ECLI:NL:RBZWB:2021:3343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7467 en 20_7468 en 20_7469
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten inzake huurtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen met betrekking tot de huurtoeslag voor de jaren 2016, 2017 en 2018. De besluiten waartegen beroep is ingesteld zijn gedateerd op 11 juni 2020 en 15 juni 2020. Na aanvulling van deze besluiten op 12 november 2020 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. De proceskosten worden vastgesteld volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank merkt op dat de rechtsbijstand in de drie beroepen van verzoekster is verleend door dezelfde persoon en dat de werkzaamheden voor elk van de zaken nagenoeg identiek waren. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,-. De Belastingdienst/Toeslagen wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, en is openbaar gemaakt op 1 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/7467 HUUR, BRE 20/7468 HUUR, BRE 20/7469 HUUR
uitspraak van 1 juli 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaken tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 11 juni 2020 (belastingjaar 2016) en 15 juni 2020 (belastingjaar 2017 en 2018) (bestreden besluit I, II en III) van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de huurtoeslag voor de jaren 2016, 2017 en 2018.
Bij het besluit van 12 november 2020 (bestreden besluit IV) heeft de Belastingdienst/Toeslagen de bestreden besluiten aangevuld.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. Belastingdienst/Toeslagen heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 12 november 2020 dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Vast staat dat rechtsbijstand in de drie beroepen van verzoekster tegen de definitieve berekeningen van de huurtoeslag is verleend door dezelfde persoon. De door hem verrichte werkzaamheden waren voor elk van de zaken nagenoeg identiek. De beroepschriften in de drie zaken zijn ook identiek. De rechtbank merkt de zaken voor de vaststelling van de proceskostenvergoeding daarom aan als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bpb.
Voorts kwalificeert de rechtbank de werkzaamheden van gemachtigde in de beroepsfase als “licht” als bedoeld in bijlage C van het Bpb nu alleen de kostenvergoeding voor de bezwaarfase in geschil is.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank op grond van het Bpb de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 144,- ( 3x € 48,-) aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 1 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.