ECLI:NL:RBZWB:2021:2615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
02-081427-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02-081427-21, betreffende de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen en op 6 april 2021 geschorst onder voorwaarden. De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing gevorderd, omdat de verdachte zich niet voldoende aan de bijzondere voorwaarden had gehouden, zoals het niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis en het niet plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft het rapport van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering van 20 mei 2021 in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet ontkent dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, maar dat hij soms met een volwassene naar buiten mocht. Dit werd echter niet als een geldige verklaring gezien voor de overtredingen die op 13 en 16 mei 2021 zijn geconstateerd. De rechtbank heeft ook zorgen geuit over de mogelijkheden van de moeder om toezicht te houden op de verdachte. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, met de opmerking dat de zaak met de medeverdachte zo spoedig mogelijk op zitting moet worden gebracht. De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige verdachte snel duidelijkheid krijgt over zijn strafrechtelijke situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-081427-21
bevel opheffing schorsing voorlopige hechtenis van de raadkamer d.d. 26 mei 2021
(artikel 82 Wetboek van Strafvordering, jeugdstrafrecht)
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1].
Raadsman mr. D.T. Stoof.

Procedure

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bevolen en bij beslissing van 06 april 2021 geschorst. Aan de schorsing zijn voorwaarden verbonden, waaronder de voorwaarde(n) dat:
De rechtbank:
schorst de voorlopige hechtenis met ingang van 12 april 2021 te 10.00 uur, onder de volgende voorwaarden.
De verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.
Indien de verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen
Tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte
zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan.
De verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn of haar identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
De verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
De verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.
De verdachte zal bij wijziging van zijn of haar adres het nieuwe adres schriftelijk
doorgeven aan de officier van justitie.
De verdachte zal bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak op de terechtzitting
aanwezig zijn.
Bijzondere voorwaarden:
Verdachte dient zich te houden aan een huisarrest met elektronische controle door middel van een enkelband gedurende een periode van maximaal 6 maanden.
Dit elektronische controlemiddel zal worden aangesloten op het adres [adres 1] op 12 april 2021.
Waarbij het verdachte alleen is toegestaan uit huis te gaan om te reizen naar en van- en
verblijven bij Opendoor Roosendaal, adres: [adres 2], elke
werkdag van 9:30 tot 16:00 (inclusief reistijd;) Opendoor haalt en brengt verdachte
waarbij de jeugdreclassering de tijden kan aanpassen waar zij dit nodig achten
bijvoorbeeld bij het starten van werk;
Verdachte dient zich te onthouden van contact, op welke manier dan ook, met aangever [aangever], geboren [geboortedag aangever] 1966, wonende te [adres aangever]
(GBA-adres: [adres aangever]) ;
Verdachte dient zich te onthouden van contact, op welke manier dan ook, met de medeverdachte [medeverdachte] geboren [geboortedag medeverdachte], wonende te [adres 3],;
Verdachte dient mee te werken aan het opstellen van een PO;
Verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten WSSjbenjr te Amsterdam ook wanneer dit inhoudt het meewerken aan behandeling zoals voor trauma verwerking.
De verdachte is aangehouden op grond van artikel 84, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd,
omdat uit het rapport van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringd.d. 20 mei 2021 blijkt dat de verdachte zich niet voldoende heeft gehouden aan de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman, de vader en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord.

Beoordeling

Op grond van de inhoud van het rapport van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering d.d. 20 mei 2021
wordt vastgesteld dat de verdachte de hierboven vermelde voorwaarden niet is nagekomen.
De rechtbank stelt daarbij vast dat de verdachte niet ontkent dat het een aantal malen mis is gegaan, maar dat hij soms ook met de honden of met een volwassene naar buiten mocht. Dit is geen verklaring voor de waarnemingen die zijn gedaan op 13 en 16 mei 2021. Daarnaast heeft de Raad zorgen geuit over de moeder en haar mogelijkheden om daadwerkelijk toezicht te houden op verdachte, zodat de rechtbank zich afvraagt of verdachte wel bij haar zou moeten verblijven. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. De rechtbank heeft een hernieuwde schorsing overwogen maar komt daar niet toe, gelet op de zojuist beschreven omstandigheden. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de onderhavige zaak, met die van de medeverdachte, ten spoedigste op zitting moet worden gebracht. De omstandigheid dat de politie thans ook andere zaken in onderzoek heeft weegt immers niet mee in de beslissing om verdachte thans de vrijheid te ontnemen, terwijl hem als minderjarige op de kortst mogelijke termijn duidelijk moet worden of en, zo ja, op welke wijze hij strafrechtelijk zal worden veroordeeld.
De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 26 mei 2021 door:
Mr. B.J. Duinhof, voorzitter, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van M.A. de Waard-Nooitgedagt, griffier.