ECLI:NL:RBZWB:2021:270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
02-244981-20, 02-228025-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Diepenhorst
  • A. Breeman
  • J. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met vuurwapen en straatroof met geweld, winkeldiefstal en verboden wapenbezit

Op 25 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een overval op een winkel, een straatroof en winkeldiefstal. De verdachte heeft op 28 augustus 2020 een overval gepleegd op [Naam 1] in Roosendaal, waarbij hij onder bedreiging met een (imitatie) vuurwapen een geldbedrag en persoonlijke bezittingen van het slachtoffer [Naam 2] heeft afgenomen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan deze overval, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. Daarnaast heeft de verdachte op 5 september 2020 een straatroof gepleegd op [Naam 5], waarbij hij het slachtoffer heeft geslagen en haar tas heeft afgenomen. Met de gestolen pinpas uit deze tas heeft hij kort daarna een pintransactie uitgevoerd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal bij [Naam 7] op 8 september 2020, waar hij goederen ter waarde van meer dan 300 euro heeft meegenomen zonder te betalen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, in lijn met de ernst van de feiten, toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/244981-20 en 02/228025-20
vonnis van de meervoudige kamer van 25 januari 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1985 te [Geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught
raadsman mr. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Parketnummer 02-244981-20Feit 1 en feit 2: een overval heeft gepleegd op [Naam 1] waarbij gebruik is gemaakt van een wapen
Feit 3: een diefstal met geweld (straatroof) heeft gepleegd
Feit 4: een diefstal heeft gepleegd door gebruik te maken van een gestolen pinpas
Parketnummer 02-228025-20Feit 1: diverse goederen uit een winkel heeft gestolen
Feit 2: een gasdruk vuurwapen bij zich heeft gehad

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder beide parketnummers heeft begaan op basis van de bewijsmiddelen zoals deze uit het dossier naar voren komen. Met betrekking tot de feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/244981-20 acht de officier van justitie van belang dat de telefoon, die bij de overval is weggenomen, kort na de overval door verdachte is gebruikt. Voorts geeft de officier van justitie aan dat hij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de herkenning door de verbalisanten. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 onder parketnummer 02/244981-20 acht de officier van justitie het pinnen door verdachte in combinatie met de herkenning door de verbalisanten voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Ook hier geldt dat hij geen enkele reden heeft om aan de herkenning door de verbalisanten te twijfelen. Voor alle feiten heeft te gelden dat de alternatieve scenario’s als ongeloofwaardig terzijde kunnen worden geschoven.
Voor feit 1 onder parketnummer 02/228025-20 acht de officier van justitie het door verdachte geschetste alternatieve scenario op geen enkele manier aannemelijk geworden waardoor dit terzijde kan worden geschoven en verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor de diefstal. Met betrekking tot feit 2 onder parketnummer 02/228025-20 heeft de officier van justitie verzocht verdachte vrij te spreken nu het bij verdachte aangetroffen gasdrukwapen niet onder de categorie valt die ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Met betrekking tot de feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/244981-20 merkt de verdediging op dat de herkenning door de verbalisanten wordt ingekleurd door kennis vooraf. Er wordt gezocht naar ‘the usual suspect’. De herkenningen zijn onvoldoende betrouwbaar om op basis daarvan tot een bewezenverklaring te komen. Bovendien heeft verdachte een alibi, nu hij op het moment van de overval op bezoek was in een GGZ-instelling aan [Naam instelling] . Ten aanzien van de feiten 3 en 4 onder parketnummer 02/244981-20 is wederom sprake van een onbetrouwbare herkenning van verdachte op de plaats delict. Verdachte heeft daarnaast voor beide feiten een alternatief scenario geschetst. Het gegeven dat hij de pinpas heeft gebruikt maakt nog niet dat verdachte de pinpas ook afhandig heeft gemaakt. Er is geen sprake geweest van wederrechtelijke toe-eigening. Ter zake feit 1 onder parketnummer 02/228025-20 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte zich niet als heer en meester over het goed heeft gedragen. Hij had de intentie om de goederen bij de servicebalie af te rekenen; de camerabeelden sluiten dat niet uit. Voor feit 2 onder parketnummer 02/228025-20 heeft de verdediging zich aangesloten bij de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/244981-20
Feiten 1 en 2 (overval [Naam 1] )
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat op 28 augustus 2020 in Roosendaal een overval op de [Naam 1] heeft plaatsgevonden. Slachtoffer [Naam 2] was op dat moment in de [Naam 1] aanwezig. Onder dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft de dader een geldbedrag van ongeveer € 1.400,-- uit de kluis en de mobiele telefoon en een portemonnee van [Naam 2] gestolen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte de dader van deze overal is.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de mobiele telefoon, die in de vroege ochtend van 28 augustus 2020 is gestolen. Daaruit bleek dat diezelfde avond, tussen ongeveer 19:00 en 22:00 uur, een simkaart van verdachte in de gestolen telefoon aanwezig was. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er een zodanig korte periode zit tussen de overval en het moment waarop verdachte zijn simkaart in de telefoon stopte, dat daaruit een rechtstreeks verband tussen verdachte en de overval kan worden afgeleid. Dat geldt temeer nu verdachte een ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd. Hij heeft, voor het eerst op zitting, verklaard dat hij precies die dag van ene [Naam 3] en ene [Naam 4] een telefoon heeft gekocht. Nadere informatie over [Naam 3] en [Naam 4] – behalve dat zij in zijn verklaring bij de rechter-commissaris (inzake feit 4) van Litouwse komaf waren en ter zitting een Poolse achtergrond zouden hebben – kan/wil hij niet geven. De rechtbank schuift deze verklaring dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Verder hebben meerdere verbalisanten verdachte op de camerabeelden van de overval herkend. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewijswaarde aan die herkenning kan worden toegekend. Doorslaggevend acht de rechtbank dat die verbalisanten verdachte op 9 september 2020 hebben aangehouden en kenmerkende overeenkomsten zien tussen de kleding die verdachte ten tijde van die aanhouding droeg en de kleding die de dader op de camerabeelden van de overval draagt.
Ook hecht de rechtbank (bewijs)waarde aan het feit dat verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van een zwart gasdrukwapen, dat lijkt op het voorwerp dat bij de overval is gebruikt om [Naam 2] te bedreigen en door verbalisanten ook is herkend op de beelden.
Op grond van de resultaten van het onderzoek naar die gestolen mobiele telefoon in combinatie met het gegeven dat verdachte door meerdere verbalisanten is herkend op de camerabeelden van de overval is de rechtbank van oordeel dat verdachte de dader van de overval is.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ontkend en verklaard dat hij de overval niet gepleegd kan hebben, omdat hij op dat moment bij een vriend verbleef op de locatie [Naam instelling] van de GGZ. Uit het politieonderzoek naar de aanwezigheid van verdachte bij deze instelling blijkt: “op 27/28 augustus verbleef een man, genaamd [Verdachte] , als bezoeker bij een van de cliënten op de locatie [Naam instelling] .” Een GGZ-medewerker heeft een foto van verdachte herkend als de bedoelde bezoeker. De rechtbank is van oordeel dat het eventuele verblijf van verdachte op [Naam instelling] niet uitsluit dat hij in de vroege ochtend van 28 augustus de ten laste gelegde overval heeft gepleegd. Uit de verklaring van de GGZ-medewerker volgt niet dat verdachte permanent op de locatie verbleef, maar belangrijker nog, verdachte heeft op zitting zelf verklaard dat ‘de leiding’ van de GGZ-instelling om 7:00 uur ’s ochtends begint en om 17:00 uur weer vertrekt. Ook heeft hij verklaard dat hij daar verbleef terwijl het niet mocht en het pand in en uit ging als de leiding het niet zag. Het voorwaardelijke verzoek tot het horen van de GGZ-medewerker wijst de rechtbank dan ook af, nu het horen van deze getuige niet noodzakelijk is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing.
Feiten 3 en 4 (straatroof [Naam 5] )
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat op 5 september 2020 rond 21:52 uur in Roosendaal een straatroof heeft plaatsgevonden. Slachtoffer [Naam 5] werd tijdens deze straatroof bij haar arm vastgepakt en in het gezicht geslagen waardoor zij ten val is gekomen. Vervolgens werd de tas van [Naam 5] gepakt en meegenomen. In die tas zat onder meer een portemonnee met een betaalpas. Met die betaalpas heeft minder dan een uur later een contactloze pintransactie plaatsgevonden. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte de dader van deze straatroof is geweest en verantwoordelijk kan worden gehouden voor de pintransactie met de betaalpas.
Verdachte heeft op 5 september 2020 om 22:35 uur gepind bij [Naam 6] , met de betaalpas van [Naam 5] , die nog geen uur daarvoor gestolen was. Gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen de straatroof en het betalen met de daarbij gestolen betaalpas kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook betrokken is geweest bij de straatroof, tenzij hij voor het voorhanden hebben van de gestolen betaalpas zo vlak na de beroving een aannemelijke verklaring heeft.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ontkend de straatroof te hebben gepleegd. Hij stelt dat hij de betaalpas heeft gekregen van ene [Naam 3] om bij [Naam 6] een kleine boodschap voor hem te doen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig. Verdachte kan/wil geen verdere gegevens van [Naam 3] geven, waardoor zijn verklaring niet verifieerbaar is. Dat klemt temeer nu het heel toevallig is dat [Naam 3] verdachte precies in dat korte tijdsbestek tussen straatroof en pintransactie zou hebben benaderd. Daarbij komt dat zijn verklaring niet wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. Het door verdachte alternatieve scenario wordt dan ook als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich naast het betalen met een gestolen betaalpas tevens schuldig heeft gemaakt aan de straatroof op [Naam 5] .
Parketnummer 02/228025-20
Feit 1 (winkeldiefstal [Naam 7] )
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, door met een winkelwagen met koffie en Red Bull door het poortje van de zelfscanafdeling weg te lopen zonder af te rekenen.
Het door verdachte (pas op zitting) geschetste alternatieve scenario, dat hij de spullen die in de winkelwagen lagen bij de servicebalie wilde afrekenen en dat met een medewerker van de supermarkt heeft afgestemd, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. Uit de beelden blijkt niet dat verdachte contact heeft gehad met iemand van de servicebalie (of een andere supermarktmedewerker) om daar de goederen af te rekenen. Bovendien loopt hij met iemand mee door de poortjes die net had afgerekend, terwijl het in het scenario van verdachte voor de hand had gelegen dat één van de medewerkers het poortje zou openen. Het alternatieve scenario is dan ook niet aannemelijk geworden en het verweer wordt verworpen.
De rechtbank overweegt dat verdachte - door met de kar met goederen door de poortjes heen te lopen - deze goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken en daarover als heer en meester heeft beschikt. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling was het opzet van verdachte hierop ook gericht. Daarmee was de diefstal voltooid. Dat hij vervolgens de kar met inhoud zou hebben achtergelaten toen hij door een beveiliger werd aangesproken, zoals hij op zitting verklaarde, is dan niet meer relevant.
Feit 2 (verboden wapenbezit)
Bij verdachte werd een gasdrukwapen aangetroffen. Dit is ten laste gelegd als dat hij “een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een gasdruk vuurwapen dat zodanig geleek op een vuurwapen dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was heeft gedragen”. De rechtbank overweegt dat het bij verdachte aangetroffen gasdrukwapen een wapen betreft dat valt onder categorie II van de Wet Wapens en Munitie. Nu dit niet aan verdachte ten laste is gelegd dient hij van dit feit vrijgesproken te worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/244981-20
Feit 1
op 28 augustus 2020 te Roosendaal met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan [Naam 1] toebehoorde, door
- [Naam 2] dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en
- [Naam 2] hierbij de woorden toe te voegen: “geld, geld, geld!“ en
- dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de nek van [Naam 2] te houden en
- [Naam 2] een kluis te laten openen, waarna [Naam 2] (een deel van) het geldbedrag uit de kluis heeft gepakt en in een [Naam 1] tas heeft gestopt en
- [Naam 2] te sommeren in het kantoor te blijven wachten en
- vervolgens het pand uit te rennen;
Feit 2
op 28 augustus 2020 te Roosendaal een geldbedrag, een mobiele telefoon en een portemonnee, die aan een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [Naam 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- [Naam 2] dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en
- [Naam 2] hierbij de woorden toe te voegen: “geld, geld, geld!“ en
- dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de nek van [Naam 2] te houden en
- een [Naam 1] tas te pakken, met daarin wisselgeld en een sleutelbos, en
- [Naam 2] een kluis te laten openen, waarna hij, verdachte (een deel van) het geldbedrag uit de kluis heeft gepakt en in voornoemde [Naam 1] tas heeft gestopt en
- [Naam 2] heeft gesommeerd in het kantoor te blijven wachten en
- de telefoon en de portemonnee van [Naam 2] weg te nemen en
- vervolgens het pand uit te rennen;
Feit 3
op 5 september 2020 te Roosendaal, op de openbare weg, de Markt, een tas met daarin diverse goederen, waaronder een sleutelbos, een iPhone 7, een paspoort en een portemonnee bevattende onder andere een betaalpas en geld, die toebehoorde aan [Naam 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [Naam 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- [Naam 5] bij haar arm vast te pakken en
- [Naam 5] tegen het gezicht te slaan waardoor zij ten val kwam en
- vervolgens de tas van [Naam 5] te pakken en de tas mee te nemen;
Feit 4
op 5 september 2020 te Roosendaal een geldbedrag dat toebehoorde aan [Naam 5] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een gestolen pinpas, toebehorende aan die [Naam 5] , bij een contactloze pintransactie en tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
Parketnummer 02/228025-20
Feit 1op 8 september 2020 te Roosendaal 13 sixpacks Red Bull en 36 pakken koffie, die toebehoorden aan [Naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op, waarbij de feiten 1 en 2 van parketnummer 02/244981-20 in eendaadse samenloop zijn gepleegd.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 45 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Wel is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft hulp nodig op verschillende leefgebieden, maar dit kan volgens de verdediging aangeboden worden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een angstaanjagende overval op [Naam 2] in de [Naam 1] , waarbij werd gedreigd met een (imitatie) vuurwapen, en een straatroof met geweld op [Naam 5] . Met de pinpas die bij de straatroof buit werd gemaakt heeft verdachte kort daarna gepind bij het tankstation. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan waarbij de nadruk ligt op de overval en de straatroof. Zij heeft hierbij rekening gehouden met de beangstigende gevoelens die feiten als deze bij de slachtoffers oproepen. Uit de camerabeelden van [Naam 1] blijkt dat verdachte op nietsontziende wijze de [Naam 1] in loopt met een wapen op [Naam 2] gericht, waarna zij direct naar de grond duikt en lijkt te vrezen voor haar leven. De ervaring leert dat slachtoffers van een overval dan wel straatroof zich vaak geruime tijd niet meer veilig voelen. Uit de slachtofferverklaring van [Naam 2] blijkt dat zij nog steeds met een bang gevoel in de winkel staat. De overval doet tot op de dag van vandaag nog veel met haar. Ook uit de vordering van [Naam 5] blijkt dat zij klachten heeft overgehouden aan de straatroof.
Bovendien leiden dit soort heftige delicten, met een intimiderend en gewelddadig karakter, tot onrust in de samenleving.
Verdachte heeft uitsluitend uit geldelijk gewin gehandeld – om in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien – en heeft kennelijk niet stil gestaan bij de mogelijke nadelige gevolgen voor de slachtoffers.
Op dergelijke feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal bij een supermarkt. Dit bezorgt winkeliers veel ongemak en ergernis, zoals het doen van aangifte waarmee tijd en moeite gepaard gaat.
Ter zitting heeft verdachte gezegd dat hij spijt heeft van alle foute dingen die hij in zijn leven heeft gedaan en de drugs nu definitief achter zich wil laten. Maar hij heeft alle feiten ontkend en neemt hiermee op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het strafblad van verdachte waaruit naar voren komt dat hij in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking is geweest.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor een overval en straatroof. Strafverzwarende omstandigheden zijn in dit geval de bedreiging met het vuurwapen en het strafblad van verdachte. Strafverminderende omstandigheden ziet de rechtbank niet.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

7.De benadeelde partijen

7.1
[Naam 2]
De benadeelde partij [Naam 2] vordert een bedrag van € 4.978,- aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 180,- (voor de mobiele telefoon en de sleutelbos) een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. De gestelde kostenposten, zoals omzet- en productderving en personeelskosten zijn niet onderbouwd met stukken maar ook niet met een schriftelijke toelichting. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.2
[Naam 5]
De benadeelde partij [Naam 5] vordert een schadevergoeding van € 1.192,- vermeerderd met de wettelijke rente, voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.117,- (nieuwe sloten, telefoon, ID/paspoort en medicijnen) een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering in zoverre dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voor het overige (afstandsbediening garagedeur) acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt, nu uit de aangifte niet blijkt deze is gestolen en dit ook in de vordering niet verder is onderbouwd. Nader onderzoek zou een onevenredige belasting voor het strafproces opleveren en zij zal benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot beide toegekende vorderingen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB zorgt voor de inning en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (een gasdrukwapen en een buis met daarin drugs) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de overige in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (met name gereedschap) aan verdachte. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat onvoldoende vast staat dat deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van de misdrijven waar verdachte nu voor wordt veroordeeld.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 55, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 2 van parketnummer 02/228025-20 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/244981-20
Feit 1:Afpersing, gepleegd in eendaadse samenloop met
Feit 2:Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 3:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Feit 4:Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Parketnummer 02/228025-20
Feit 1:Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Wapen (Omschrijving: G2248727, zwart, merk: Beckler & Koch);
- 1 STK Buis (Omschrijving: G2248741)
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- 1 STK Muts (Omschrijving: zwart);
- 1 STK Muts (Omschrijving: G2248735, zwart);
- 1 STK Hamer (Omschrijving: G2248728, Stanley);
- 1 STK Breekijzer (Omschrijving: G2248729, Stanley);
- 1 STK Betonschaar (Omschrijving: G2248730, grijs, merk: Sencys);
- 1 STK Plakband (Omschrijving: G2248737, Oranje);
- 2 STK Handschoen (Omschrijving: G2248738, zwart);
- 1 STK Lamp (Omschrijving: G2248739, zwart);
- 2 STK Vuilniszak (Omschrijving: G2248740);
- 12 1 STK Rugzak (Omschrijving: G2248750, veelkleurig);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[Naam 2]van
€ 180,-ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 2](feiten 1 en 2) € 180,- te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
3 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[Naam 5]van
€ 1.117,-ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 5](feit 3), € 1.117,- te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ;
- bepaalt dat bij niet betaling
21 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Diepenhorst, voorzitter, mr. Breeman en mr. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van De Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 januari 2021.
De griffier en mr. Bos zijn verhinderd om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Parketnummer 02/244981-20
Feit 1
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Roosendaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die te weten aan [Naam 2] of aan een derde, te weten aan [Naam 1] toebehoorde, door
- voornoemde [Naam 2] dreigend een vuurwapen, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen, en/of
- die [Naam 2] hierbij de woorden toe te voegen: “geld, geld, geld!“, en/of
- dit vuurwapen, althans dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek, althans het lichaam, van voornoemde [Naam 2] te duwen en/of te houden, en/of
- die [Naam 2] een kluis te laten openen, waarna voornoemde [Naam 2] (een deel van) het geldbedrag uit de kluis heeft gepakt en/of in een [Naam 1] tas heeft gestopt, en/of
- voornoemde [Naam 2] te sommeren in het kantoor te blijven wachten, en/of
- vervolgens het pand uit te rennen;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Roosendaal een geldbedrag, een mobiele telefoon en/of de inhoud van een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [Naam 2]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [Naam 2] dreigend een vuurwapen, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen, en/of
- die [Naam 2] hierbij de woorden toe te voegen: “geld, geld, geld!“, en/of
- dit vuurwapen, althans dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek, althans het lichaam, van voornoemde [Naam 2] te duwen en/of te houden, en/of
- een [Naam 1] tas te pakken, met daarin wisselgeld en/of een sleutelbos, en/of
- die [Naam 2] een kluis te laten openen, waarna hij, verdachte (een deel van) het geldbedrag uit de kluis heeft gepakt en/of in voornoemde [Naam 1] tas heeft gestopt, en/of
- voornoemde [Naam 2] heeft gesommeerd in het kantoor te blijven wachten, en/of
- de telefoon en/of de inhoud van de portemonnee van die [Naam 2] weg te nemen, en/of
- vervolgens het pand uit te rennen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3
hij op of omstreeks 5 september 2020 te Roosendaal, op de openbare weg, de Markt, een tas met daarin diverse goederen, waaronder een sleutelbos, een Iphone 7, een paspoort en/of een portemonnee bevattende onder andere een betaalpas en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Naam 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [Naam 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [Naam 5] bij haar arm vast te pakken en/of te grijpen, en/of
- die [Naam 5] in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan/stompen, waardoor zij ten val kwam, en/of
- vervolgens de tas van die [Naam 5] te pakken en/of de tas mee te nemen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4
hij op of omstreeks 5 september 2020 te Roosendaal een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Naam 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een (gestolen) pinpas, toebehorende aan die [Naam 5] , bij een contactloze pintransactie en/of tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02/228025-20
Feit 1
hij in of omstreeks 8 september 2020 te Roosendaal 13 sixpacks Red Bull en/of 36 pakken koffie, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [Naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Feit 2
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Roosendaal een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdruk vuurwapen dat zodanig geleek op een vuurwapen dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was heeft gedragen;
art 27 lid 1 Wet wapens en munitie
Bijlage II
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Parketnummer 02/244981-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020257028-7 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 232.
Feiten 1 en 2
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 2] , pagina 20-22, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [Naam 1] . Elke ochtend kom ik samen met mijn man aan bij de zaak, [Naam 1] gelegen aan [Straatnaam 1] . Ik zag dat er een jongeman de winkel inkwam en ik zag dat hij een pistool in zijn rechterhand had. Ik zag de dat jongen direct bij binnenkomst het pistool op mij richtte. Ik hoorde jongen roepen: “Geld, Geld, Geld”. Ik schrok enorm van de jongen en het vuurwapen dat op mij gericht werd en riep: "er is hier geen geld, dan moeten we naar achteren”. Ik ben daarop eigenlijk direct naar de achterzijde van de winkel gelopen. Ik zag dat de jongen ook verder de winkel inliep.
Na de toonbank zit een opening en als je daar doorheen loopt kom je achter de toonbank en kun je naar achteren, waar het kantoor zit. De jongen liep naar deze opening en ik liep daar ook heen. Bij deze opening zet de jongen direct het pistool in mijn nek. Het pistool raakte mijn nek en ik voelde een kou tegen mijn nek. Het wapen was metaal, dat kon ik voelen toen het tegen mijn nek werd gezet en zwart van kleur.
Ik hoorde de jongen roepen: “Lopen”. Ik ben naar achteren gelopen en liep naar het kantoortje. Ik hoorde dat de jongen wederom riep: “Geld, Geld”. Ik ben naar het kantoor gelopen. In het kantoor staat een kluis. Ik heb de kluis opengemaakt middels een draaiknop. De jongen had nog steeds zijn vuurwapen op mij gericht. De jongen pakte twee portemonnees uit mijn handtas. Mijn privé portemonnee en de portemonnee van de zaak. Ik heb niet gezien waar hij deze heeft gestopt maar hij heeft ze later meegenomen uit het kantoor. Al die tijd hield de jongen het wapen op mijn lichaam gericht. Ik heb inmiddels de kluis open, die in een keer opengaat. Ik pak de lades uit de kluis, er zitten twee laden in de kluis. De jongen pakte een andere tas en in die tas moest ik het geld uit de lades stoppen. Dit was een bigshopper tas van [Naam 1] . In deze bigshopper zat een kleinere zwarte tas, met daarin het wisselgeld van onze vestiging Bergen op Zoom. Dit was denk ik rond de 700 euro. Ook in deze tas zat een sleutelbos met daaraan sleutels van alle drie de vestigingen in Roosendaal, Bergen op Zoom en Etten-Leur. Ik heb het geld uit de lades in de [Naam 1] bigshopper gedaan. Ook de jongen heeft geld uit de lades gepakt en in de bigshopper gedaan. Vervolgens keek de jongen mij aan en zei: “Hier blijven”, ik heb hierop niets gezegd en ben in het kantoor gebleven. De jongen richtte hierbij het vuurwapen op mijn lichaam. De jongen is vervolgens terug naar het winkel gedeelte gelopen. Hij is een stuk achter de toonbank geweest en heeft daar mijn telefoon gepakt. Ik zag dat de jongen mijn telefoon in de zakken van zijn hoodie stopte. Ik zat op dat moment nog steeds in het kantoortje en durfde er nog niet uit. In totaal is er dus ongeveer 1440 euro meenomen door de overvaller. Mijn telefoon betreft een Samsung J4, zwart van kleur in een roze hoesje van cup cakes, vlinders en hartjes. Het vuurwapen was van metaal en zwart van kleur.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 28-31, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Lopende het opsporingsonderzoek Octomore werden door de aangeefster en tevens slachtoffer van de overval, te weten [Naam 2] , beveiligings-camerabeelden beschikbaar gesteld aan het onderzoeksteam. Op 30 maart 2020, stelde ik verbalisant [Naam 8] een onderzoek in naar deze beveiligings-
camerabeelden waarbij mij het navolgende bleek:
06.35.18 de aangeefster ziet een persoon via de toegangsdeur de [Naam 1] binnen komen met gezichtsbedekking en een vuurwapen in zijn rechterhand waardoor ze zichtbaar schrikt en direct op de grond gaat liggen achter de balie.
06.35.26 de overvaller pakt de aangeefster van de grond en zet het vuurwapen tegen haar achterhoofd.
06.35.29 de overvaller duwt de aangeefster direct de ruimte in alwaar de kluis zich bevindt terwijl hij het vuurwapen tegen haar achterhoofd gedrukt houd.
06.36.04 de overvaller pakt een aantal spullen gelijkende op portemonnees en doet deze in zijn linker kontzak van zijn broek terwijl de aangeefster een bigshopper tas met zwarte hengels vult met de inhoud van kassalades uit de kluis.
06.36.42 de overvaller doet met zijn rechterhand, kennelijk iets tussen zijn broeksband en houd met zijn linkerhand de bigshopper tas vast terwijl hij de [Naam 1] uit rent.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 85-86, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [Naam 9] , heb op woensdag 9 september 2020 omstreeks 18.00 uur, verdachte [Verdachte] overgebracht naar het Politiebureau te Roosendaal. Dit in verband met een aanhouding ter zaken winkeldiefstal. Ik, verbalisant, hoorde bij de insluiting dat verdachte [Verdachte] in zijn tasje een vuurwapen had zitten.
Ik, verbalisant [Naam 9] , zag dat verdachte [Verdachte] bij de aanhouding gekleed was in zwarte sport schoenen van het Merk Niké, een korte spijker broek met aan de voorzijde kapotte stukken en aan de achterzijde kapotte stukken op de broekzak en witte stippen, een grijs T-shirt met ?Popeye?-afbeelding en daarover een zwarte gewatteerde bodywarmer.
Ik, verbalisant, heb het aangetroffen vuurwapen bekeken en zag dat dit een gasdruk vuurwapen was, model handvuurwapen, van het merk Glock met een vierkante loop. Ik, verbalisant [Naam 9] , zie dat de verdachte op de beelden van de overval op de [Naam 1] , gepleegd op 28 augustus 2020, dezelfde broek, schoenen en bodywarmer draagt. Ik, verbalisant, herken ook het vuurwapen aangetroffen bij verdachte [Verdachte] dat deze dezelfde uiterlijke kenmerken en vorm heeft als welke de verdachte gebruikte bij de overval.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 87, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hierop heb ik, [Naam 10] , samen met collega [Naam 9] , verdachte [Verdachte]
overgebracht naar het politiebureau.
Ik, [Naam 10] , zag dat de omschrijving van de verdachte van de overval een groot aantal overeenkomsten had met het voorkomen van verdachte [Verdachte] Hierop kreeg ik, [Naam 10] een aantal filmbeelden toegezonden van de overval bij de ' [Naam 1] '.
Op de beelden zag ik, dat er een persoon de ' [Naam 1] ' binnen kwam gelopen. Ik zag dat de persoon was gekleed in een korte spijkerbroek broek met hierin gaten, een zwarte gewatteerde bodywarmer en ik zag dat de persoon zwarte sportschoenen aan had. Ik zag dat deze kleding hetzelfde was als de kleding die [Verdachte] droeg tijdens zijn aanhouding naar aanleiding van de winkeldiefstal. Tevens zag ik op de beelden dat de persoon in zijn rechterhand een zwart vuurwapen had. Ik zag dat dit vuurwapen overeen kwam met het vuurwapen wat is aangetroffen in de lederen tas van, [Verdachte]
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 89 en 90, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij terugkomst op het politiebureau bekeek ik, verbalisant Kool, de aangehouden
verdachte in de ophoudcel.
Ik zag dat verdachte [Verdachte] ongeveer 1.80 meter lang was, en was gekleed in een korte spijkerbroek me aan de voorzijde een aantal gaten en rafels. Ik zag dat de
kleur van de korte spijkerbroek donkerblauw was, en dat deze tevens was voorzien van verschillende vale, lichtkleurige (slijtage) plekken. Tevens zag ik dat verdachte [Verdachte] een zwarte gewatteerde bodywarmer droeg met horizontale stiksels. Tevens zag ik dat verdachte [Verdachte] zwarte sportschoenen droeg van het merk Nike.
Op 11 september 2020 bekeek ik de camerabeelden van de overval bij de [Naam 1] . Ik zag dat de man een zwarte gewatteerde bodywarmer droeg met horizontale stiksels, alsmede een korte blauwe spijkerbroek met daarom vale (slijtage) plekken en rafels. Ik zag dat de man zwarte sportschoenen droeg.
De kleding van aangehouden verdachte [Verdachte] kwam overeen met de kleding van de man op de camerabeelden van de overval.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 64-65, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 28 augustus 2020, omstreeks 06:39 uur, werd door de politie Eenheid Zeeland-West- Brabant de melding ontvangen van een diefstal met geweldpleging bij [Naam 1] ‘ [Naam 1] ’ te Roosendaal. Tevens werd bij deze overval door de dader het mobiele telefoontoestel van het slachtoffer weggenomen. Dit betrof volgens opgave van het slachtoffer een telefoon van het merk: Samsung J4. Deze telefoon was voorzien van een simkaart met telefoonnummer: [Telefoonnummer 1] .
Ik zag in de data van de opgenomen telecommunicatie, van het telefoonnummer: [Telefoonnummer 1] dat oorspronkelijk als gekoppeld IMEI-nummer, het IMEI-nummer: [Nummer] werd weergegeven. Door mij werd het Imeinummer van de weggenomen telefoon: [Nummer] bevraagd in de openbare bronnen. Ik zag dat dit imei nummer inderdaad hoort bij een mobiele telefoon van het merk Samsung Galaxy J4.
Ik zag in de data van de opgenomen telecommunicatie, van het IMEI-nummer: [Nummer] dat op vrijdag 28 augustus 2020 tussen 19:19 uur en 22:09 uur een andere simkaart dan de weggenomen simkaart in het toestel zat, namelijk een simkaart met daaraan gekoppeld het telefoonnummer [Telefoonnummer 2]
Op bevel werd de communicatie, gevoerd via het telefoonnummer: [Telefoonnummer 2] , opgenomen en beluisterd in de periode van 29 augustus 2020 tot en met 1 september 2020. De gebruiker van dit telefoonnummer werd geïdentificeerd als [Verdachte] , geboren op [Geboortedag] 1985 te [Geboorteplaats] .
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 11 januari 2021, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn simkaart met telefoonnummer [Telefoonnummer 2] in een telefoon van het merk Samsung gedaan. Dit is eind augustus 2020 geweest. Mijn simkaart heeft er slechts korte tijd ingezeten en ik heb de simkaart er diezelfde avond nog uitgehaald.
Feiten 3 en 4
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 5] pagina 117-120, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 5 september 2020, omstreeks 21.30 uur, liep ik op de Markt in Roosendaal. Ik pinde geld bij [Naam 11] . Na het pinnen liep ik verder richting de HGD-straat. Ik voelde dat een onbekende man mij bij linkeronderarm vastpakte. Ik hoorde dat de man zei dat ik mee moest komen.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
- blank, ongeveer 30 jaar, blauwe jas, slank postuur, ongeveer 1.85cm lang, smal gezicht, donkere pet. Ik verzette mij tegen de man en wilde niet meekomen. Ik zag en voelde dat de man mij sloeg met een vlakke hand op mijn gezicht. Ik voelde hierdoor pijn. Door de klap viel ik op de grond. Ik voelde een pijnscheut in mijn knie. Ik voelde en zag dat de man mijn tas losrukte. In mijn tas zaten de volgende spullen:
- sleutelbos, Iphone 7, paspoort, zonnebril, leesbril, mondkapje, portemonnee.
Bijlage goederen: sleutelbos, telefoon, paspoort, bril, portemonnee, geld.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 12] , pagina 122, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik hoorde dat mijn moeder was beroofd op zaterdag 5 september 2020 ging ik kijken op haar internet bankieren. Ik zag toen een pin transactie bij [Naam 6] om 22.35 uur. Ik heb dit toen door gegeven aan de politie.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 130-131, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bedrijf: [Naam 11]
Gemeente Roosendaal
Straat en huisnummer [Straatnaam 2]
Middels twee vorderingen heb ik de beelden bevraagd van zaterdag 5 september 2020 21.00 tot 22.00 uur en 22.00 en 23.00 uur.
Op de aangeleverde beelden bevond ik het volgende, namelijk dat:
- de datum 5 september 2020 21.51.36 uur er een opname is
- de opname is van de openbare weg. Door mij herkend als de Markt Roosendaal door mijn plaatselijke bekendheid.
- er een vrouw met een Aziatisch uiterlijk in beeld komt en een tijd bij de pin automaat staat.
- gezien de aangifte dit de aangeefster moet zijn.
- op 21.52.38 uur de aangeefster omdraait en naar rechts onderin het scherm loopt.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 134, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Middels een vordering zijn de beelden opgehaald aan [Naam 6]
Ik heb de beelden bestudeerd en kom ik tot de volgende bevindingen, namelijk dat:
- de beelden de datum 5 september 2020 hebben.
- de beelden lopen van 22.30 uur tot 22.40 uur
- de beelden van het overzicht pomp, shop, entree en balie is.
Met de info dat er om 22.35 uur is gepind heb ik de beelden van de balie aandacht gegeven. In de hele minuut van 22.35 uur is er één persoon in beeld welke ook een pas aanbied om contactloos te pinnen bij de pinautomaat.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 11 januari 2021, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben degene die is te zien op de beelden bij [Naam 6] . Het klopt dat ik daar contactloos heb betaald met de pinpas.
Parketnummer 02/228025-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020260118 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 45.
Feit 1
Het proces-verbaal van aangifte, pagina 134, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Naam 7] , [Straatnaam 3]
36 pak filter koffie
13 red bull 6 pack
Meneer heeft een grote hoeveelheid aan redbull en filterkoffie mee weten te nemen. 13 x 6pack redbull 107,77 euro + 36 x filterkoffie 208,44 = 316,21 totaal.
Op 8 september 11:15 passeert meneer de zelfscan zonder 1 artikel te hebben afgerekend. Hij wacht tot een voorganger door de poortjes gaat en loopt er snel achteraan.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [Naam 13] , pagina 37, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 9 september 2020 omstreeks 17.45 uur was ik werkzaam als beveiliger in [Naam 14] Ik stond op dat tijdstip bij de ingang van de [Naam 7] supermarkt. Ik zag een persoon de winkel in lopen die ik herkende van camerabeelden van een winkeldiefstal die door deze persoon werd gepleegd op 8 september 2020. Bij die winkeldiefstal werd voor ruim 300 euro koffie en Redbull bij de [Naam 7] weggenomen zonder deze te betalen.
Op de betreffende camerabeelden is duidelijk zichtbaar dat de man die ik vandaag om 17.45 uur de winkel in zag lopen met een winkelwagen met daarin de koffie en Redbull het poortje van de zelfscan afdeling door loopt. Op de beelden is te zien dat hij geen gebruik maakt van een zelfscan terminal om af te rekenen, en achter een dame aan loopt die middels een bonnetje met daarop een barcode het poortje opent om de winkel te verlaten. Deze vrouw heeft niets te maken met de diefstal. De dader maakt enkel gebruik van het feit dat deze dame het poortje opent.
De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 11 januari 2021, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben degene die te zien is op de camerabeelden van de [Naam 7] , [Straatnaam 3] , van 8 september 2020. Op de beelden is te zien dat ik met een boodschappenkar met koffie en Red Bull door het poortje na de zelfscankassa’s loop.