ECLI:NL:RBZWB:2021:2615
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- B.J. Duinhof
- M.A. de Waard-Nooitgedagt
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte
Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02-081427-21, betreffende de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen en op 6 april 2021 geschorst onder voorwaarden. De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing gevorderd, omdat de verdachte zich niet voldoende aan de bijzondere voorwaarden had gehouden, zoals het niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis en het niet plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft het rapport van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering van 20 mei 2021 in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet ontkent dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, maar dat hij soms met een volwassene naar buiten mocht. Dit werd echter niet als een geldige verklaring gezien voor de overtredingen die op 13 en 16 mei 2021 zijn geconstateerd. De rechtbank heeft ook zorgen geuit over de mogelijkheden van de moeder om toezicht te houden op de verdachte. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, met de opmerking dat de zaak met de medeverdachte zo spoedig mogelijk op zitting moet worden gebracht. De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige verdachte snel duidelijkheid krijgt over zijn strafrechtelijke situatie.