ECLI:NL:RBZWB:2021:3107

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
C/02/370208 / HA ZA 20-168
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en boete wegens non-conformiteit van een woning met vloerverwarming

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, wonende te Breda, een geschil met gedaagde over de non-conformiteit van een woning die zij in 2017 hebben gekocht. De eisers stellen dat de vloerverwarming in de woning niet voldoet voor normaal gebruik, wat hen heeft doen besluiten de koopovereenkomst gedeeltelijk te ontbinden en schadevergoeding te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers de woning op 1 juni 2017 hebben geleverd gekregen en dat zij vanaf oktober 2017 klachten hebben geuit over de onvoldoende verwarming door de vloerverwarming. De rechtbank heeft de partijen verzocht om een deskundige te benoemen om de geschiktheid van de vloerverwarming te beoordelen. De deskundige, mr. ing. E.R.C. van Toorenburg, is benoemd en zal de vragen over de verwarmingscapaciteit en de geschiktheid voor normaal gebruik beantwoorden. De rechtbank heeft het voorschot voor het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 3.756,81 inclusief btw. De beslissing over de verdere proceskosten is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/370208 / HA ZA 20-168
Vonnis van 16 juni 2021
in de zaak van

1.[eiser 1]

wonende te Breda,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M. Littooij te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.W.L. van de Merbel te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eisers] (in meervoud) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2020 en de onderliggende stukken,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 december 2020.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen afgesproken dat zij na afloop van de zitting in onderling overleg nader zouden onderzoeken of zij het eens zouden kunnen worden over de eventueel aan een deskundige te stellen vragen in deze procedure. Bij akte van 30 december 2020 is zijdens [eisers] bericht dat partijen het eens zijn geworden over zowel de te benoemden deskundige in deze procedure als wel de aan deze deskundige te stellen vragen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2.
[eisers] hebben bij koopovereenkomst d.d. 5 december 2016 (hierna: de koopovereenkomst) van [gedaagde] gekocht een woning aan de [adres] voor een koopsom van € [bedrag] (hierna: de woning). De woning is op 1 juni 2017 aan [eisers] geleverd. [eisers] hebben de woning op 1 juli 2017 betrokken.
2.3.
Partijen hebben voor de koopovereenkomst gebruik gemaakt van een model NVM koopakte. In de koopovereenkomst is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“artikel 6. Staat van de onroerende zaak. Gebruik.
6.1
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan.
6.3
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: woonhuis
Indien de feitelijke levering eerder plaatsvindt, zal de onroerende zaak op dat moment de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend zijn of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst.
artikel 11
11.1
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke machtiging ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van de kosten van verhaal.
2.4.
[eisers] hebben voorafgaand aan de koop een bouwtechnische keuring laten verrichten, waarin is geconcludeerd dat het pand in een redelijke tot goede staat van onderhoud verkeerde.
2.5.
De woning beschikt op de begane grond over vloerverwarming en een gashaard. [eisers] hebben vanaf oktober 2017 klachten ervaren met de vloerverwarming omdat deze volgens [eisers] niet in staat was voldoende warmte te genereren.
2.6.
Tussen [eisers] en [gedaagde] zijn (onder meer) op 10 en 11 november 2017 hierover de volgende WhatsAppberichten gewisseld:
[ [eisers] ]:“(…) nog een vraagje over onze woning. Nu het buiten kouder wordt hebben we de cv in gebruik genomen, echter het wordt niet warm beneden. System is al gecontroleerd en lijkt in orde, zien we iets over het hoofd en hebben we ergens rekening mee te houden. Iets was jij gewend wat te doen en wat ons kan helpen?”
[ [gedaagde] ]: “De ketel had ik net na laten kijken dus die is in orde. Ik zette het altijd op 21 graden en als het echt koud was dan ging de openhaard ook even aan. Dan is het zo warm. Boven stond alles altijd uit. Je moet wel constant verwarmen want het duurt even voor de houte[n]vloer warm is. Dus constant warm houden is het beste en het goedkoopste. Dat werkte bij ons goed.
[ [eisers] ]: “Goedemorgen (…), toch nog even storen. De hele nacht heeft de ketel gebrand, met de thermostaat op 20 graden in de woonkamer. Deuren dicht en radiatoren boven ook dicht. Echter warmer dan 18,5 graden wordt het niet beneden. Zo koud is het buiten (nog) niet. Zonder de haard zou het toch warmer moeten kunnen worden? Is dit herkenbaar voor jou? (…)”
[ [gedaagde] ] “Nee dit is raar. En als je de haard zet op 22?”
2.7.
[eisers] hebben [gedaagde] bij brieven van (onder meer) d.d. 20 december 2017 en 8 januari 2018 aansprakelijk gesteld voor de gestelde problemen met de vloerverwarming. Ook hebben [eisers] [gedaagde] verzocht een voorstel te doen om het probleem weg te nemen en aansprakelijkheid te erkennen.
2.8.
[gedaagde] heeft aan deze sommaties geen gehoor gegeven en haar aansprakelijkheid betwist.
2.9.
[eisers] hebben Badex Advies en expertisebureau (hierna Badex) onderzoek laten doen naar de vloerverwarming. Badex heeft een rapport d.d. 15 augustus 2019 opgemaakt (hierna: het rapport Badex, overgelegd als productie 14 bij dagvaarding). Badex concludeert in antwoord op de vraag of de vloerverwarming geschikt is om als hoofdverwarming van de woning te dienen:
“Neen. Deze is alleen geschikt als bijverwarming. Wel is op grond van warmtemeting (op videobeelden vastgelegd en in ons bezit) te zien dat de door Stucadoorsbedrijf [naam] (…) gestelde afstand niet op gaat voor de gehele vloer, dit is tevens vastgesteld met een elektronische meting door ons ter plekke tijdens het locatiebezoek gedaan. De afstand tussen de vloerverwarmingsleidingen zal eerder 20 tot 25 cm [b]edragen en is dan al in eerste aanleg ongeschikt om als hoof[d]verwarming gebruikt te kunnen worden aangezien de benodigde capaciteit dan niet gehaald kan worden.”
2.10.
De herstelkosten worden in het rapport Badex begroot op € 39.487,00 incl. btw.
2.11.
Bij brief d.d. 11 september 2019 hebben [eisers] een afschrift van het rapport van Badex aan [gedaagde] toegezonden. [eisers] hebben in die brief de koopovereenkomst partieel ontbonden en vervangende schadevergoeding ad € 39.487,- gevorderd.
2.12.
Bij brief van 14 januari 2020 hebben [eisers] op grond van artikel 11.2 tevens de boete van 10% van de koopsom ad € 55.570,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.13.
[gedaagde] heeft bij brief d.d. 23 januari 2020 aansprakelijkheid betwist.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
I. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 55.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2018 althans de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
II. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 39.487,00,- ter zake vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 september 2019, althans de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Primair en subsidiair:
III. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 750,- ter zake onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan
de dag der algehele voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 450,- ter zake de kosten voor de geplaatste verwarming, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.332,50 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van deze dagvaarding althans de dag der algehele voldoening;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van de kosten van dit geding, te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst omdat sprake is van een gebrek in de vloerverwarming van de begane grond waardoor [eisers] de begane grond van de woning niet normaal kan gebruiken als woonhuis, een en ander zoals bedoeld in artikel 6.3 van de koopovereenkomst. Daarnaast voert [eisers] aan dat [gedaagde] haar mededelingsplicht heeft geschonden omdat zij op de hoogte was van het gebrek en daarover geen mededeling heeft gedaan jegens [eisers]
Aan hun primaire vordering leggen [eisers] verder ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 11.2 van de koopovereenkomst gehouden is tot betaling van de opeisbare boete ter grootte van 10% van de koopprijs, zijnde een bedrag van € 55.750,00 omdat [eisers] de koopovereenkomst bij brief van 11 september 2019 gedeeltelijk (buitengerechtelijk) hebben ontbonden.
Subsidiair vorderen [eisers] betaling van een bedrag van € 39.487,00 aan vervangende schadevergoeding. [eisers] vorderen tevens betaling van de onderzoekskosten, de buitengerechtelijke kosten en de kosten van een getroffen noodmaatregel.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat sprake is van een gebrek aan de woning dat in de weg staat aan het normale gebruik van de woning zoals bedoeld in art. 6.3. van de koopovereenkomst. Van een tekortkoming is volgens [gedaagde] geen sprake, zodat zij de overeengekomen boete niet verschuldigd is en evenmin gehouden is tot vergoeding van de schade zoals [eisers] die stellen te hebben geleden. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de overeengekomen boete gematigd dient te worden omdat de billijkheid dit klaarblijkelijk vereist nu er een wanverhouding bestaat tussen de hoogte van de boete en de door [eisers] geleden schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over het antwoord op de vraag of de vloerverwarming van de woning gebrekkig is, of althans, zodanig gebrekkig is dat deze in de weg staat aan het normale gebruik van de woning als woonhuis.
-
primaire vordering: boete
4.2.
De primaire vordering van [eisers] strekt tot betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 55.570,-, op de grondslag van nakoming van een betalingsverplichting op grond van de ex artikel 11.2 van de koopovereenkomst verbeurde boete ter grootte van 10% van de koopprijs. [eisers] voeren daartoe aan dat zij bij brief van 11 september 2019 de koopovereenkomst gerechtvaardigd
gedeeltelijkhebben ontbonden. [eisers] nemen daarbij tot uitgangspunt dat zij gelet op het bepaalde in artikel 11.2, ook aanspraak kunnen maken op de daarin genoemde boete in het geval van een
gedeeltelijkeontbinding van de woning.
4.3.
In al hetgeen [gedaagde] als verweer naar voren heeft gebracht ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten een betwisting van de stelling van [eisers] dat een partij ook een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 11.2 in het geval van een
gedeeltelijkeontbinding van de koopovereenkomst.
4.4.
Nu partijen twisten over de uitleg van artikel 11.2 van de koopovereenkomst dient de rechtbank deze uit te leggen aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Op grond van die maatstaf dient de uitleg van een overeenkomst te geschieden aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij, mede gelet op de maatschappelijke kring waartoe zij behoren en de rechtskennis die van hen kan worden gevergd, te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/625, Haviltex).
4.5.
Niet is gesteld dat partijen over de uitleg van voormelde bepalingen in de koopovereenkomst specifieke verklaringen jegens elkaar hebben geuit, zodat het bij de uitleg van het bepaalde in artikel 11.2 primair aankomt op de betekenis die particuliere partijen als de onderhavige aan de bewoordingen van artikel 11.2 in het normale spraakgebruik toekennen.
4.6.
De rechtbank overweegt verder als volgt. Artikel 16.1 van de koopovereenkomst omschrijft in welk geval een partij het recht heeft de koopovereenkomst te ontbinden. Dit betreft – kort gezegd – de situatie dat de overeengekomen waarborgsom niet tijdig wordt gestort of de woning niet op de overeengekomen dag kan worden geleverd dan wel afgenomen. Het bepaalde in artikel 11.2 brengt mee dat de partij die een gerechtvaardigd beroep op ontbinding doet recht heeft op de door de andere partij verbeurde boete ter grootte van 10% van de koopsom. Gelezen in samenhang met artikel 16 strekt het bepaalde in artikel 11.2 ertoe een prikkel te zijn voor de koper om tijdig een bankgarantie te stellen en tevens als prikkel voor beide partijen de levering van de woning op de overeengekomen dag te doen plaatsvinden.
4.7.
Artikel 11.2 vermeldt niet uitdrukkelijk dat ook aanspraak kan worden gemaakt door een partij op de daarin genoemde boete in het geval van een
gedeeltelijkeontbinding van de overeenkomst.
4.8.
De uitleg die [eisers] geven aan artikel 11.2 zou tot gevolg hebben dat deze boetebepaling een potentieel veel ruimere reikwijdte krijgt dan de hiervoor geschetste prikkel voor het tijdig stellen van een bankgarantie en de tijdige levering c.q. afname van de woning.
4.9.
Het aanvaarden van een ruime interpretatie van een boetebepaling, waar partijen wellicht niet op bedacht zijn geweest ligt – gelet op hun ingrijpende karakter van een boetebepaling voor partijen – in het algemeen niet voor de hand. In dit geval is er nog temeer reden om [eisers] niet in de door hen voorgestane uitleg van de koopovereenkomst te volgen. De rechtbank overweegt daartoe nog als volgt.
4.10.
De gevolgen van een beroep op een gehele ontbinding van de koopovereenkomst verschillen aanzienlijk van de gevolgen van een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. In het geval een koopovereenkomst in zijn geheel wordt ontbonden heeft dit ofwel tot gevolg dat een nog niet geleverde woning ook niet meer zal worden geleverd (en de verkoper de woning enige tijd niet aan andere partijen zal hebben kunnen aanbieden), dan wel een reeds geleverde woning zal moeten worden terug geleverd (vergelijk het bepaalde in artikel 10.4 van de koopovereenkomst, welk artikel refereert aan ‘de terugoverdracht aan verkoper’ na een ontbinding op goede gronden). In beide voornoemde gevallen kan het boetebeding tevens geacht worden te voorzien in een anders niet zelden lastig te begroten schade voor de partij die gerechtvaardigd tot (algehele) ontbinding van de koopovereenkomst is overgegaan.
In het geval een koopovereenkomst ‘partieel’ wordt ontbonden, omdat de koper gebleken is van een tekortkoming, maar de woning overigens door de koper behouden blijft, zal de koper doorgaans de door hem geleden schade (veelal bestaande uit herstelkosten) wel goed kunnen begroten en kunnen vorderen dat de koopprijs in zoverre wordt verminderd.
4.11.
Gelet op al het voorgaande volgt de rechtbank [eisers] niet in hun betoog dat artikel 11.2 zo dient te worden begrepen dat een partij ook aanspraak kan maken op het de in artikel 11.2 bepaalde boete, in het geval van een
gedeeltelijkeontbinding van de overeenkomst.
4.12.
Het gevolg is dat niet in rechte is komen vast te staan dat [eisers] – ook indien zij met recht de koopovereenkomst buitengerechtelijk gedeeltelijk zouden hebben ontbonden, hetgeen door [gedaagde] wordt betwist – aanspraak kunnen maken op de in artikel 11.2 van de koopovereenkomst genoemde boete ter grootte van 10% van de koopprijs. Hetgeen [eisers] overigens nog ten grondslag hebben gelegd aan hun primaire vordering, zal (ook indien dit in rechte zou komen vast te staan) daardoor niet meer tot toewijzing van het primair gevorderde leiden. De primaire vordering van [eisers] zal de rechtbank dan ook afwijzen.
-subsidiaire vordering: partiële ontbinding en schadevergoeding
4.13.
De subsidiaire vordering van [eisers] sterkt ertoe [gedaagde] te veroordelen tot betaling van hetgeen door [eisers] wordt aangeduid als ‘een vervangende schadevergoeding’ ter grootte van een bedrag van € 39.487,00,- op de grond dat [eisers] gerechtvaardigd de koopovereenkomst partieel hebben ontbonden.
4.14.
De rechtbank begrijpt het gevorderde aldus dat [eisers] in de eerste plaats stellen de koopovereenkomst partieel – voor wat betreft de hoogte van de overeengekomen koopprijs – te hebben ontbonden en in rechte een aanpassing (reductie) van de koopprijs vorderen, zodat prestatie en tegenprestatie opnieuw op elkaar zijn afgestemd met inachtneming van de omvang of de mate van de tekortkoming. De vordering van [eisers] strekt vervolgens tot nakoming van een op [gedaagde] rustende verbintenis om aan [eisers] terug te betalen, hetgeen door hen teveel is betaald, gelet op voornoemde prijsaanpassing.
- is de woning geschikt voor normaal gebruik?
4.15.
[eisers] leggen aan hun subsidiaire vordering ten grondslag dat zij de koopovereenkomst partieel hebben mogen ontbinden omdat deze niet geschikt is voor ‘normaal gebruik’, zoals gegarandeerd is in artikel 6.3 van de koopovereenkomst. [eisers] stellen dat de vloerverwarming van de woning zodanig gebrekkig is dat dit gebrek aan een normaal gebruik van de woning in de weg staat. Volgens [eisers] voldoet de vloerverwarming op de benedenverdieping van de woning niet omdat deze vloerverwarming de woning onvoldoende verwarmt en daardoor alleen geschikt is als bijverwarming. [eisers] stellen dat de verblijfsruimten enkel verwarmd kunnen worden tot 18,5 graden in plaats van 20 graden. [eisers] onderbouwen hun stelling dat er een gebrek is aan de vloerverwarming met het whatsapp gesprek tussen partijen in november 2017, met de overgelegde video’s en foto’s en met het rapport van Badex.
4.16.
[gedaagde] betwist dat de woning niet geschikt zou zijn voor normaal gebruik en [eisers] de koopovereenkomst rechtsgeldig partieel hebben kunnen ontbinden. [gedaagde] voert aan dat de vloerverwarming – ten minste in combinatie met de in de woonkamer aanwezige gashaard – op het moment van verkoop en levering voldeed om de woning te verwarmen voor een normaal gebruik van de woning. Zij voert verder aan dat tussen partijen ook niet is overeengekomen dat de benedenverdieping met alleen de vloerverwarming twintig graden warm te krijgen en te houden was. [gedaagde] betwist in het bijzonder ook de juistheid van de conclusies uit het rapport van Badex.
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Ter beoordeling ligt voor de vraag of de woning geschikt was voor normaal gebruik. Volgens vaste jurisprudentie dient daarbij onder ‘normaal gebruik’ te worden verstaan dat in de woning gewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast.
4.18.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat op de benedenverdieping (behoudens de gashaard in de woonkamer) geen andere verwarming voor de benedenverdieping aanwezig is dan vloerverwarming. [eisers] stellen dat de gashaard weliswaar een deel van de woonkamer verwarmt, maar niet de andere ruimtes op de benedenverdieping. Dit is door [gedaagde] niet weersproken.
4.19.
Gelet daarop is de rechtbank in beginsel van oordeel dat indien in rechte komt vast te staan dat de vloerverwarming alleen geschikt is als bijverwarming en niet als hoofdverwarming voor alle ruimtes op de benedenverdieping (omdat de vloerverwarming op zichzelf beschouwd niet voldoende warmte kan genereren voor het verzekeren van een aangenaam leefklimaat), dit tot gevolg heeft dat ten minste voor een gedeelte van de woning sprake is van een zodanig gebrek dat dit aan een normaal gebruik van (ten minste een gedeelte van) de woning in de weg staat. Immers, de gashaard in de woonkamer kan niet als (een andere) verwarming voor de
gehelebenedenverdieping worden beschouwd.
4.20.
Daarnaast is de rechtbank in beginsel van oordeel dat indien de gashaard redelijkerwijze geacht kan worden toch vrijwel uitsluitend een sierfunctie te hebben, [eisers] bij de koop van de woning redelijkerwijze niet erop bedacht hebben hoeven te zijn dat zij de gashaard ook daadwerkelijk zouden moeten gebruiken om de woning voldoende te kunnen verwarmen. Het had in dat geval op de van [gedaagde] gelegen [eisers] voorafgaande aan de koop te informeren dat de gashaard niet alleen een sierfunctie had, maar ook diende ter verwarming van de woning teneinde te voorkomen dat bij [eisers] op dit punt een onjuiste voorstelling zou kunnen bestaan. De rechtbank is verder van oordeel dat indien [gedaagde] kan worden verweten [eisers] niet te hebben geïnformeerd op dit punt terwijl zij daartoe wel gehouden was, zij zich ter afwering van aansprakelijkheid zich niet erop kan beroepen dat de woning, althans in elk geval de woonkamer van de woning, wel goed was te verwarmen met behulp van de gashaard met als gevolg dat in zoverre geen sprake is van een gebrek dat aan een normaal gebruik van de woning in de weg staat.
4.21.
Teneinde te kunnen beoordelen of sprake is van een zodanig gebrekkige vloerverwarming dat deze aan een normaal gebruik van de woning in de weg staat, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige. Partijen hebben zich reeds uitgelaten over de persoon van de deskundige en de aan deze voor te leggen vragen, voor het geval de rechtbank het gelasten van een deskundigenbericht nodig zou oordelen.
-de deskundige
4.22.
Partijen hebben een gezamenlijke voorkeur voor benoeming van mr. ing. E.R.C. van Toorenburg (hierna ook: de deskundige), ingeschreven in het landelijk register van gerechtelijk deskundigen met als vakgebied installatietechniek. De rechtbank zal de door partijen voorgestelde persoon als deskundige benoemen.
4.23.
De deskundige heeft aan de rechtbank bericht vrij te staan in deze zaak.
4.24.
Partijen hebben ook overeenstemming bereikt over de aan de deskundige voor te leggen vragen. De rechtbank zal deze vragen aan de deskundige voorleggen, zoals weergegeven in het dictum. Ambtshalve heeft de rechtbank aanleiding gezien om nog:
- aan vraag 5 een zinsnede (tussen haken geplaatst) toe te voegen ter verduidelijking;
- in vraag 6 te verwijzen naar vraag 5 in plaats van vraag 1 omdat naar de rechtbank veronderstelt dit ook de bedoeling van partijen is geweest.
- als aanvullende vragen aan de deskundige te stellen: vraag 3a en vraag 7,
alles zoals nader vermeld in het dictum.
4.25.
Het voorschot is door de deskundige begroot op een bedrag van € 3.104,80 (exclusief btw en € 3.756,81 inclusief btw) tegen een uurtarief van € 180 (exclusief btw), zoals nader gespecificeerd in de bijlage bij dit vonnis.
4.26.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over het voorschot.
4.27.
Over het voorschot overweegt de rechtbank verder dat het wettelijk uitgangspunt is dat dit door de eisende partij dient te worden voldaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, zodat [eisers] vooralsnog (behoudens een andere beslissing bij de nog te nemen beslissing over de proceskosten) gehouden zijn om de kosten van het deskundigenonderzoek te voldoen.
4.28.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Voldeed de vloerverwarming op de begane grond van de woning naar uw deskundig oordeel aan de daaraan te stellen eisen voor normaal gebruik als woonhuis in respectievelijk de woonkamer, keuken en werkkamer, voordat de pomp werd vervangen, de bypass werd verwijderd en de aansluitingen op de verdeelunit werden aangepast?
2. Welke invloed hebben naar uw deskundig oordeel de drie genoemde aanpassingen op de mogelijkheden om de genoemde ruimten te verwarmen?
3a. Welke rol speelt naar uw deskundig oordeel de sfeerhaard bij de beantwoording van vraag 1?
3b. In hoeverre hebben [eisers] zich bij aankoop van de woning erop bedacht moeten zijn dat de in de woonkamer aanwezige gashaard ook een functie had voor het verwarmen van de woning?
4. Wat is volgens uw deskundig oordeel de capaciteit van de vloerverwarming en wat is volgens uw deskundig oordeel de minimaal noodzakelijke capaciteit voor normaal gebruik van de (ruimten op de) benedenverdieping als woonruimte?
5. Konden (op het moment van levering van de woning, toevoeging rechtbank) de woonkamer, de keuken en de werkkamer op de benedenverdieping van de woning op een zodanige temperatuur gebracht worden dat de woning op het moment van levering (dus vóór het vervangen van de pomp, vóór de verwijdering van de bypass, vóór de aanpassing van de aansluitingen op de verdeelunit en vóór de wijzigingen aan de waterzijdige inregeling van de verwarmingsinstallatie) de feitelijke eigenschappen bezat die nodig zijn voor een normaal gebruik als woonhuis zoals bedoeld in artikel 6.3 van de koopovereenkomst?
6. Hoe luidt het antwoord op vraag 5 indien de verwarmingscapaciteit van de gashaard in de woonkamer buiten beschouwing wordt gelaten?
7. Voor zover sprake is van een vloerverwarming met een te geringe capaciteit om te kunnen dienen als hoofdverwarming: wat zou het kosten om de woning te voorzien van vloerverwarming die wel voldoet als hoofdverwarming?
8. Wat acht u overigens van belang om op te merken?
4.2.
benoemt tot deskundige:
De heer mr. ing. E.R.C. van Toorenburg
EvT Technisch Juridisch Advies B.V.
Einsteinlaan 26
2289 CC Rijswijk
4.3.
stelt het voorschot voorlopig vast op een bedrag van € 3.756,81 (incl. BTW),
4.4.
stelt partijen in de gelegenheid zich bij schriftelijk bericht aan de rechtbank over het voorschot uit te laten en wel binnen 2 weken na dagtekening van dit vonnis,
4.5.
houdt de beslissing voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Schild en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: