Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 25 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , wonende te [naam woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
1 augustus 2019 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Omvang geschil
Wettelijk kader
Medische beoordeling
van 10 april 2019 (stuknummer B 217/218). In dat actueel oordeel heeft de bedrijfsarts aangegeven hoe de actuele situatie van eiser is. De rechtbank stelt vast dat de functionele beperkingen die [naam bedrijfsarts] in dat actueel oordeel voor eiser heeft aangenomen nagenoeg volledig overeenkomen met de beperkingen die de verzekeringsarts in de FML van 15 juli 2019 heeft aangenomen. Het beroep van eiser op de door [naam bedrijfsarts] opgestelde FML van 27 juni 2018 slaagt dan ook niet.
23 december 2020 ingebrachte volledige rapportage van de verzekeringsarts blijkt uit punt 3.1 dat naast de beperkingen uit de FML van 15 juli 2019 een aanvullende beperking wordt gesteld in verband met het gebruik door eiser van een nieuw medicijn, [naam medicijn 1] . Onder de kop “actuele medicatie” op bladzijde 2 van de rapportage is vermeld dat eiser per 28 april 2020 is gestart met deze medicatie. De rechtbank is van oordeel dat het UWV met juistheid heeft betoogd dat deze datum ver na de datum in geding van de WIA-beoordeling ligt. Met deze toegenomen beperking heeft het UWV dan ook geen rekening hoeven houden in de WIA-beoordeling. Eiser heeft nog betoogd dat [naam medicijn 1] in dezelfde categorie van medicatie valt als [naam medicijn 2] , dat hij al jaren in wisselende doseringen inneemt, maar aan deze stelling gaat de rechtbank voorbij. Allereerst heeft eiser zijn stelling dat [naam medicijn 1] in dezelfde categorie van medicatie valt als [naam medicijn 2] niet met een medische verklaring onderbouwd, maar ook heeft eiser eerder in de procedure niet aangevoerd (niet in bezwaar, maar ook niet in beroep) dat het gebruik van [naam medicijn 2] tot de bedoelde beperking in de FML van 15 juli 2019 zou moeten leiden. Dit terwijl al op 15 juli 2019 ook bij het UWV bekend was dat eiser [naam medicijn 2] gebruikte.
Geschiktheid voor de functies
Mate van arbeidsongeschiktheid
Conclusie
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.