ECLI:NL:RBZWB:2021:3028

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
8996850 CV EXPL 21-328
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.J.G. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek en ambtshalve toetsing van een online koopovereenkomst met achteraf betalen als kredietvorm

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door Webcasso B.V., gedaagde heeft aangeklaagd voor betaling van een bedrag dat voortvloeit uit een online koopovereenkomst. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. Eiseres stelt dat gedaagde een koopovereenkomst heeft gesloten en gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om achteraf te betalen. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van betalen, waarbij gedaagde binnen drie maanden na de aankoop moet betalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde is geïnformeerd over de precontractuele en contractuele verplichtingen. De rechter heeft opgemerkt dat de online koopovereenkomst niet voldoet aan de wettelijke eisen voor kredietovereenkomsten, omdat gedaagde niet op duidelijke wijze is geïnformeerd over de kosten en voorwaarden van het krediet. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de bepalingen van titel 7:2A van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn op de overeenkomst, wat betekent dat de wettelijke bescherming voor consumenten van toepassing is.

De zaak is verwezen naar de rol, zodat eiseres de gelegenheid krijgt om aanvullende informatie te verstrekken. De verdere beslissing is aangehouden, en de kantonrechter heeft aangegeven dat de zaak op 14 juli 2021 opnieuw zal worden behandeld. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en informatieplicht bij online kredietovereenkomsten, vooral in het kader van consumentenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 8996850 CV EXPL 21-328
vonnis d.d. 16 juni 2021
inzake
[eiseres],
statutair gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Webcasso B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de dagvaarding van 21 december 2020 met producties.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
Eiseres heeft op de bij dagvaarding omschreven gronden, welke hier als herhaald en ingelast gelden, gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van het bedrag of de bedragen als nader in de dagvaarding omschreven, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2
Gedaagde is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen deze verstek is verleend.
2.3
Eiseres stelt dat gedaagde een koopovereenkomst heeft gesloten bij een derde en daarbij heeft gekozen voor de mogelijkheid om achteraf te betalen via de rechtsvoorgangster van eiseres. De grondslag van de vordering is dan ook een overeenkomst van betalen, waarbij de consument binnen drie maanden na sluiting van de overeenkomst aan eiseres dient te betalen. Deze vorm van betalen sluit aan bij artikel 7:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aldus eiseres. Voorts stelt eiseres dat de webwinkel heeft voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW en verder en dat eiseres en haar rechtsvoorgangster de vordering middels cessie hebben verkregen. Tot slot stelt eiseres dat Titel 2a van boek 7 BW (titel 7:2A BW) niet op de kredietovereenkomst van toepassing is, nu binnen drie maanden moet worden terugbetaald.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
De online-koopovereenkomst:
2.4.1
Eiseres stelt dat de verkoper aan alle precontractuele en contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, maar legt onvoldoende stukken over om dit te controleren. Immers, één of meerdere van de volgende stukken is/zijn niet overgelegd:
- de tussen verkoper en gedaagde gesloten overeenkomst;
- de van toepassing zijnde algemene voorwaarden van de verkoper;
- screenshots van een gestandaardiseerd bestelproces van verkoper, waaruit volgt dat is betaald middels een “betaal met betalingsverplichting”-knop;
- een bevestigingsmail of andere duurzame gegevensdrager, waaruit volgt dat alle te verstrekken informatie aan gedaagde is verstrekt door de verkoper.
2.4.2
De kantonrechter is echter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat gedaagde hierdoor in enig belang is geschaad. Dit geldt vooral omdat een deel van de te verstrekken gegevens in een duurzame drager is gericht aan gedaagde. Daarnaast moet ervan uit worden gegaan dat gedaagde de gekochte zaak zonder commentaar heeft behouden. Voor het ambtshalve verbinden van een sanctie aan deze schending, ziet de kantonrechter op dit moment dan ook onvoldoende grond. Wel wordt van eiseres verwacht dat zij in de toekomst al de voornoemde stukken in het geding brengt.
De overeenkomst van betalen:
2.4.3
Eiseres stelt dat binnen drie maanden na aankoop van de goederen door gedaagde moet worden betaald. Uit de algemene voorwaarden van de rechtsvoorgangster van eiseres volgt echter dat binnen veertien dagen na factuurdatum had moeten worden betaald. Naar het oordeel van de kantonrechter strookt het voorgaande, ongeacht de daadwerkelijk gehanteerde termijn, niet met de stelling zijdens eiseres dat deze betaalwijze in overeenstemming is met artikel 7:26 lid 2 BW, nu in dat artikel uit wordt gegaan van betaling bij levering. Aangenomen mag worden dat een online gedane bestelling binnen enkele dagen (uiterlijk binnen één week) zal worden geleverd, zodat feitelijk sprake is van een uitstel van betaling.
2.4.4
Het verlenen van een uitstel van betaling aan gedaagde is een vorm van kredietverstrekking. Op deze overeengekomen vorm van kredietverstrekking zijn op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing indien er geen rente of kosten of slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.
2.4.5
Het doel van de Richtlijn 2008/48/EG, die aan de bepalingen van titel 7:2A BW ten grondslag ligt, is een hoge bescherming waarborgen voor de consument en om te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoorde leningpraktijken. Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen heeft de Uniewetgever in artikel 3, onder g (artikel 7:57 BW), van de richtlijn consumentenkrediet het begrip “totale kosten van het krediet voor de consument” bijzonder ruim omschreven. Immers, hieronder wordt verstaan: alle kosten die de consument moet maken voor een consumptief krediet, bijvoorbeeld de rente, commissielonen, administratiekosten, vergoedingen voor bemiddelaars en de kosten voor nevendiensten die een consument verplicht in combinatie met het krediet moet afnemen, waaronder verzekeringspremies, bijbehorende assurantiebelasting en de kosten voor betaalmiddelen waarmee kredietopnemingen kunnen worden verricht. Het begrip geen of onbetekenende kosten houdt om diezelfde reden in dat er hooguit sprake kan zijn van een kleine vergoeding.
2.4.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de door de webwinkel in rekening gebrachte vergoeding voor het gebruik van deze betaalmethode onder kosten van het krediet valt.
2.4.7
Voorts vallen op grond van art. 7:74 [1] sub h BW ook de kosten uit hoofde van het kredietrisico (dat wil zeggen risico van wanbetaling door kredietnemer) onder het begrip kredietvergoeding en zijn derhalve aan te merken als kosten van het krediet. Uit de door eiseres in de dagvaarding geciteerde voorwaarden blijkt dat haar rechtsvoorgangster in artikel 2 van haar algemene voorwaarden heeft bedongen dat zij eventuele kosten van betaling of andere kosten in geval van retournering van de door de consument gedane bestelling niet hoeft te restitueren. Voorts heeft zij in artikelen 6.2 en 6.3 van de algemene voorwaarden bij overschrijding van de betalingstermijn administratiekosten bedongen. Deze kosten dienen, gelet op het hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de kantonrechter tot de kosten van het krediet te worden gerekend.
2.4.8
Nu eiseres de bedongen kosten in de voorwaarden van haar rechtsvoorgangster niet specificeert en/of er geen minimum of maximumbedrag of percentage van het geleende bedrag is opgenomen, kan zij op grond van deze bedingen in feite ieder bedrag aan kosten bij de consument in rekening brengen. Dit betekent bovendien dat de consument uit de algemene voorwaarden zelf niet kan opmaken met welke mogelijke kosten hij nog kan worden geconfronteerd. Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter evenmin op basis van hetgeen partijen overeen zijn gekomen vaststellen of er slechts sprake is van een kleine vergoeding
.Bovendien kunnen er door de webwinkel ook nog kosten voor de door de rechtsvoorgangster van eiseres aangeboden betaalmethode in rekening worden gebracht, maar dit wordt door eiseres onvoldoende toegelicht. Daarmee is, naar het oordeel van de kantonrechter, geen sprake van de in artikel 7:58 lid 2 onder e BW bedoelde uitzondering, zodat de kantonrechter concludeert dat de bepalingen van titel 7:2A BW op deze overeenkomst van toepassing zijn.
2.4.9
De door eiseres toegelichte wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst. Niet is immers gebleken dat gedaagde voor het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze is geïnformeerd over de afbetalingstermijn, de kosten van het krediet en zijn herroepingsrecht. Het enkel verplicht aanvinken van een link naar de algemene voorwaarden van eiseres voldoet in ieder geval niet. Voorts voldoet de in het geding gebrachte e-mail met een overzicht van de aankoop en vermelding van Afterpay als betalingswijze ook niet aan de essentiële contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW.
2.4.10
Niet is vervolgens gesteld of gebleken dat de rechtsvoorgangster van eiseres de kredietwaardigheid van gedaagde heeft getoetst. Uit de algemene voorwaarden blijkt dat er kennelijk een acceptatietoets wordt gedaan. Eiseres licht deze toets niet toe.
2.4.11
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat eiseres haar wettelijke (pre-)contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen, zodat de kantonrechter voornemens is de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve te vernietigen.
Gevolgen van eventuele vernietiging:
2.4.12
Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet gedaagde bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel het geleende geld terugbetalen aan eiseres en moet eiseres de reeds betaalde krediet- en vertragingsvergoeding terugbetalen aan gedaagde. Nu onderhavige overeenkomsten een commerciële eenheid betreft kan vernietiging ook gevolgen hebben voor de door gedaagde gesloten koopovereenkomst met de webwinkel. De kantonrechter ziet in dit stadium echter geen aanleiding toepassing te geven aan hetgeen door de Hoge Raad op 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:177, is overwogen inzake de vernietiging van de overeenkomst en het oproepen van de bij de koopovereenkomst betrokken partij.
Verdere procedure:
2.5
De zaak zal worden verwezen naar de rol teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen zich bij akte over hetgeen hiervoor is overwogen uit te laten en de genoemde informatie te verschaffen.
2.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van
woensdag 14 juli 2021 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door eiseres zoals bedoeld in overweging sub 2.5;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.G. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op
16 juni 2021.

Voetnoten

1.artikel 1 sub j Wck (oud) Kamerstukken II 1986.87, 19 785, p. 88/89