In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten door het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers met betrekking tot zijn aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtshulp, op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft de beroepen versneld behandeld en partijen uitgenodigd voor een zitting op 2 juni 2021, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Eiser had aanvragen ingediend op 24 en 27 september 2019, maar Baanbrekers heeft op 7 november 2019 besloten deze aanvragen niet in behandeling te nemen wegens ontbrekende informatie. Eiser heeft Baanbrekers in gebreke gesteld en beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 7 november 2019 op de aanvraag met kenmerk 20191005 betrekking had, maar niet op de aanvraag met kenmerk 20191072. Eiser stelde dat het besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn niet was gaan lopen.
De rechtbank oordeelt dat het besluit van 7 november 2019 aan eiser is verzonden en dat er geen sprake was van niet tijdig beslissen op het moment van indiening van het beroepschrift. Daarom verklaart de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Ook het verzoek om vaststelling van dwangsommen wordt ongegrond verklaard, omdat er geen dwangsommen verschuldigd zijn. De rechtbank concludeert dat beide beroepen niet-ontvankelijk zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.