Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 21 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Omvang geschil
Wettelijk kader
Medische beoordeling
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser medische informatie overgelegd van radiologen [naam radioloog 1] , [naam radioloog 2] [naam radioloog 3] en van verslavingsarts [naam verslavingsarts] . De radiologische informatie betreft beschrijvingen van röntgenfoto’s van september 2019 tot maart 2020. De brief van de verslavingsarts van 10 juli 2019 vermeldt dat de behandeling in april 2018 is afgesloten en het goed is gegaan tot januari 2019. Toen was sprake van een terugval, waarna eiser zich heeft herpakt. Volgens de verslavingsarts is er geen indicatie voor behandeling, maar zijn ondersteunende gesprekken door een praktijkondersteuner passend. Deze gesprekken zijn vervolgens opgestart. Eiser verzoekt de rechtbank om benoeming van een deskundige.
Verder stelt eiser dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn omdat eiser naast een aangepaste dagindeling met een eigen tempo ook nog regelmatig rustpauzes moet nemen. In geen van deze functies is dat mogelijk.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Voor het inschakelen van een deskundige ziet de rechtbank evenmin aanleiding.
Geschiktheid voor de functies
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Conclusie
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.