Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[eis] ,
- mevrouw [eis] , bijgestaan door mr. Kamp, voornoemd,
- mevrouw [eis] , schadebehandelaar bij Arriva, bijgestaan door mr. Van Mourik, voornoemd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 mei 2021 vond een mondelinge uitspraak plaats in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in de zaak tussen eiseres, mevrouw [eis], en gedaagde, Arriva Personenvervoer Nederland BV. De zaak betreft de aansprakelijkheid van Arriva voor letsel dat eiseres heeft opgelopen tijdens het uitstappen uit een bus. Eiseres stelt dat zij is gevallen bij het uitstappen omdat zij tussen de bus en de stoeprand stapte. Arriva betwist deze toedracht en heeft foto’s en videobeelden overgelegd ter onderbouwing van hun standpunt. De rechter heeft vastgesteld dat de val heeft plaatsgevonden tijdens het vervoer, maar dat de toedracht van de val niet overeenkomt met de door eiseres gestelde feiten. De rechter concludeert dat de stelplicht en bewijslast bij eiseres ligt, en dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de val in verband staat met het vervoer. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van Arriva, die zijn begroot op € 3.168, te vermeerderen met nakosten.