In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige] en [voornaam minderjarige2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van beide minderjarigen, die onder andere te maken hebben met een autismespectrumstoornis en problematiek rondom sociale contacten en gedragingen. De ouders zijn niet in staat om de nodige hulp te bieden en staan niet open voor gezinsgerichte hulpverlening. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen, met de verwachting dat er binnen zes weken een jeugdzorgwerker beschikbaar moet zijn om de hulpverlening te starten. De kinderrechter heeft de GI aangesproken op de noodzaak van een snelle inzet van een jeugdzorgwerker, ondanks de bestaande wachtlijstproblematiek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.