ECLI:NL:RBZWB:2021:3551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
9143039 \ VV EXPL 21-35
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zuivering van verstek in kort geding met betrekking tot huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en twee gedaagden. De eiseres vorderde een voorlopige voorziening, waarbij zij onder andere betaling van huurachterstand en ontruiming van het gehuurde eiste. De gedaagden hadden verstek laten verlenen, maar verzochten om zuivering van dit verstek. De kantonrechter overwoog dat de omstandigheden die door de gedaagden werden aangevoerd, zoals medische redenen en miscommunicatie over de locatie van de zitting, gegronde redenen waren om het verstek te zuiveren. De kantonrechter oordeelde dat het belang van de gedaagden om hun verweer te voeren zwaarder woog dan het spoedeisende belang van de eiseres. De eiseres had een spoedeisend belang bij haar vorderingen, omdat de huurachterstand opliep en er overlast werd ervaren door omwonenden. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de huurachterstand van € 9.480,00 en de ontruiming van het gehuurde. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 9143039 \ VV EXPL 21-35
vonnis in kort geding d.d. 8 juli 2021
inzake
[eiseres],
kantoorhoudende te [adres 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J.M. van Rijsewijk, advocaat te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende op een geheim adres in de gemeente [woonplaats] ,
gedaagde sub 1,
procederend in persoon,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [adres 2] ,
gedaagde sub 2,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde sub 1] ’ en ‘ [gedaagde sub 2] ’.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 mei 2021 met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 11 mei 2021;
- de brief van 12 mei 2021 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waarin om zuivering van het verstek wordt verzocht;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 24 juni 2021.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[eiseres] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.480,00 aan huur over de periode oktober 2020 tot en met maart 2021;
- [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van de overeengekomen huurprijs van € 1.580,00 per maand vanaf 1 april 2021 tot aan de dag dat het gehuurde is ontruimd;
- [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 691,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om het gehuurde binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis met al de hunnen en het hunne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen, zulks met machtiging van [eiseres] om bij gebreken van volledige voldoening hieraan, dit zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de proceskosten.
Zuivering verstek
2.2
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben bij brief van 12 mei 2021 verzocht het tegen hen verleende verstek te zuiveren. [gedaagde sub 2] heeft daartoe aangevoerd dat hij wegens medische omstandigheden niet in staat was op de mondelinge behandeling te verschijnen. [gedaagde sub 1] voert aan dat hij aanwezig was op het juiste adres, maar aan de verkeerde kant van de rechtbank stond, waardoor hij niet tijdig aanwezig was op de mondelinge behandeling. Voorts voeren zij aan dat de processtukken niet in het Pools zijn aangeleverd. Tot slot voeren zij aan dat ze lang hebben moeten wachten op reactie van een advocaat door de corona-pandemie en zich om die reden niet tijdig hebben kunnen verdedigen.
2.3
De kantonrechter overweegt als volgt. In beginsel gelden de regels van de dagvaardingsprocedure ook in de kort geding voor zover daarvan in de wet niet uitdrukkelijk is afgeweken. Gelet op het bepaalde in artikel 259 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) juncto artikel 142 Rv kan het verleende verstek tegen gedaagde in kort geding worden gezuiverd zo lang het eindvonnis niet is gewezen. Artikel 12.2 en 12.3 van het Landelijk Procesreglement kortgedingen rechtbanken kanton, sluiten bij het voorgaande uitgangspunt aan. Het toestaan van zuivering van verstek in kort geding is echter niet zonder meer in strijd met de bijzondere aard van het kort geding, waarbij spoedeisendheid vereist is. Gelet op het voorgaande wordt zuivering van het verstek toegelaten, tenzij bijzondere spoedeisende omstandigheden van de procedure zich daartegen verzetten (ECLI:NL:RBARN:2009:BI0231). Van voorgaand uitgangspunt wordt eveneens afgeweken indien er sprake is van misbruik van procesrecht of strijd met de goede procesorde (ECLI:NL:RBOVE:2020:2948).
2.4
De kantonrechter is van oordeel dat de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangevoerde omstandigheden in beginsel gegronde redenen zijn om het verstek te zuiveren. Het belang van [eiseres] op een spoedeisende behandeling van het kort geding verzet zich tegen deze zuivering niet, nu niet is gebleken dat er in onderhavige procedure bijzondere spoedeisende omstandigheden bestaan. De belangen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het verstek te zuiveren en verweer te voeren in kort geding wegen in die zin zwaarder dan het spoedeisend belang van [eiseres] . De kantonrechter heeft tevens meegewogen dat [eiseres] bij dagvaarding geen verhinderdata van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft opgevraagd, waardoor bij het plannen van de mondelinge behandeling geen rekening is gehouden met de verhinderdata van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Voorts is niet gebleken dat zuivering van het verstek dient te worden afgewezen omdat sprake is van misbruik van procesrecht of strijd met de goede procesorde. Kortom, de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangevoerde medische en logistieke omstandigheden geven de kantonrechter aanleiding om zuivering van verstek toe te staan.
Spoedeisend belang
2.5
In deze procedure dient vervolgens te worden beoordeeld of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening als gevorderd.
2.6
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, nu de huurachterstand steeds verder oploopt, er sprake is van niet toegestane onderhuur en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] schade hebben veroorzaakt aan het gehuurde. Ten slotte voert [eiseres] ter zitting van 11 mei 2021 nog aan dat zij klachten van omwonenden heeft ontvangen dat deze overlast ervaren in verband met de hennepgeur die continu rond de woning hangt.
2.7
De kantonrechter overweegt dat ingevolge vaste rechtspraak de toewijsbaarheid van een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, niet is uitgesloten, maar dat daarbij terughoudendheid moet worden betracht. Niet alleen moet het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk zijn, er dient tevens sprake te zijn van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
Vordering achterstallig huur en ontruiming van het gehuurde
2.8
Aangezien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de gevorderde huurachterstand niet hebben betwist en dit bedrag de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het gevorderde totaalbedrag (tot en met maart 2021) van € 9.480,00 worden toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de huur vanaf 1 april tot de dag van ontruiming zijn eveneens toewijsbaar.
2.9
De gevorderde ontruiming jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is eveneens toewijsbaar, zij het met de tussen partijen overeengekomen ontruimingsdatum als vermeld in het dictum van dit vonnis. De kantonrechter ziet geen grond om de gevorderde machtiging van [eiseres] om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren, desnoods met inroeping van de sterke arm, toe te wijzen. Deze wijze van ontruiming berust immers niet op de wet. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de kantonrechter [eiseres] niettemin zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Proceskosten
2.1
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , indien deze door de betekening van het vonnis kennis hebben kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De proceskosten worden begroot op € 846,21 (€ 108,21 explootkosten, € 240,00 griffierecht en € 498,00 salaris gemachtigde).

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van;
  • een bedrag van € 9.480,00 ter zake huur over periode oktober 2020 tot en met maart 2021;
  • een bedrag van € 1.580,00 per maand aan huur vanaf 1 april 2021 tot aan de dag dat het gehuurde is ontruimd;
  • een bedrag van € 691,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om het gehuurde uiterlijk 16 juli 2021 met al de hunnen en het hunne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 846,21, daarin begrepen een bedrag van € 498,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiseres] , een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis in geval van niet-betaling binnen 14 dagen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Boeder en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2021.