Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en heeft eiser gezien op het spreekuur van 6 februari 2020. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b de rapportage van de door hem bij Psion aangevraagde expertise van psychiater [naam psychiater] en de rapportage van psycholoog [naam psycholoog] , beide van 25 mei 2020, in zijn afwegingen meegenomen. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] is van mening dat eiser vindt dat onvoldoende rekening is gehouden met de lichamelijke en geestelijke beperkingen.
Hij acht eiser vanwege zijn medicijngebruik ten onrechte niet beperkt op verhoogd persoonlijk risico. Op datum in geding gebruikte eiser onder meer quetiapine en amitriptyline, psychofarmaca die kunnen leiden tot sedering. Omdat [naam verzekeringsarts 2] zo min als de psychiater-experteur concentratiestoornissen of een verminderd helder bewustzijn heeft vastgesteld, is geen sprake van een sterke beperking op dit punt. Eiser is daarom slechts ongeschikt te achten voor duidelijke en langdurige gevaarzettende omstandigheden als langdurig werk op hoogte/steigers, langdurig werken aan/met potentieel ‘gevaarlijke’ machines, langdurig werken met scherp instrumentarium en langdurige (de hele dag) beroepsmatige verkeersdeelname.
Er had volgens de verzekeringsarts b&b nader onderzoek moeten plaatsvinden door een onafhankelijk psychiater/psycholoog, dat heeft nu in de bezwaarfase plaatsgevonden.
Het gebruik van de medicatie in combinatie met hetgeen de huisarts aangeeft in zijn brief van
20 mei 2019 duidt op zwaardere problematiek en verdergaande beperkingen. Onafhankelijk psychologisch/psychiatrisch onderzoek in bezwaar heeft geleid tot de diagnose somatische symptoomstoornis, zonder aanwijzingen voor ADHD of PTSS. De psychiater adviseert
enkele beperkingen in het persoonlijk functioneren, welk oordeel [naam verzekeringsarts 2] deelt en doorvoert in de FML. Voorts stelt hij dat reeds aangegeven beperkingen/specifieke voorwaarden kunnen worden opgeheven.
De fysieke beperkingen zijn volgens eiser onvoldoende onderzocht, en onderschat. Eiser blijkt de afgelopen jaren echter niet meer bij medisch specialisten in onderzoek of behandeling te zijn geweest, reden waarom niet exact kan worden nagegaan welke aandoeningen dan wel afwijkingen op de datum in geding nog bestonden. Meest waarschijnlijk is volgens [naam verzekeringsarts 2] dat er sprake is van een postwhiplashbeeld (WAD I/II) na een aanrijding in 2009, en het niet kunnen gebruiken van de rechterhand na mogelijke dystrofie in 2011.
Uit het gegeven dat eiser sinds jaren niet meer in onderzoek of medische behandeling is voor zijn lichamelijke klachten kan men volgens de verzekeringsarts b&b afleiden dat de klachten leefbaar zijn en niet tot forse belemmeringen leiden. Uit het door de verzekeringsarts b&b en de psychiater-experteur opgetekende dagelijks functioneren blijken geen opvallende belemmeringen, terwijl eiser op de hoorzitting vertelde dat hij zijn rechterhand normaal kan gebruiken.
Gelet op de anamnestische bevindingen in samenhang met de bevindingen uit lichamelijk
onderzoek door de primaire verzekeringsarts heeft de verzekeringsarts b&b geen aanknopingspunten om meer of uitgebreider fysieke beperkingen aan te nemen. Ten behoeve van het arbeidskundig onderzoek specificeert hij de beperking op hoofdbewegingen (4.17), namelijk dat de lichte beperking alzijdig is.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft hij bijgesteld als hiervoor aangegeven en neergelegd in de FML van 24 juni 2020.