In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 mei 2021 uitspraak gedaan over de gedeeltelijke schorsing van het gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige] en de uithuisplaatsing van de minderjarige in een anoniem ziekenhuis. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit, maar er zijn ernstige zorgen over de medische situatie van de minderjarige, die in levensgevaar verkeerde en medische behandeling nodig heeft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de moeder gedeeltelijk te schorsen in haar gezag, omdat zij geen toestemming gaf voor de noodzakelijke medische behandelingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en vader zich oncoöperatief opstellen en dat er een acuut risico is voor de gezondheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom besloten om de moeder gedeeltelijk in haar gezag te schorsen en de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing in het ziekenhuis verlengd. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling, maar constateert dat dit momenteel ontbreekt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden worden aangevochten.