Op 7 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door uitbuiting van een minderjarige via prostitutie. De verdachte, geboren in 2001, heeft het slachtoffer, een 17-jarig meisje, enkele dagen in haar woning opgenomen. Gedurende deze periode zijn er foto's van het slachtoffer in lingerie gemaakt, die vervolgens op verschillende sekssites zijn geplaatst. In drie dagen tijd is het slachtoffer door de verdachten naar vier seksafspraken gebracht, waarbij zij steeds het door klanten betaalde bedrag aan de verdachten moest afdragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de seksuele handelingen van het slachtoffer, dat nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mensenhandel en heeft haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke strafdeel, omdat zowel de verdachte als de deskundige hebben aangegeven dat dit geen meerwaarde heeft.
De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 5.888,00 gevorderd, waarvan € 888,00 voor materiële schade en € 5.000,00 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de materiële schade van € 200,00 toegewezen, maar de vordering voor immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard, omdat nader onderzoek noodzakelijk is. De rechtbank heeft ook drie telefoonautomaten verbeurd verklaard die onder de verdachte in beslag zijn genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.