ECLI:NL:RBZWB:2021:3593

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7673
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging basisregistratie personen en beroep tegen bestreden besluit

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.L. Sett, beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis om haar inschrijving in de basisregistratie personen (BRP) te wijzigen. Het college had in een primair besluit van 30 januari 2020 en een bestreden besluit van 30 juni 2020, het verzoek van eiseres om haar voornaam en geslachtsnaam te wijzigen afgewezen. Eiseres stelde dat de gegevens in de BRP onjuist waren en onderbouwde dit met verschillende documenten, waaronder een gelegaliseerde Chinese geboorteakte en paspoorten. De rechtbank heeft op 30 juli 2021 de zaak behandeld en vastgesteld dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de door eiseres overgelegde documenten niet als brondocumenten konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de gegevens in de BRP betrouwbaar moeten zijn en dat eiseres niet onomstotelijk had aangetoond dat de geregistreerde gegevens onjuist waren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7673 BRP
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres], te [naam woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. K.L. Sett,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis,verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 30 januari 2020 (primair besluit) heeft het college geweigerd de registratie van eiseres in de basisregistratie personen (brp) te wijzigen.
In het besluit van 30 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, en [naam vertegenwoordiger college] namens het college.
Overwegingen

1.Feiten

Eiseres is in de brp ingeschreven met de voornaam [naam voornaam 1] , geslachtsnaam [naam geslachtsnaam 1] , nationaliteit onbekend, geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] (China). Deze gegevens zijn ontleend aan de op 26 oktober 2000 door eiseres in het kader van de asielprocedure afgelegde verklaring onder ede.
Op 13 maart 2019 heeft eiseres het college verzocht de inschrijving te wijzigen in de voornaam [naam voornaam 2] , geslachtsnaam [naam geslachtsnaam 2] , Chinese nationaliteit, geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Eiseres heeft bij het verzoek een kopie verstrekt van
  • haar huidige Nederlandse verblijfsvergunning;
  • haar huidige Nederlandse rijbewijs;
  • de pagina met persoonsgegevens uit een thans geldig Chinees paspoort, afgegeven op [afgifte datum 1] te Den Haag;
  • de pagina met persoonsgegevens uit een verlopen Chinees paspoort, afgegeven op [afgifte datum 2] te Zhejiang;
  • een “certificate of birth” opgesteld door een notaris in China op 20 juni 1991, inhoudende dat [naam voornaam 2] [naam geslachtsnaam 2] is geboren op [geboortedatum 2] in het ziekenhuis van [geboorteplaats moeder] , met vermelding van de namen van de ouders, vertaald en gelegaliseerd;
  • een onderzoeksrapport van 7 februari 2017 van door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau uitgevoerd gezichtsvergelijkend onderzoek;
  • een rapportage van 25 februari 2019 van een door Verilabs uitgevoerd verwantschapsonderzoek.
Bij brief van 4 december 2019 heeft het college aan eiseres medegedeeld voornemens te zijn het verzoek af te wijzen, omdat niet onomstotelijk is aangetoond dat de huidige gegevens in de Brp waarvan wijziging wordt gevraagd onjuist zijn.
Eiseres heeft haar zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
De zienswijze heeft niet geleid tot een gewijzigd standpunt van het college. Bij het primaire besluit heeft het college het verzoek van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie ongegrond verklaard.

2.Wettelijk kader

Artikel 1.2, van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) bepaalt dat er een basisregistratie personen is. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland.
Artikel 2.7, eerste lid, van de Wet BRP bepaalt dat in de basisregistratie over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens worden opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
Artikel 2.8, tweede lid, van de Wet BRP bepaalt dat de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.56, eerste lid, van de Wet BRP bepaalt dat het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, de aan te brengen wijzigingen bevat.
Het tweede lid bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering geeft met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.

3.Beoordeling

3.1
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij ten tijde van de Verklaring onder Ede welbewust onjuist heeft verklaard over haar identiteit. De gegevens die vervolgens op basis van de verklaring onder ede in de brp zijn geregistreerd, zijn dan ook onjuist. Ter onderbouwing van het standpunt dat de huidige gegevens niet juist zijn, heeft eiseres gewezen op een gelegaliseerde Chinese geboorteakte. Dat de gegevens in de gelegaliseerde Chinese geboorteakte gegevens over eiseres betreffen wordt ondersteund door de Chinese paspoorten in combinatie met het aanvullend bewijs, bestaande uit het DNA-onderzoek en het gezichtsvergelijkend onderzoek.
3.2
De rechtbank overweegt dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet BRP onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2019 (Afdeling, ECLI:NL:RVS:2019:233).
3.3
Het college heeft aan de afwijzing van eiseres’ verzoek in het bestreden besluit (samengevat) ten grondslag gelegd dat niet op basis van een hoger, eiseres betreffend brondocument onomstotelijk vast staat dat de daarin opgenomen gegevens juist zijn, zodat evenmin onomstotelijk vast staat dat de thans in de brp geregistreerde gegevens van eiseres onjuist zijn.
3.4
Hangende beroep heeft het college deze motivering genuanceerd. Volgens het college dient éérst onomstotelijk vast komen te staan dat de registreerde gegevens onjuist zijn. Pas als dat onomstotelijk vast staat, wordt toegekomen aan de vraag of onomstotelijk vast staat dat de andere dan de geregistreerde gegevens juist zijn. Wanneer onomstotelijk vast staat dat de andere dan de geregistreerde gegevens juist zijn, staat daarmee volgens het college niet onomstotelijk vast dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft het college gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1062) en 22 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1124).
De rechtbank volgt het college hierin niet. De rechtspraak waar het college op heeft gewezen biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor het standpunt van het college. Bovendien staat dit standpunt op gespannen voet met de logica en rijst de vraag op welke wijze een betrokkene kan aantonen dat de over hem geregistreerde gegevens niet juist zijn, als daarbij geen waarde wordt gehecht aan het feit dat onomstotelijk vast staat dat andere dan de geregistreerde gegevens juist zijn.
3.5
Ter onderbouwing van het wijzigingsverzoek heeft eiseres allereerst gewezen op de certificate of birth en de beide Chinese paspoorten. In de certificate of birth is vermeld dat een vrouw met de voor- en achternaam [naam voornaam 2] [naam geslachtsnaam 2] is geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats moeder] . Als voor- en achternaam van de moeder is daarin vermeld [naam moeder] . De twee Chinese paspoorten zijn afgegeven op naam van een persoon met de voor- en achternaam [naam voornaam 2] [naam geslachtsnaam 2] , geboren op [geboortedatum 2] .
Volgens eiseres vormen het certificate of birth en de beide Chinese paspoorten brondocumenten die hoger in rangorde zijn dan de verklaring onder ede.
Blijkens het bestreden besluit heeft het college het certificate of birth aangemerkt als een brondocument. Ten aanzien van de paspoorten heeft het college in het bestreden besluit wisselende standpunten ingenomen. Er is in het bestreden besluit enerzijds vermeld dat het college deze documenten aanmerkt als brondocument, en anderzijds dat het geen brondocumenten zijn, omdat een paspoort wordt verleend op basis van andere documenten.
Aan het bestreden besluit kleeft dan ook een motiveringsgebrek. Dit motiveringsgebrek ziet niet alleen op de vraag of de paspoorten brondocumenten vormen, maar ook op de vraag of het certificate of birth een brondocument is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het college zich in afwijking van het bestreden besluit hangende beroep op het standpunt heeft gesteld dat het certificate of birth geen brondocument is.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.
Met het oog op finale geschilbeslechting zal de rechtbank onderzoeken of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten.
3.6
Het college heeft zich hangende beroep op het standpunt gesteld dat het certificate of birth en de beide Chinese paspoorten niet als brondocumenten kunnen worden aangemerkt.
Eiseres heeft dat betwist. Zij heeft daarbij gewezen op het feit dat Bureau Documenten van de Immigratie en Naturalisatiedienst de echtheid van deze documenten positief heeft beoordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in reactie hierop terecht op het standpunt gesteld dat het feit dat de echtheid van het certificate of birth en de beide Chinese paspoorten positief is beoordeeld, niet betekent dat de juistheid van de inhoud daarvan ook vaststaat.
Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken volgt dat om van de juistheid van de inhoud van het certificate of birth te kunnen uitgaan van belang is dat aangetoond is op welk(e) brondocument(en) de notaris zijn verklaring in het certificate of birth heeft gebaseerd. Als brondocument kan uitsluitend gelden een verklaring van het Public Security Bureau, een complete hukou, dat wil zeggen een huishoudregistratieboekje, waarin zowel de personalia van betrokkene staan als die van zijn beide ouders, of een verklaring van het ziekenhuis, waaruit duidelijk blijkt dat de gegevens mogen worden gebruikt voor registratie in het hukou-registratiesysteem. De notaris moet een 'certified true copy' van het brondocument maken dat ten grondslag ligt aan zijn verklaring over de gegevens van de betrokkene en zijn ouders.
Hier ontbreekt een kopie van dat brondocument, zodat het college zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat de juistheid van de inhoud van het certificate of birth niet vast staat, en dat document daarom niet als brondocument kan worden aangemerkt. In het licht van het feit dat eiseres’ verzoek strekt tot een volledige identiteitswijziging, gaat de rechtbank daarbij voorbij aan de niet onderbouwde stelling van eiseres ter zitting, inhoudende dat het Algemeen Ambtsbericht niet strookt met de Chinese wetgeving, omdat een notaris volgens de Chinese wetgeving ook op basis van secundair bewijs een certificate of birth kan opmaken en dat de notaris in of bij het certificate of birth niet hoeft te vermelden wat de basis is van de in het certificate of birth vermelde gegevens.
Ter onderbouwing van haar stelling dat de juistheid van de inhoud van de Chinese paspoorten vast staat heeft eiseres gewezen op rechtspraak van de Afdeling, inhoudende dat een geldig Chinees paspoort van hogere rangorde is dan de verklaring onder ede en dat in beginsel van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort moet worden uitgegaan (bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1626).
In reactie daarop heeft het college naar voren gebracht dat hier aanleiding is om van dat uitgangspunt af te wijken, omdat er sprake is van inconsistenties. Zonder nadere toelichting ziet de rechtbank niet in waaruit de inconsistenties zouden bestaan. Uit het ambtsbericht uit 2012 en 2018 waarop eiseres in haar zienswijze heeft gewezen, blijkt dat Chinese onderdanen die in het buitenland verblijven op basis van een kopie van het oorspronkelijke paspoort of een ander origineel document waaruit de Chinese nationaliteit en identiteit van de aanvrager blijkt een nieuw paspoort kunnen krijgen. Mede gelet op het feit dat eiseres een kopie van een verlopen Chinees paspoort op naam van [naam voornaam 2] [naam geslachtsnaam 2] heeft overgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van eiseres in haar zienswijze dat de Chinese autoriteiten de identiteit hebben vastgesteld alvorens een nieuw Chinees paspoort te verstrekken.
Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet vast staat dat de inhoud van het Chinese paspoort juist is.
Dat kan worden uitgegaan van de echtheid en juistheid van het geldige Chinese paspoort dat door eiseres is overgelegd, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het college het verzoek van eiseres ten onrechte heeft afgewezen. Met het college is de rechtbank van oordeel dat niet vast staat dat de Chinese paspoorten, maar ook het certificate of birth, ook op eiseres zien. Het verwantschapsonderzoek waar eiseres op heeft gewezen en het gezichtsvergelijkend onderzoek maken dat niet anders.
Dat op basis van het verwantschapsonderzoek nagenoeg zeker is dat eiseres een dochter is van de persoon die zich heeft geïdentificeerd als [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] , betekent niet dat het certificate of birth en de Chinese paspoorten ook betrekking hebben op eiseres. Nog los van het feit dat de achternaam van de moeder in het certificate of “ [naam geslachtsnaam 1] ” in plaats van “ [naam geslachtsnaam 1] ” luidt, kan bij gebrek aan enig inzicht in de gezinssamenstelling niet worden vastgesteld dat eiseres dezelfde dochter is van [naam moeder] , als de in het certificate of birth vermelde dochter met de naam [naam voornaam 2] [naam geslachtsnaam 2] . Ook op basis van het gezichtsvergelijkend onderzoek kan bij gebrek aan inzicht in de gezinssamenstelling niet worden vastgesteld of eiseres dezelfde persoon is als de persoon op het certificate of birth en de beide Chinese paspoorten. In het gezichtsvergelijkend onderzoek zijn de gezichten op de foto’s op het certificate of birth en de beide Chinese paspoorten vergeleken met de gezichten op foto’s op de huidige verblijfsvergunning van eiseres en het huidige Nederlandse rijbewijs. Bij dit vergelijkend onderzoek zijn diverse morfologische overeenkomsten aangetroffen. Significante en karakteristieke morfologische verschillen zijn niet aangetroffen. De conclusie luidt (samengevat) dat deze bevindingen veel waarschijnlijker zijn wanneer de persoon op de foto’s op de Chinese documenten dezelfde is als de persoon op de foto’s op de Nederlandse documenten, dan wanneer deze persoon niet dezelfde persoon is,
en zij ook geen directe verwanten zijn(cursivering rechtbank)
.
In zoverre verschilt eiseres’ situatie wezenlijk van de situatie in de uitspraken van de Afdeling waarnaar eiseres heeft verwezen (ECLI:NL:RVS:2020:611 en ECLI:NL:RVS:2020:1145). In die uitspraken had de betrokkene ter onderbouwing van het verzoek om wijziging van de inschrijving ook de hukou (“huishoudregistratieboekje”) verstrekt. Daaruit kon de gezinssamenstelling worden afgeleid.
Gelet op het voorgaande heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat niet vast staat dat de documenten die eiseres ter onderbouwing van haar verzoek heeft overgelegd, ook eiseres betreffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat eiseres met de door haar overgelegde documenten niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de persoonsgegevens die in de Brp staan vermeld onjuist zijn.
4. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand laten.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
Eiseres heeft daarnaast verzocht om vergoeding van reiskosten. Gelet op artikel 1, onder c, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c van het Bpb worden reiskosten in beginsel vergoed op basis van de reis per openbaar vervoer, tweede klas. De kosten van openbaar vervoer vanuit IJzendijke naar Middelburg bedragen € 12,96 enkele reis (bron: www.9292.nl). De rechtbank zal het verzoek om vergoeding van reiskosten van eiseres daarom toewijzen tot een bedrag van € 25,92.
De rechtbank zal het college veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.521,92.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.521,92.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 30 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.