4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Primair: medeplegen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier geen bewijs aanwezig is dat verdachte direct betrokken is geweest bij het produceren van drugs in de door haar verhuurde schuur, noch dat verdachte hieraan een zodanig substantiële bijdrage heeft geleverd dat van medeplegen gesproken kan worden.
Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Subsidiair: medeplichtigheid
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf (hier het verhuren van de schuur) en dat haar (voorwaardelijk) opzet was gericht op het gepleegde misdrijf (hier de productie van (met)amfetamine).
Het opzet op de verhuur van de schuur als zodanig staat niet ter discussie. Deze verhuur is een onmisbare schakel geweest voor het opzetten van het lab. De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat het niet in de haak was wat er gebeurde in de schuur. Daarbij wijst de rechtbank erop dat zij en haar man pas met [naam 3] en diens neef in zee zijn gegaan toen de financiële nood hoog was terwijl ze wisten dat gezegd werd dat [naam 3] zich eerder had bezig gehouden met drugsgerelateerde zaken. Er is nooit een huurovereenkomst opgesteld en er zijn nooit zelfs maar gegevens vastgelegd van de huurder. Er kwamen bovendien steeds andere mannen in de schuur en verdachte zag hen met vaten sjouwen. Er kwam van begin af aan een vreemde geur vanuit de schuur. Zij is echter nimmer gaan kijken in de schuur om poolshoogte te nemen, maar heeft de mannen daarentegen hun gang laten gaan. Dat er een slot op de deur van de schuur was gezet doet daar niet aan af. Zij had ervoor moeten zorgen dat zij duidelijkheid kreeg. Ook het feit dat agenten met taakaccent dierenwelzijn, op het erf zijn geweest en in hun proces-verbaal niet aangeven daar een chemische lucht te hebben geroken doet daar niet aan af. Deze agenten hebben, zo blijkt uit het proces-verbaal, alleen een hele sterke stank, van kippenmest geroken. Niet blijkt dat de agenten ook op het terrein achter de woning zijn geweest en de stank van kippenmest zal waar zij waren de chemische geur hebben gemaskeerd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat schuren en loodsen in het buitengebied regelmatig worden gebruikt door criminelen om hier synthetische drugs in te produceren en verdachte heeft ook aangegeven dat zij hiervan bewust was. Zij heeft naar eigen zeggen meermalen aan de mannen gevraagd of ze toch niet met drugs bezig waren, maar liet zich (te) gemakkelijk gerust stellen als zij ontkennend antwoordden. Uit de chats blijkt zij zich met name druk hebben gemaakt over het afval wat zij opgeruimd wilde hebben. Uit de uiterlijke verschijningsvorm, dat verdachte niet is gaan kijken in en bij de schuur, niet heeft ingegrepen en niet naar de politie is gaan, terwijl onder de gegeven omstandigheden alle alarmbellen moeten zijn afgaan, leidt de rechtbank af dat verdachte de situatie welbewust heeft geaccepteerd en dus de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een synthetische drugslaboratorium in de schuur werd geëxploiteerd. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet op de productie van de synthetische drugs.
De verdediging heeft bepleit dat uit de EncroChat-berichten evident blijkt dat verdachte niet heeft geweten van het drugslab in de schuur. Dit standpunt volgt de rechtbank niet, nu uit de chats juist kan worden afgeleid dat verdachte moet hebben geweten wat er gebeurde in de schuur. Er wordt immers op 7 april 2020 in de EncroChat door [naam 1] gezegd dat de verhuurders er wel vanaf weten, dat er al eerder is gewerkt en dat de verhuurders helpen met het opruimen van afval, dat er gemaakte prijsafspraken per werkweek zijn in plaats van per maand en dat de mensen alles goed vinden als je maar betaalt. De opmerking die gemaakt wordt in de EncroChat op 6 mei 2020 “Maar hun weten van niks” ziet blijkens de rest van het chatgesprek op 6 mei 2020 op het afleveren van de benodigde chemicaliën op een bepaald tijdstip.
Feit 2:
Primair: medeplegen
Ook voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de (met)amfetamine acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
Subsidiair medeplichtigheid
Dat verdachte medeplichtig is aan het opzettelijk aanwezig hebben van de in de schuur op hun terrein, naast hun woonhuis, aangetroffen metamfetamine en metamfetamineolie, acht de rechtbank wel bewezen en verwijst hierbij naar de motivering zoals hierboven bij feit 1, subsidiair weergegeven.
Feit 3:
Door [bedrijf] is op 15 juni 2020 geconstateerd dat er elektriciteit is weggenomen. Er is vanuit de meterkast van het woonhuis een illegale aftakking aangebracht ten behoeve van de koelcel en de afzuiging van het drugslab. Uit de EncroChats blijkt dat op 11 mei 2020 een elektricien naar de [adres 2] in Zundert wordt gestuurd. Aanvankelijk is er niemand thuis, de bewoners blijken weg te zijn en worden enige tijd later terug verwacht. Na enige tijd wordt de elektricien afgezet op de locatie. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij een wit busje zag aankomen en vervolgens de elektricien heeft binnengelaten en gevraagd heeft of het allemaal wel veilig was.
Medeplegen of medeplichtigheid?
De rechtbank ziet in deze gedraging onvoldoende om te komen tot medeplegen van de diefstal maar acht het opzettelijk hierbij behulpzaam zijn wel wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft de toegang naar de meterkast voor de kabel naar de schuur gefaciliteerd. Gelet op alle omstandigheden, de stank rond de schuur, de vaten, de onbekende mannen die op het terrein in- en uitliepen, het afval dat werd weggezet en het ontbreken van enig toezicht op de werkzaamheden van de elektricien, terwijl verdachte ook geen actie ondernam toen zij merkte dat de stroomrekening niet hoger werd, ondanks de kennelijk forse stroomafname voor de schuur, acht de rechtbank ook het voorwaardelijk opzet aanwezig op de diefstal van de elektriciteit. Verdachte heeft hiermee immers de aanmerkelijke kans aanvaard dat er stroom zou worden gestolen voor de werkzaamheden in de schuur waarvoor kennelijk extra voorzieningen nodig waren. De rechtbank acht daarom medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit bewezen.
Eendaadse samenloop
Wat betreft de medeplichtigheid aan het produceren van (met)amfetamine (feit 1 subsidiair) en de medeplichtigheid aan het opzettelijk aanwezig hebben (feit 2 subsidiair) is sprake van eendaadse samenloop, omdat het om dezelfde handelingen gaat en beide strafbepalingen dezelfde rechtsbelangen beschermen. Hiermee zal rekening worden gehouden bij de strafoplegging.