Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Geschil
Wettelijk kader
Beoordeling
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de herziening van de zorgtoeslag, het kindgebonden budget, de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2017 en 2018. Eiser heeft in beroep gegaan tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin zijn toeslagen voor deze jaren zijn herzien en vastgesteld op respectievelijk € 0,- voor de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de huurtoeslag, en € 1.222,- voor de kinderopvangtoeslag in 2017. Voor 2018 is het kindgebonden budget vastgesteld op € 0,-. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Belastingdienst/Toeslagen heeft deze ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft op de zitting van 29 juni 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de herziening van de toeslagen het toetsingsinkomen van eiser heeft gebruikt, dat door de Belastingdienst is vastgesteld op € 122.412,- voor 2017 en € 458.141,- voor 2018. Eiser betwistte de juistheid van dit toetsingsinkomen en stelde dat de inspecteur voor de inkomstenbelasting onvoldoende onderzoek heeft gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat de Belastingdienst/Toeslagen zich moet baseren op de door de inspecteur vastgestelde inkomensgegevens, ook al is daartegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft vastgesteld dat eiser de teveel ontvangen voorschotten moet terugbetalen. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.