In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en twee gedaagden. De eiseres vorderde een voorlopige voorziening, waarbij zij onder andere betaling van huurachterstand en ontruiming van het gehuurde eiste. De gedaagden hadden verstek laten verlenen, maar verzochten om zuivering van dit verstek. De kantonrechter overwoog dat de omstandigheden die door de gedaagden werden aangevoerd, zoals medische redenen en miscommunicatie over de locatie van de zitting, gegronde redenen waren om het verstek te zuiveren. De kantonrechter oordeelde dat het belang van de gedaagden om hun verweer te voeren zwaarder woog dan het spoedeisende belang van de eiseres. De eiseres had een spoedeisend belang bij haar vorderingen, omdat de huurachterstand opliep en er overlast werd ervaren door omwonenden. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de huurachterstand van € 9.480,00 en de ontruiming van het gehuurde. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.