ECLI:NL:RBZWB:2021:2473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
382483 FA RK 21-756
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een burgervoogd in het kader van artikel 1:322 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de benoeming van een burgervoogd. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], die onder voogdij staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI). De GI heeft verzocht om ontslag uit de voogdij over [minderjarige] ten gunste van de gezinshuisvader. De rechtbank heeft de procedure behandeld met gesloten deuren, waarbij vertegenwoordigers van de GI, de Raad voor de Kinderbescherming en de gezinshuisvader aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 27 juni 2013 onder voogdij staat van de GI en dat hij momenteel in een gezinshuis woont waar hij een veilige en vertrouwde omgeving heeft. De gezinshuisvader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn instemming met het verzoek van de GI verklaard en is bereid om de contacten tussen [minderjarige] en zijn biologische ouders te faciliteren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de GI ondersteund, waarbij zij het belang van [minderjarige] vooropstelden.

De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang van [minderjarige] is dat de voogdij wordt overgedragen aan de gezinshuisvader, die zich bereid heeft verklaard om deze rol op zich te nemen. De rechtbank heeft de GI ontslagen van de voogdij en de gezinshuisvader benoemd tot (burger)voogd over [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Bogaert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier Rozendaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/382483 / FA RK 21-756
Datum uitspraak: 9 april 2021
Beschikking van de rechtbank over de overdracht voogdij
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: de GI,
betreffende
[naam 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[naam 2] , namens [gezinshuisvader] ,

hierna te noemen: de gezinshuisvader,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 5 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 8 februari 2021;
- de op 29 maart 2021 ontvangen antwoordbrief van de minderjarige;
- het op 15 maart 2021 ontvangen e-mailbericht van de GI.
Op 9 april 2021 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
- de gezinshuisvader.

De feiten

Bij beschikking van deze rechtbank van 27 juni 2013 is de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige] .

Het verzoek

De GI verzoekt thans haar op grond van 1:322, eerste lid sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) te ontslaan uit de voogdij over [minderjarige] , ten gunste van de gezinshuisvader, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Het verzoek ziet niet langer op [naam 3] .

De standpunten

Namens de GI is ter nadere onderbouwing van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat [minderjarige] langdurig zal opgroeien in het gezinshuis. Dat is voor hem een vertrouwde en veilige basis. [minderjarige] is ook gehecht aan zijn gezinshuisouders. De gezinshuisouders werken goed samen met het SDW. Zij blijven ook betrokken op het moment dat dit verzoek zou worden toegewezen. Zij fungeren ook als aanspreekpunt voor de biologische ouders van [minderjarige] .
De gezinshuisvader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij instemt met het verzoek van de GI. Hij is ook bereid om, in het geval van de toewijzing van het verzoek, de contacten tussen [minderjarige] en de ouders te blijven faciliteren. Verder is er goed contact met het SDW, met wie de gezinshuisouders meermalen per week contact hebben, aangezien er nu vier kinderen in het gezinshuis verblijven.
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het mooi is dat het via burgervoogdij toch mogelijk is om de gezinshuisouders te belasten met de voogdij. Dit is een mooi einde van deze zaak. De gezinshuisouders zien [minderjarige] ook als hun eigen kind, hoewel hij natuurlijk niet hun biologisch kind is. De Raad stemt in met het verzoek van de GI nu zij dit in het belang van [minderjarige] acht.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:322 BW kan iedere voogd zich van zijn bediening doen ontslaan, indien een daartoe bevoegd persoon/gecertificeerde instelling zich schriftelijk heeft bereid verklaard de voogdij over te nemen, en de rechtbank deze overneming in het belang van de minderjarigen acht.
De rechtbank overweegt het volgende.
[minderjarige] ervaart in het gezinshuis zijn veilige thuishaven. De gezinshuisouders zijn erg betrokken op hem en bieden hem alle zorg, ondersteuning en begeleiding die hij nodig heeft. [minderjarige] kent een belast verleden met hechtingsproblematiek, een algehele ontwikkelingsachterstand (TIQ 66), PTSS en ADHD. Hij heeft in de afgelopen jaren stukje bij beetje en met intensieve behandeling vooruitgang geboekt op verschillende leefgebieden.
[minderjarige] zit op het speciaal basisonderwijs [onderwijs] in [geboorteplaats 1] . Dit gaat, dankzij de intensieve samenwerking tussen alle betrokkenen, goed. Hij heeft begeleid contact met zijn biologische familie. Deze contacten worden begeleid door het SDW.
Gebleken is dat [minderjarige] op zijn plaats is bij de gezinshuisouders. Dit is een bestendige plek waar hij in de toekomst, ook na het bereiken van zijn meerderjarigheidsleeftijd, kan blijven. De rechtbank acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat de voogdij, conform het (aangepaste) verzoek van de GI, wordt overgedragen aan de gezinshuisvader. Deze heeft zich bij brief van 26 januari 2021, alsmede tijdens de mondelinge behandeling, bereid verklaard om de pleegoudervoogdij te aanvaarden.

De beslissing

De rechtbank:
ontslaat de GI van de voogdij over [minderjarige] ;
en benoemt tot (burger)voogd over [minderjarige] :
[naam 4] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021 door mr. Bogaert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Rozendaal, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.