ECLI:NL:RBZWB:2021:3565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_1073
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank op basis van verzekeringsplicht en gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2021, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ongegrond verklaard. Eiseres had op 2 september 2019 een aanvraag ingediend voor AOW, die door de SVB werd afgewezen omdat zij niet verzekerd was voor de AOW. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 13 januari 2020, waartegen eiseres in beroep ging. Tijdens de zitting op 4 juni 2021 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot, en vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen namens de SVB.

De rechtbank oordeelde dat eiseres, die sinds 21 februari 2006 in Nederland woont, niet verzekerd was voor de AOW omdat zij onder de Duitse sociale verzekeringswetgeving valt. De SVB had eerder ontheffing verleend van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen op basis van EG-Verordening 1408/71. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aan de voorwaarden voor AOW-pensioen voldeed, aangezien zij niet verzekerd was voor de AOW gedurende de relevante periode.

Eiseres voerde aan dat zij recht had op AOW omdat haar echtgenoot wel een AOW-pensioen ontvangt, maar de rechtbank stelde vast dat er geen sprake was van gelijke gevallen. De ontheffing van de SVB voor eiseres was gebaseerd op andere wettelijke bepalingen dan die voor haar echtgenoot. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/1073 AOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [naam woonplaats] , eiseres
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de SVB), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 september 2019 (primair besluit) heeft de SVB de aanvraag van eiseres om een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
In het besluit van 13 januari 2020 (bestreden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 juni 2021. Aanwezig waren eiseres, bijgestaan door haar echtgenoot [naam echtgenoot] , en mr. A. Marijnissen namens de SVB.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres en haar echtgenoot zijn op 21 februari 2006 vanuit Duitsland in Nederland komen wonen. Zij heeft eerder in Duitsland gewerkt. Op het moment van komst naar Nederland ontvangt zij een ‘Rente wegen voller Erwerbsminderung’ en een uitkering van de Rheinische Versorgungskassen
.
Bij besluit van 5 november 2009 heeft de SVB aan eiseres ontheffing verleend van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen op grond van artikel 13, tweede lid, sub f, van EG-Verordening 1408/71 [1] , met ingang van 21 februari 2006.
In de loop van de jaren is door de SVB meerdere malen, laatstelijk 29 november 2017, vastgesteld dat de Duitse sociale verzekeringswetgeving nog altijd op eiseres van toepassing is en de ontheffing nog altijd van kracht is.
Op 4 juli 2019 heeft eiseres AOW-pensioen aangevraagd. Deze aanvraag is door de SVB afgewezen, omdat eiseres niet verzekerd is (geweest) voor de AOW.
2.
Geschil
In geschil is of de SVB op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een AOW-pensioen, omdat zij niet verzekerd is (geweest) voor de AOW.
3.
Standpunt eiseres
Eiseres voert aan dat zij net als haar echtgenoot recht heeft op een AOW-pensioen. De ontheffing waar de SVB naar verwijst, is volgens eiseres niet gebaseerd op EG-Verordening 1408/71, maar op artikel 21 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden 1999 (Koninklijk Besluit 746).
4.
Standpunt SVB
De SVB handhaaft het in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat eiseres niet verzekerd is voor de AOW en dus geen recht heeft op een AOW-pensioen.
5.
Wettelijk kader
De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
6.
Oordeel rechtbank
6.1.
Rechthebbende
Recht op AOW-pensioen heeft degene, die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en ingevolge deze wet minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest. [2]
In dit geval dient beoordeeld te worden of eiseres verzekerd is geweest voor de AOW, zoals bepaald in artikel 6, eerste lid, van de AOW, in de periode voorafgaand aan haar pensioengerechtigde leeftijd (21 november 2019). Kort gezegd, is daarmee in beginsel van belang of eiseres ingezetene van Nederland of werkzaam in Nederland is geweest.
Vast staat dat eiseres in Nederland woont vanaf 21 februari 2006 en vanaf dat moment of voordien niet in Nederland werkzaam is geweest. Zij ontvangt echter uitkeringen vanuit Duitsland waarop de socialeverzekeringswetgeving van Duitsland van toepassing is.
Nu eiseres onderworpen is aan de Duitse socialezekerheidswetgeving, is op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en sub f, van EG-Verordening 1408/71 (zoals deze gold toen eiseres in Nederland kwam wonen in 2006) de Nederlandse socialezekerheidswetgeving niet op haar van toepassing.
Eiseres heeft in 2009 bij de SVB ontheffing aangevraagd van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen. In het besluit van 5 november 2009 heeft de SVB, naar het oordeel van de rechtbank terecht, deze ontheffing toegekend vanaf 21 februari 2006 op grond van voornoemd artikel 13, tweede lid, aanhef en sub f, van EG-Verordening 1408/71. Dit betekent dat eiseres vanaf het moment dat zij in Nederland is komen wonen niet (verplicht) verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringen, te weten de Algemene nabestaandenwet (Anw), de Algemene kinderbijslagwet (AKW), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en ook de AOW, en dat zij ook niet premieplichtig was voor deze wetten.
De stelling van eiseres dat de aan haar verleende ontheffing niet ziet op EG-Verordening 1408/71 kan daarom niet worden gevolgd.
Op 1 mei 2010 is EG-Verordening 1408/71 vervallen. In EG-Verordening 883/2004 is voorzien in overgangsrecht. Op grond van artikel 87, achtste lid, van EG-Verordening 883/2004 blijft de persoon die op grond van titel II van EG-Verordening 1408/71 onderworpen is aan de wetgeving van een bepaalde lidstaat, onderworpen aan deze wetgeving zolang de situatie van die persoon ongewijzigd voortduurt, maar in elk geval niet langer dan 10 jaar.
Situaties die het overgangsrecht zouden doorbreken zijn onder andere de beëindiging van de uitkering uit Duitsland of het gaan werken in Nederland. De SVB stelt dat dergelijke wijzigingen in de situatie van eiseres niet hebben plaatsgevonden. Eiseres betwist dit ook niet. De rechtbank stelt daarom vast dat de aan eiseres verleende ontheffing op basis van het overgangsrecht tot haar pensioengerechtigde leeftijd heeft voortgeduurd.
Daaruit volgt dat eiseres vanaf haar komst naar Nederland op 21 februari 2006 tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd (21 november 2019) niet verzekerd was voor de AOW. De SVB heeft zich daarom op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht heeft op AOW.
6.2.
Gelijkheidsbeginsel
Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Zij stelt dat zij alsnog recht heeft op AOW, omdat haar echtgenoot ook een AOW-pensioen ontvangt en volgens haar sprake is van gelijke gevallen.
De SVB stelt dat geen sprake is van gelijke gevallen. Aan haar echtgenoot is namelijk geen ontheffing verleend van de Nederlandse sociale verzekeringen op grond van EG-Verordening 1408/71, maar een ontheffing betreffende de AWBZ en de Wet Langdurige Zorg (WLZ) op grond van artikel 21 van Koninklijk Besluit 746.
De rechtbank stelt vast dat een ontheffing op grond van artikel 21 van Koninklijk Besluit 746 wordt verleend aan degene die een ziektekostenverzekering heeft buiten Nederland. De echtgenoot van eiseres heeft deze ontheffing van de verzekering voor de AWBZ en de WLZ toegekend gekregen, omdat hij een Duitse ziektekostenverzekering heeft. Deze ontheffing op grond van artikel 21 van Koninklijk Besluit 746 ziet echter niet op de verzekering voor de AOW.
Omdat de ontheffing van eiseres gebaseerd is op artikel 13, tweede lid, aanhef en sub f, van EG-Verordening 1408/71 en zij dus niet (verplicht) verzekerd is voor alle Nederlandse volksverzekeringen, en dus ook niet voor de AOW, is geen sprake van gelijke gevallen. Er is daarom geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
7.
Conclusie
7.1.
De rechtbank concludeert dat de SVB zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen recht heeft op AOW-pensioen, omdat zij niet verzekerd was. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
7.2.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 14 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Algemene Ouderdomswet (AOW)
Artikel 6 van de AOW
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
(…)
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.
(…)
De genoemde algemene maatregel van bestuur is Koninklijk Besluit 746.
Artikel 7, eerste lid, van de AOW
Recht op ouderdomspensioen overeenkomstig de bepalingen van deze wet heeft degene, die
a. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en
b. ingevolge deze wet minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest in het tijdvak, aanvangende met de dag waarop de aanvangsleeftijd is bereikt en eindigende met de dag voorafgaande aan de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.
Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (EG-Verordening 1408/71; tekst zoals deze gold in 2006 en ook in 2009)
Artikel 13, eerste lid, van EG-Verordening 1408/71
Onder voorbehoud van de artikelen 14 quater en 14 septies zijn degenen op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.
Artikel 13, tweede lid, aanhef en sub f, van EG-Verordening 1408/71
Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17 is op degene die ophoudt onderworpen te zijn aan de wettelijke regeling van een Lid-Staat zonder dat hij op grond van één van de in de voorgaande punten genoemde regels of van één van de in de artikelen 14 tot en met 17 bedoelde uitzonderingen of bijzondere regels aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat wordt onderworpen, de wettelijke regeling van toepassing van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont overeenkomstig de bepalingen van deze wettelijke regeling alleen.
Artikel 17 bis van de EG-Verordening 1408/71
Degene die recht heeft op een pensioen of rente overeenkomstig de wettelijke regeling van een Lid-Staat of op pensioenen of renten krachtens de wettelijke regelingen van verscheidene Lid-Staten en die op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wettelijke regeling van deze laatste Lid-Staat mits hij niet uit hoofde van de uitoefening van een beroepswerkzaamheid aan deze wettelijke regeling is onderworpen.
Verordening (EG) Nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (EG-Verordening 883/2004)
Artikel 87, achtste lid, van EG-Verordening 883/2004
Indien een persoon op grond van deze verordening is onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat dan die waaraan die persoon op grond van titel II van Verordening (EEG) nr. 1408/71 onderworpen is, blijft de betrokkene onderworpen aan deze wetgeving zolang de desbetreffende situatie voortduurt, maar in elk geval niet langer dan 10 jaar te rekenen vanaf de toepassingsdatum van deze verordening, tenzij hij een aanvraag indient om onderworpen te worden aan de wetgeving die op grond van deze verordening van toepassing is. Indien de aanvraag binnen een termijn van drie maanden vanaf de toepassingsdatum van deze verordening wordt ingediend bij het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op grond van deze verordening van toepassing is, is deze wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de toepassingsdatum van deze verordening. Indien de aanvraag wordt ingediend nadat deze termijn verstreken is, is genoemde wetgeving op betrokkene van toepassing vanaf de eerste dag van de volgende maand.
Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden 1999 (Koninklijk Besluit 746).
Artikel 21 van Koninklijk Besluit 746
1. Niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg is de persoon die in Nederland woont, doch die met toepassing van een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen of van een door Nederland met een of meer andere staten gesloten verdrag inzake sociale zekerheid, in Nederland recht kan doen gelden op verstrekkingen die hem in beginsel worden verleend ten laste van een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten.
2. Niet verzekerd op grond van de Wet langdurige zorg is de persoon die in Nederland woont en die recht heeft op een uitkering of pensioen ingevolge een regeling van een op grond van artikel 3, eerste lid, onder d, dan wel artikel 14, tweede lid, aangewezen volkenrechtelijke organisatie, indien hij op grond van een regeling van die organisatie in Nederland aanspraak heeft op zorg, of op vergoeding voor de kosten daarvan, tenzij hij in Nederland arbeid verricht. De aanspraak, bedoeld in de vorige volzin, omvat in ieder geval opname en verpleging in ziekenhuizen en in instellingen voor langdurige verpleging en verzorging.

Voetnoten

1.Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (EG-Verordening 1408/71)
2.Artikel 7, eerste lid, van de AOW