Op 27 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van Bergen op Zoom, bezwaar maakte tegen besluiten van de burgemeester over de sluiting van zijn woning op grond van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de woning te sluiten voor een periode van drie maanden, nadat in de woning een hennepkwekerij was aangetroffen. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde en een bewindvoerder, voerde aan dat hij psychische problemen had en dat sluiting van de woning zijn situatie zou verergeren. Tijdens de zitting op 18 januari 2021 werd duidelijk dat verzoeker onder beschermingsbewind was gesteld en dat hij bezig was met schuldsanering. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning had kunnen besluiten, maar dat de bijzondere omstandigheden van verzoeker onvoldoende waren meegewogen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker, gezien zijn psychische toestand en de hulpverlening die hij ontving, zwaarder wogen dan het belang van de burgemeester bij de sluiting van de woning. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en werd het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.