand blijft. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid in twijfel trekken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.