ECLI:NL:RBZWB:2021:3469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
02-025903-92
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een TBS-er met twee jaar en de noodzaak van een menswaardig bestaan

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1958, die momenteel verblijft in FPC De Kijvelanden te Poortugaal. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met twee jaar toegewezen. De rechtbank constateert dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een ongespecificeerde parafiele stoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en vermijdende trekken, alsook een stoornis in het gebruik van alcohol. Ondanks de inzet van de terbeschikkinggestelde voor behandeling, is er nauwelijks vooruitgang geboekt en blijft het recidiverisico hoog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS vereisen. De rechtbank heeft ook overwogen dat, hoewel de terbeschikkinggestelde een menswaardig bestaan wenst, de huidige problematiek en het gebrek aan vooruitgang in behandeling een zorgvuldige afweging vereisen. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om een zorgconferentie te organiseren afgewezen, maar benadrukt dat er gezocht moet worden naar mogelijkheden voor begeleid verlof binnen de kaders van de TBS.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/025903-92
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2021
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats]
thans verblijvende in FPC De Kijvelanden te Poortugaal

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 4 februari 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde] ;
- het rapport van FPC De Kijvelanden (hierna: de TBS-instelling) van 20 januari 2021, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- het Pro Justitia-rapport van psychiater [naam 1] en GZ-psycholoog [naam 2] , beiden verbonden aan Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), van 7 januari 2020;
- het proces-verbaal van de openbare zitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
12 maart 2021;
- de e-mail van mr. J.A.W. Knoester, van 23 maart 2021, met vragen aan de deskundigen van het PBC;
- een brief van [terbeschikkinggestelde] , ontvangen op 22 maart 2021.

2.De procesgang

Bij beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 september 1992 is [terbeschikkinggestelde] , wegens overtreding van de artikelen 242, 245 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en TBS met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS is op 24 maart 2003 aangevangen en is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 5 april 2019 verlengd met een termijn van twee jaar.
Op 12 maart 2021 is het onderzoek ter openbare terechtzitting geschorst, omdat de rechtbank het noodzakelijk achtte nadere inlichtingen in te winnen bij deskundigen van het PBC.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 25 juni 2021 is de officier van justitie, mr. E. van Aalst, gehoord. Tevens is [terbeschikkinggestelde] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ’s-Gravenhage. Voorts zijn de deskundigen [naam 3] hoofd behandeling en GZ-psycholoog bij de TBS-instelling, en [naam 2] , forensisch psycholoog bij het PBC, gehoord.

3.Het advies van de TBS-instelling

De TBS-instelling heeft in het rapport van 20 januari 2021 verslag gedaan van het verloop van de maatregel. Uit dit verslag blijkt dat bij [terbeschikkinggestelde] sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en vermijdende trekken. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, in remissie in een gereguleerde omgeving.
In 2017 heeft een zorgconferentie plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan werd onder meer geconcludeerd dat binnen het kader van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege moest worden toegewerkt naar begeleid verlof, omdat dit ruimte bood voor observaties en verdere diagnostiek. De TBS-instelling heeft vervolgens eind oktober 2018 een aanvraag voor begeleid verlof ingediend. Het ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: ministerie) heeft in reactie op deze aanvraag besloten om [terbeschikkinggestelde] eerst ter observatie op te laten nemen in het PBC. Op 5 augustus 2019 is [terbeschikkinggestelde] in het PBC opgenomen. Op 1 november 2019 is hij teruggeplaatst in de TBS-instelling. Tijdens zijn verblijf in het PBC is [terbeschikkinggestelde] in contact gekomen met een vrouwelijke medeobservandus. Door dit contact en een incident in juli 2019, waarbij verdachte zich explosief en agressief zou hebben gedragen, is er meer inzicht verkregen in de problematiek van [terbeschikkinggestelde] . Gebleken is dat er nog altijd een risico op fysieke agressie is en dat [terbeschikkinggestelde] cruciale informatie niet deelt wanneer het gaat om contact met vrouwen. Gelet op de beperkte vooruitgang die [terbeschikkinggestelde] heeft geboekt, acht de TBS-instelling begeleid verlof niet meer wenselijk.
Gebleken is dat er, ondanks intensieve behandeling, geen verandering heeft plaatsgevonden in de problematiek van [terbeschikkinggestelde] die bij de indexdelicten een rol heeft gespeeld. Zijn zeer gebrekkig mentaliserend vermogen maakt ook dat hier geen verandering meer in verwacht wordt. Op grond van zijn problematiek en behandelverleden zal [terbeschikkinggestelde] langdurig aangewezen zijn op het gebruik van libidoremmende medicatie en alcohol-aversieve middelen en op structuur en begeleiding om stabiel te kunnen blijven functioneren. Het recidiverisico is onveranderd hoog. Indien de maatregel nu zou worden opgeheven en [terbeschikkinggestelde] niet kan terugvallen op professionele behandeling en begeleiding, wordt het risico op gewelddadig delictgedrag als hoog en het risico op seksueel delictgedrag als gemiddeld ingeschat. Omdat er momenteel geen mogelijkheden worden gezien om door middel van behandelinterventies tot verandering te komen en het recidiverisico te verlagen, heeft de TBS-instelling inmiddels de aanvraag LFPZ (Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg) gedaan. Geadviseerd wordt om de TBS met twee jaar te verlengen.
Deskundige [naam 3] heeft in aanvulling hierop ter zitting aangevoerd dat er geen mogelijkheden worden gezien om te komen tot verlaging van het recidiverisico met een daarbij behorende afschaling van het huidige, hoge beveiligingsniveau. Het risico op explosief, agressief gedrag wordt op de korte termijn als hoog ingeschat. Omdat de procedure voor LFPZ-plaatsing een zorgvuldige procedure betreft en deze reeds in gang is gezet, wordt het aanvragen van een zorgconferentie momenteel niet passend geacht. Het advies blijft verlenging van de TBS met twee jaar.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

Uit het Pro Justitia-rapport van psychiater [naam 1] en GZ-psycholoog [naam 2] van
7 januari 2020 blijkt dat bij [terbeschikkinggestelde] sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken en een ongespecificeerde parafiele stoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, in remissie in een gereguleerde omgeving. [terbeschikkinggestelde] is zeer gemotiveerd voor behandeling en conformeert zich daar volledig aan. Op grond van zijn problematiek en behandelverleden zal [terbeschikkinggestelde] langdurig aangewezen zijn op extern geboden structuur, toezicht en begeleiding en op het gebruik van libidoremmende medicatie en alcohol-aversieve middelen. Er valt immers geen ontwikkeling meer te verwachten als het gaat om inzicht en het zelfstandig herkennen en hanteren van risico’s. Het behandelplafond is vrijwel bereikt. Bij het plotseling wegvallen van het huidige kader en de daarmee gegarandeerde beschermende setting wordt de kans op herhaling als duurzaam verhoogd ingeschat. Het gevaar is echter niet acuut. Er is geen sprake van agressie- of impulsregulatieproblemen. Omdat het gevaar specifiek is en een lange aanloop kent, wordt begeleid verlof verantwoord geacht. Wel dient dit plaats te vinden met ten minste één mannelijke begeleider. Daarnaast dient steeds opnieuw aan [terbeschikkinggestelde] te worden uitgelegd hoe de sociale verhoudingen zijn in de situaties waarin hij zich begeeft. Verder is het van belang dat zijn familie intensief bij de behandeling en de begeleide verloven wordt betrokken. Onbegeleid verlof wordt, gelet op de nog steeds aanwezige problematiek van [terbeschikkinggestelde] , onverantwoord geacht.
Deskundige [naam 2] heeft in aanvulling hierop ter zitting aangevoerd dat [terbeschikkinggestelde] nog altijd op een ongezonde wijze contact met vrouwen aangaat. Onder andere omdat het gevaar niet acuut is, is begeleid verlof mogelijk. Gezien de aard en ernst van de problematiek is er geen zicht op resocialisatie. Er dient continu toezicht te zijn. Het begeleid verlof moet dan ook zo worden gezien, dat het dient om [terbeschikkinggestelde] een zo menswaardig mogelijk bestaan te bieden.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie blijft bij de vordering tot verlenging van de TBS met twee jaar. Aan de formele vereisten daarvoor is voldaan en de door de TBS-instelling uitgezette koers is helder. Er is weinig bereikt op het gebied van behandeling, ondanks de inzet van [terbeschikkinggestelde] .

6.Het standpunt van de verdediging

[terbeschikkinggestelde] heeft ter zitting verklaard dat hij veel stress ervaart. Hij kan zich niet vinden in een plaatsing op een LFPZ-afdeling. Er worden onwaarheden verteld om hem toch op een LFPZ-afdeling te krijgen. Er heeft in juli 2019 weliswaar een incident plaatsgevonden, waarbij hij boos is geworden omdat hij zijn geld terug wilde hebben, maar dit had een aanloop en kwam niet uit het niets en hij heeft zich dus niet explosief agressief gedragen.
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de TBS is voldaan en dat deze verlenging daarnaast noodzakelijk is. Namens [terbeschikkinggestelde] wordt wel verzocht om de TBS te verlengen met één jaar, gelet op de bestaande onzekerheid met betrekking tot een longstayplaatsing en – daarmee samenhangend – de voortzetting van het verblijf van [terbeschikkinggestelde] in de huidige kliniek. Daarnaast wordt nadrukkelijk verzocht het ministerie in overweging te geven een zorgconferentie te organiseren, zodat kan worden onderzocht of het tot de mogelijkheden behoort om [terbeschikkinggestelde] naar een voorziening met een lager beveiligingsniveau te laten uitstromen.

7.Het oordeel van de rechtbank

VerlengingDe TBS van [terbeschikkinggestelde] kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen dat eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een aanwezige ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit het verlengingsadvies van de TBS-instelling, het rapport van het PBC en wat ter zitting is besproken, is gebleken dat bij [terbeschikkinggestelde] sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en vermijdende trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, in remissie in een gereguleerde omgeving. Het risico op recidive dat voortvloeit uit de vastgestelde stoornissen bij beëindiging van de TBS wordt op dit moment als hoog ingeschat. Er is dus in ieder geval nog altijd sprake van gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, dat verlenging van de TBS van [terbeschikkinggestelde] vereist.
Duur van de verlenging
De volgende vraag is of de TBS met één of met twee jaar moet worden verlengd. Het uitgangspunt is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar, de TBS – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. De rechtbank ziet, gelet op het verlengingsadvies, het rapport van het PBC en de door de deskundigen ter zitting gegeven toelichting, geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Ondanks de motivatie en inzet van [terbeschikkinggestelde] voor de behandeling binnen de TBS is nauwelijks vooruitgang geboekt. De problematiek van [terbeschikkinggestelde] is onveranderd en daardoor is het recidiverisico ook onverminderd hoog. Alle deskundigen zijn het erover eens dat het behandelplafond vrijwel is behaald en dat een langdurige en intensieve vorm van begeleiding, ondersteuning en forensisch toezicht het hoogst haalbare voor [terbeschikkinggestelde] is om stabiel te kunnen blijven functioneren en niet af te glijden in delictpatronen. Omdat blijvende verbetering niet te verwachten is, is niet te voorzien dat [terbeschikkinggestelde] ooit zonder deze intensieve zorg en toezicht met verlof zal gaan of kan resocialiseren.
Dit neemt niet weg dat [terbeschikkinggestelde] een volgens de rechtbank te begrijpen wens heeft om een zo menswaardig mogelijk bestaan te hebben. De rechtbank gaat ervan uit dat in lijn met het advies van het PBC wordt gezocht naar wat er maximaal mogelijk is om [terbeschikkinggestelde] een menswaardig bestaan te geven, in termen van maximale vrijheden binnen zijn verblijf, zoals eventueel begeleid verlof. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook plaatsvindt binnen een zorgvuldige procedure zoals deze moet worden gevolgd in het kader van de door de TBS-instelling ingediende aanvraag LFPZ. Gelet hierop en gelet op de overeenstemming tussen de deskundigen over de te volgen route, waarin een perspectief op resocialisatie op dit moment uitgesloten is, ziet de rechtbank geen reden om het ministerie in overweging te geven een zorgconferentie te organiseren.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de TBS met verpleging van overheidswege wordt verlengd met twee jaar. Het verzoek van de verdediging om het ministerie in overweging te geven een zorgconferentie te organiseren wijst de rechtbank af.

8.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R. De Jong, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.M. Bos en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2021.