Uitspraak
2.Het verzoek
primairvoor recht te verklaren dat het huwelijk van de vrouw en de juridisch vader niet voor erkenning in aanmerking komt en dus niet vatbaar is voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP);
3.De nadere beoordeling
Kamerstukken II1995/96, 24649, 3) moet een gerechtelijke vaststelling worden gezien ‘als een laatste mogelijkheid om tussen ouder en kind een afstammingsband te doen ontstaan’. Uit het verband waarin die passage voorkomt, volgt dat de wetgever daarmee het oog heeft gehad op vestiging van een andere mogelijkheid tot het doen ontstaan van een familierechtelijke rechtsbetrekking tussen het kind en een ouder ‘… indien de bereidheid van de verwekker zelf daartoe niet bestaat dan wel wellicht wel bestaan heeft, maar tijdens zijn leven niet geleid heeft tot erkenning.’ Daaruit valt af te leiden dat de wetgever heeft beoogd om met de gerechtelijke vaststelling een extra mogelijkheid in het leven te roepen voor het doen ontstaan van een afstammingsband.
4.De beslissing
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.