ECLI:NL:RBZWB:2021:305
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering en bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de bijzondere bijstand voor woninginrichting. Het college had op basis van een onderzoek, dat was gestart na een melding van Werk en Inkomen, geconcludeerd dat eiser zijn hoofdverblijf niet op het door hem opgegeven adres had, maar bij zijn (ex-)echtgenote. Dit leidde tot de intrekking van de bijstandsuitkering per 10 oktober 2019 en de terugvordering van een bedrag van € 1.246,50 dat aan bijzondere bijstand was verstrekt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn feitelijke woonsituatie overeenkomt met het opgegeven adres. De rechtbank oordeelde dat de huisbezoeken en waarnemingen rechtmatig waren en dat de bevindingen van het college op goede gronden waren gebaseerd. Eiser had de inlichtingenplicht geschonden door niet te melden dat hij bij zijn (ex-)echtgenote woonde en niet op het door hem opgegeven adres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college om de bijstandsuitkering en de bijzondere bijstand in te trekken.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.