ECLI:NL:RBZWB:2021:3343
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten inzake huurtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen met betrekking tot de huurtoeslag voor de jaren 2016, 2017 en 2018. De besluiten waartegen beroep is ingesteld zijn gedateerd op 11 juni 2020 en 15 juni 2020. Na aanvulling van deze besluiten op 12 november 2020 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. De proceskosten worden vastgesteld volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank merkt op dat de rechtsbijstand in de drie beroepen van verzoekster is verleend door dezelfde persoon en dat de werkzaamheden voor elk van de zaken nagenoeg identiek waren. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,-. De Belastingdienst/Toeslagen wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, en is openbaar gemaakt op 1 juli 2021.