2.4De kantonrechter overweegt het volgende.
De online-koopovereenkomst:
2.4.1Eiseres stelt dat de verkoper aan alle precontractuele en contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, maar legt onvoldoende stukken over om dit te controleren. Immers, één of meerdere van de volgende stukken is/zijn niet overgelegd:
- de tussen verkoper en gedaagde gesloten overeenkomst;
- de van toepassing zijnde algemene voorwaarden van de verkoper;
- screenshots van een gestandaardiseerd bestelproces van verkoper, waaruit volgt dat is betaald middels een “betaal met betalingsverplichting”-knop;
- een bevestigingsmail of andere duurzame gegevensdrager, waaruit volgt dat alle te verstrekken informatie aan gedaagde is verstrekt door de verkoper.
2.4.2De kantonrechter is echter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat gedaagde hierdoor in enig belang is geschaad. Dit geldt vooral omdat een deel van de te verstrekken gegevens in een duurzame drager is gericht aan gedaagde. Daarnaast moet ervan uit worden gegaan dat gedaagde de gekochte zaak zonder commentaar heeft behouden. Voor het ambtshalve verbinden van een sanctie aan deze schending, ziet de kantonrechter op dit moment dan ook onvoldoende grond. Wel wordt van eiseres verwacht dat zij in de toekomst al de voornoemde stukken in het geding brengt.
De overeenkomst van betalen:
2.4.3Eiseres stelt dat binnen drie maanden na aankoop van de goederen door gedaagde moet worden betaald. Uit de algemene voorwaarden van de rechtsvoorgangster van eiseres volgt echter dat binnen veertien dagen na factuurdatum had moeten worden betaald. Naar het oordeel van de kantonrechter strookt het voorgaande, ongeacht de daadwerkelijk gehanteerde termijn, niet met de stelling zijdens eiseres dat deze betaalwijze in overeenstemming is met artikel 7:26 lid 2 BW, nu in dat artikel uit wordt gegaan van betaling bij levering. Aangenomen mag worden dat een online gedane bestelling binnen enkele dagen (uiterlijk binnen één week) zal worden geleverd, zodat feitelijk sprake is van een uitstel van betaling.
2.4.4Het verlenen van een uitstel van betaling aan gedaagde is een vorm van kredietverstrekking. Op deze overeengekomen vorm van kredietverstrekking zijn op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing indien er geen rente of kosten of slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.
2.4.5Het doel van de Richtlijn 2008/48/EG, die aan de bepalingen van titel 7:2A BW ten grondslag ligt, is een hoge bescherming waarborgen voor de consument en om te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoorde leningpraktijken. Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen heeft de Uniewetgever in artikel 3, onder g (artikel 7:57 BW), van de richtlijn consumentenkrediet het begrip “totale kosten van het krediet voor de consument” bijzonder ruim omschreven. Immers, hieronder wordt verstaan: alle kosten die de consument moet maken voor een consumptief krediet, bijvoorbeeld de rente, commissielonen, administratiekosten, vergoedingen voor bemiddelaars en de kosten voor nevendiensten die een consument verplicht in combinatie met het krediet moet afnemen, waaronder verzekeringspremies, bijbehorende assurantiebelasting en de kosten voor betaalmiddelen waarmee kredietopnemingen kunnen worden verricht. Het begrip geen of onbetekenende kosten houdt om diezelfde reden in dat er hooguit sprake kan zijn van een kleine vergoeding.
2.4.6Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de door de webwinkel in rekening gebrachte vergoeding voor het gebruik van deze betaalmethode onder kosten van het krediet valt.
2.4.7Voorts vallen op grond van art. 7:74sub h BW ook de kosten uit hoofde van het kredietrisico (dat wil zeggen risico van wanbetaling door kredietnemer) onder het begrip kredietvergoeding en zijn derhalve aan te merken als kosten van het krediet. Uit de door eiseres in de dagvaarding geciteerde voorwaarden blijkt dat haar rechtsvoorgangster in artikel 2 van haar algemene voorwaarden heeft bedongen dat zij eventuele kosten van betaling of andere kosten in geval van retournering van de door de consument gedane bestelling niet hoeft te restitueren. Voorts heeft zij in artikelen 6.2 en 6.3 van de algemene voorwaarden bij overschrijding van de betalingstermijn administratiekosten bedongen. Deze kosten dienen, gelet op het hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de kantonrechter tot de kosten van het krediet te worden gerekend.
2.4.8Nu eiseres de bedongen kosten in de voorwaarden van haar rechtsvoorgangster niet specificeert en/of er geen minimum of maximumbedrag of percentage van het geleende bedrag is opgenomen, kan zij op grond van deze bedingen in feite ieder bedrag aan kosten bij de consument in rekening brengen. Dit betekent bovendien dat de consument uit de algemene voorwaarden zelf niet kan opmaken met welke mogelijke kosten hij nog kan worden geconfronteerd. Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter evenmin op basis van hetgeen partijen overeen zijn gekomen vaststellen of er slechts sprake is van een kleine vergoeding
.Bovendien kunnen er door de webwinkel ook nog kosten voor de door de rechtsvoorgangster van eiseres aangeboden betaalmethode in rekening worden gebracht, maar dit wordt door eiseres onvoldoende toegelicht. Daarmee is, naar het oordeel van de kantonrechter, geen sprake van de in artikel 7:58 lid 2 onder e BW bedoelde uitzondering, zodat de kantonrechter concludeert dat de bepalingen van titel 7:2A BW op deze overeenkomst van toepassing zijn.
2.4.9De door eiseres toegelichte wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst. Niet is immers gebleken dat gedaagde voor het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze is geïnformeerd over de afbetalingstermijn, de kosten van het krediet en zijn herroepingsrecht. Het enkel verplicht aanvinken van een link naar de algemene voorwaarden van eiseres voldoet in ieder geval niet. Voorts voldoet de in het geding gebrachte e-mail met een overzicht van de aankoop en vermelding van Afterpay als betalingswijze ook niet aan de essentiële contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW.
2.4.10Niet is vervolgens gesteld of gebleken dat de rechtsvoorgangster van eiseres de kredietwaardigheid van gedaagde heeft getoetst. Uit de algemene voorwaarden blijkt dat er kennelijk een acceptatietoets wordt gedaan. Eiseres licht deze toets niet toe.
2.4.11Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat eiseres haar wettelijke (pre-)contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen, zodat de kantonrechter voornemens is de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve te vernietigen.
Gevolgen van eventuele vernietiging:
2.4.12Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet gedaagde bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel het geleende geld terugbetalen aan eiseres en moet eiseres de reeds betaalde krediet- en vertragingsvergoeding terugbetalen aan gedaagde. Nu onderhavige overeenkomsten een commerciële eenheid betreft kan vernietiging ook gevolgen hebben voor de door gedaagde gesloten koopovereenkomst met de webwinkel. De kantonrechter ziet in dit stadium echter geen aanleiding toepassing te geven aan hetgeen door de Hoge Raad op 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:177, is overwogen inzake de vernietiging van de overeenkomst en het oproepen van de bij de koopovereenkomst betrokken partij.