ECLI:NL:RBZWB:2021:3606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
02-820550-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak Zeeuws-Vlaanderen; 10 jaar gevangenisstraf; 180.000 euro immateriële schadevergoeding

In de zedenzaak tegen de verdachte, die op 19 juli 2021 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, zijn ernstige beschuldigingen geuit. De verdachte, een moeder, werd beschuldigd van het seksueel misbruik van haar twee minderjarige dochters, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en van een vriendinnetje, [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met haar partner, [medeverdachte], schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van verkrachting en seksueel misbruik, waarbij de slachtoffers op jonge leeftijd waren en onder invloed van drugs of andere middelen werden gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen op de hoogte was van het misbruik, maar ook actief heeft bijgedragen aan het in stand houden van deze situatie door haar dochters aan [medeverdachte] ter beschikking te stellen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en een schadevergoeding van 180.000 euro aan de slachtoffers. De zaak is bijzonder schokkend vanwege de langdurige en systematische aard van het misbruik, dat zich over meerdere jaren heeft uitgestrekt. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als moeder zwaar meegewogen, aangezien zij haar kinderen had moeten beschermen tegen de daden van [medeverdachte]. De rechtbank heeft ook de impact van het misbruik op de slachtoffers benadrukt, die blijvende schade hebben opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/820550-19
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden, Justitieel Centrum voor Somatische Zorg,
te 2597 JW ’s-Gravenhage, Pompstationweg 32,
raadsvrouw: mr. S. Koster, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 18 november 2020 en
17 en 18 juni 2021, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 19 juli 2021 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1;op een of meer tijdstippen in de periode van 4 augustus 2008 tot en met 17 juni 2019 samen met een ander haar dochter [slachtoffer 1] heeft verkracht, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 2;op een of meer tijdstippen in de periode van 4 augustus 2008 tot en met 3 augustus 2012 samen met een ander haar dochter [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, seksueel heeft misbruikt, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 3; op een of meer tijdstippen in de periode van 4 augustus 2012 tot en met 3 augustus 2016 samen met een ander haar dochter [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, seksueel heeft misbruikt, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 4; op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 17 juni 2019 samen met een ander kinderporno heeft verspreid, vervaardigd en/of in bezit heeft gehad en hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
feit 5;op een of meer tijdstippen in de periode van 4 augustus 2015 tot en met 4 augustus 2018 samen met een ander het plegen van ontucht met haar dochter [slachtoffer 1] door derden opzettelijk heeft teweeggebracht en/of bevorderd terwijl zij hiervan een gewoonte heeft gemaakt, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 6;op een of meer tijdstippen in de periode van 7 november 2015 tot en met 17 juni 2019 samen met een ander haar dochter [slachtoffer 2] heeft verkracht, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 7;op een of meer tijdstippen in de periode van 7 november 2015 tot en met 6 november 2017 samen met een ander haar dochter [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, seksueel heeft misbruikt, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 8; op een of meer tijdstippen in de periode van 7 november 2017 tot en met 17 juni 2019 samen met een ander haar dochter [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, seksueel heeft misbruikt, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 9;op een of meer tijdstippen in de periode van 25 maart 2012 tot en met 24 maart 2014 samen met een ander [slachtoffer 3] , die aan haar en/of aan haar mededaders zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, heeft verkracht, of hieraan medeplichtig is geweest;
feit 10;op een of meer tijdstippen in de periode van 4 augustus 2015 tot en met 1 juni 2019 samen met een ander [slachtoffer 1] (tegen betaling) seksueel heeft uitgebuit, of hieraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en zoals weergegeven in het door hem opgestelde bewijsmiddelenverzicht. Deze feiten zijn volgens hem gepleegd samen en in vereniging met verdachte [medeverdachte] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten. Zij merkt ten aanzien van de feiten die zien op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dat geen sprake is van medeplegen of medeplichtigheid omdat een eventueel aandeel van verdachte in de feiten hiervoor onvoldoende is. Voor wat betreft feit 4 wordt aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het bezit, vervaardigen en verspreiden van kinderporno door verdachte. Ten aanzien van feit 9 is de verdediging van mening dat er niet wordt voldaan aan het bewijsminimum nu de verklaringen van [slachtoffer 3] niet worden ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Opbouw bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat [medeverdachte] , de voormalig partner van verdachte, bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 december 2020 is veroordeeld voor het samen met verdachte in vereniging plegen van alle feiten die ook aan verdachte zijn ten laste gelegd, met uitzondering van de verkrachting van [slachtoffer 3] : in het vonnis van december 2020 is geoordeeld dat alleen [medeverdachte] als pleger van dat feit kon worden aangemerkt.
De zaken tegen verdachte en [medeverdachte] werden aanvankelijk gelijktijdig behandeld, maar zijn in 2020 los van elkaar voortgezet. Verdachte wordt primair het medeplegen van alle ten laste gelegde feiten verweten. Dit betekent dat de rechtbank ook in onderhavige zaak - opnieuw - zal moeten vaststellen of [medeverdachte] als pleger van de desbetreffende feiten kan worden aangemerkt.
Tegen deze achtergrond en gelet op het grote aantal ten laste gelegde feiten zal de rechtbank de bewijsoverwegingen als volgt ordenen. Eerst zal de rechtbank vaststellen of [medeverdachte] als dader van de ten laste gelegde feiten kan worden aangemerkt. Vervolgens zal de rechtbank zich richten op de vraag of verdachte die feiten samen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd, met andere woorden of zij daarvoor als medepleger (ook) strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden.
Bij de (bewijs)overwegingen voor [medeverdachte] zal de rechtbank eerst de ten laste gelegde verkrachtingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bespreken (feit 1 en 6), vervolgens de ontuchtfeiten (feiten 2, 3, 7 en 8), daarna de verdenking van koppelarij (feit 5, betreft [slachtoffer 1] ), mensenhandel (feit 10, betreft [slachtoffer 1] ), de verkrachting van [slachtoffer 3] (feit 9) en tot slot de kinderpornoverdenking (feit 4).
Bij de (bewijs)overwegingen voor verdachte zal de rechtbank eerst de feiten die betrekking hebben op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 10) gezamenlijk bespreken en daarna de verkrachting van [slachtoffer 3] (feit 9) en de kinderpornoverdenking (feit 4).
Daderschap [medeverdachte]
feiten 1 en 6: verkrachting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[medeverdachte] kan als dader hiervan worden beschouwd als kan worden vastgesteld dat hij door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid de dochters van verdachte [slachtoffer 1] - in grofweg de periode dat zij acht tot en met zeventien jaar was - en [slachtoffer 2] – in grofweg de periode dat zij tien tot en met dertien jaar was - heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van hun lichaam.
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert of dan sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’ waardoor [medeverdachte] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Met ‘feitelijkheid’ kan worden bedoeld een gedraging of een omstandigheid die geschikt is om iemand te dwingen tot hetgeen van hem of haar wordt verlangd, waarbij in het bijzonder aan psychische druk kan worden gedacht. Uit vaste rechtspraak volgt dat in dat verband dan moet worden vastgesteld dat [medeverdachte] opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een zodanige afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht, dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen konden verzetten, of dat [medeverdachte] hen in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte (bedreigende) situatie heeft gebracht waarin het voor hen zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken, dat er sprake was van dwang van de zijde van [medeverdachte] . Hierbij kunnen ook omstandigheden worden meegewogen die voorafgaand aan de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat in de periode dat de seksuele handelingen plaatsvonden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] minderjarig waren en [medeverdachte] een volwassen man. Het leeftijdsverschil tussen hem en [slachtoffer 1] bedraagt ruim zeventwintig jaar en tussen hem en [slachtoffer 2] ruim tweeëndertig jaar. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevonden zich gelet op hun geestelijke en sociale ontwikkeling in een kwetsbare situatie. [medeverdachte] had een relatie met hun moeder, verdachte, en hij was in die zin hun stiefvader. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] noemden [medeverdachte] ook ‘papa’. Onder die omstandigheden presenteerde [medeverdachte] zich als vertrouwenspersoon voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , vertelde aan hen dat hij van ze hield en spiegelde hij ze voor dat zij samen met verdachte, een toekomst als gezin zouden opbouwen. [slachtoffer 1] nam [medeverdachte] in vertrouwen en vertelde hem op ongeveer achtjarige leeftijd dat zij seksueel was misbruikt door haar vader. [medeverdachte] zei tegen haar dat ze moest laten zien wat haar vader bij haar deed. [medeverdachte] bleef hier vervolgens steeds weer op terugkomen totdat hij hetzelfde bij haar ging doen. Hij zat aan [slachtoffer 1] onder haar kleren en vervolgens ook aan haar vagina. Dit is uiteindelijk langzaam verder gegaan tot seks. [slachtoffer 1] was negen of tien jaar oud en [slachtoffer 2] tien toen [medeverdachte] voor de eerste keer seksueel bij hen binnendrong. Beide meisjes hebben door de aanpak van [medeverdachte] en de context waarbinnen de seksuele handelingen plaatsvonden stapsgewijs hun grenzen verlegd. Dat [medeverdachte] misschien niet is gebleken van concreet verzet, acht de rechtbank niet relevant: voor een bewezenverklaring van ‘dwang’ is dat immers niet vereist. Daarbij komt dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] meermalen alcohol, slaappillen of GHB hebben gekregen van [medeverdachte] of verdachte. Door het gebruik maken van deze middelen zouden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontvankelijker worden voor de wensen van [medeverdachte] en werd eventueel verzet op voorhand gebroken.
[medeverdachte] bouwde geleidelijk een seksuele relatie met [slachtoffer 1] en later ook met [slachtoffer 2] op. Binnen de ontuchtige relatie die vervolgens tussen [medeverdachte] en beide meisjes is ontstaan, hebben verdachten in gezamenlijkheid - waarover later meer - [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ervan weten te overtuigen de seksuele handelingen te blijven ondergaan. [medeverdachte] heeft deze seksuele relatie onderhouden door frequent contact te blijven zoeken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en steeds weer initiatief te nemen tot de seksuele handelingen. Het dossier bevat een groot aantal expliciet op seks gerichte berichten die door verdachte aan [slachtoffer 1] , en andersom, via de telefoon zijn gestuurd. Naarmate [slachtoffer 1] ouder wordt, verandert de toon van de berichten. Het ondergaan en uitvoeren door [slachtoffer 1] van seksuele handelingen wordt door [medeverdachte] gebruikt als pressiemiddel. [slachtoffer 1] mag bijvoorbeeld pas naar een feestje als zij de volgende dag ‘alles doet wat [medeverdachte] van haar vraagt’. [slachtoffer 1] heeft over het voortduren van de seksuele relatie verklaard dat verdachte en zijzelf het gewend waren. Ze wilde [medeverdachte] eigenlijk ook niet kwijt. Verdachte zou niet tegen [medeverdachte] ingegaan zijn omdat ze bang was dat hij anders vreemd zou gaan. [slachtoffer 1] verklaart dat zij dit snapt; verdachte houdt van hem. [slachtoffer 1] werd op deze manier in een loyaliteitsconflict geplaatst. Het dossier bevat ook een groot aantal berichten tussen verdachte en [medeverdachte] over [slachtoffer 2] . In deze berichten komt naar voren dat er veelvuldig wordt gesproken over het groomen en klaarstomen van [slachtoffer 2] voor het hebben van een seksuele relatie met [medeverdachte] . [slachtoffer 2] heeft over het voortduren van de seksuele relatie verklaard dat ze wat er gebeurde gewoon normaal vond. [medeverdachte] was als een vader voor haar.
Door voornoemde feitelijkheden heeft [medeverdachte] een zodanige - soms bedreigende - sfeer doen ontstaan, waarin naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een psychische druk vanuit [medeverdachte] op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dat zij zich in redelijkheid niet tegen de handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichamen, hebben kunnen verzetten of zich daaraan hebben kunnen onttrekken, zodat kan worden gesproken van dwang. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verkracht
feiten 2, 3, 7 en 8: ontucht met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , inclusief seksueel binnendringen
De rechtbank is van oordeel, gelet op de bekennende verklaring van [medeverdachte] en de verder in bijlage II genoemde bewijsmiddelen, dat [medeverdachte] deze feiten heeft gepleegd.
feit 5: koppelarij ( [slachtoffer 1] )
Het verwijt houdt in dat [medeverdachte] opzettelijk seks met derden door [slachtoffer 1] heeft bevorderd. Op grond van de bekennende verklaring van [medeverdachte] en de verder in bijlage II genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] als dader van dit feit kan worden aangemerkt.
feit 10: mensenhandel ( [slachtoffer 1] )
Dit feit bevat twee subonderdelen (sub 2 en sub 5) van het delict mensenhandel, opgenomen onder artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de rechtspraak volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
De subonderdelen 2 en 5 van het eerste lid van artikel 273f Sr hebben blijkens de wetsgeschiedenis onder meer tot doel het beschermen van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting. In tegenstelling tot de subonderdelen met betrekking tot meerderjarigen vormen dwangmiddelen - zoals opgesomd in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr - geen bestanddeel van de delictsomschrijving van de subonderdelen 2 en 5. De wetgever gaat er blijkens de wetsgeschiedenis ten aanzien van minderjarige slachtoffers van uit dat er per definitie sprake is van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, één van de in sub 1 genoemde dwangmiddelen ten aanzien van meerderjarigen. Handelingen gericht op seksuele uitbuiting van minderjarigen worden door de wetgever dan ook aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] geworven, vervoerd en overgebracht heeft naar seksclubs en parkeerplaatsen om daar seks te hebben met derden. [slachtoffer 1] had toen de leeftijd van achttien jaar nog niet bereikt. Uit de vele WhatsAppberichten is de rechtbank duidelijk geworden dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] heeft aangeboden, of erop heeft aangedrongen dat zij zichzelf aanbood, via verschillende digitale applicaties zoals KIK-Messenger en WhatsApp. Er wordt veelvuldig gesproken over het maken van afspraken op parkeerplaatsen om daar seksuele handelingen te verrichten met derden. Ook wordt er door [medeverdachte] op aangedrongen dat [slachtoffer 1] met hem meegaat naar seksclubs. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] toekeek wanneer zij seks had met derden op parkeerplaatsen. Het kan niet anders zijn dan dat de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] , door seks te hebben met derden, heeft plaatsgevonden in het kader van het seksuele genot van [medeverdachte] . Dit volgt overigens ook uit de WhatsAppberichten, waarin is te lezen dat [medeverdachte] er opgewonden van wordt dat [slachtoffer 1] seks heeft met andere mannen. Zo stuurt hij op 26 oktober 2016 een bericht naar [slachtoffer 1] over het al dan niet zaterdag naar Antwerpen gaan en zegt hij: ‘
is toch lekker geil als je me pijp terwijl je geneukt wor’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting bij [medeverdachte] is gelegen in de wens van [medeverdachte] om te voorzien in zijn seksuele behoeftes en merkt [medeverdachte] aan als dader van dit feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien het onder 10, onderdeel B ten laste gelegde feit dat niet is komen vast te staan dat de seksuele handelingen door [slachtoffer 1] tegen betaling zijn verricht. Het dossier bevat hier onvoldoende aanknopingspunten voor en ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij nooit heeft gezien dat er betaald werd voor de seks die zij had met derden.
feit 9: [slachtoffer 3]
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan, kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en geeft uitdrukking aan het beginsel van dubbele bevestiging, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. [medeverdachte] heeft ontkend dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 3] . De rechtbank dient dus de vraag te beantwoorden of haar aangifte betrouwbaar is en of deze inhoudelijk in voldoende mate wordt ondersteund door bewijsmateriaal uit een of meer andere bronnen.
[slachtoffer 3] heeft op 5 maart 2019 in een informatief gesprek zeden en later in haar aangifte van 20 maart 2019 verklaard dat zij vier of vijf keer is misbruikt door [medeverdachte] . Zij beschrijft vervolgens vier verschillende incidenten. Eén van deze incidenten betreft een incident in de periode van 11 tot met 13 januari 2013 dat heeft plaatsgevonden bij [naam vakantiepark] in Lommel (België). [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze daar op vakantie was met [medeverdachte] , verdachte en met [slachtoffer 1] , en dat ze in het huisje door [medeverdachte] is verkracht. [slachtoffer 3] heeft naar het oordeel van de rechtbank op hoofdlijnen consistent verklaard over hetgeen daar heeft plaatsgevonden. Steeds heeft zij aangegeven seks met [medeverdachte] te hebben gehad. Ze heeft verteld over wat zij zich kon herinneren van wat er is gebeurd. Dat de herinneringen van [slachtoffer 3] op detailniveau enige ruis vertonen, doet aan de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaring niet af, nu dit verklaard kan worden door het tijdsverloop tussen de verschillende verklaringen en de psychische klachten die [slachtoffer 3] door het feit heeft opgelopen. Ook het gegeven dat zij vermoedelijk gedrogeerd is door [medeverdachte] en/of verdachte kan hier aan hebben bijgedragen. Bovendien zijn de verschillen naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang. De rode draad blijft dat zij toen in dat vakantiehuisje door [medeverdachte] is verkracht.
De rechtbank stelt vast dat dit deel van de verklaring van [slachtoffer 3] , dat ziet op het incident bij [naam vakantiepark] steun vindt in overige bewijsmiddelen uit het dossier. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat [medeverdachte] seks heeft gehad met [slachtoffer 3] toen zij op vakantie waren bij [naam vakantiepark] . [slachtoffer 1] heeft heel specifiek verklaard dat zij hierom boos was op [medeverdachte] , omdat hij het met iemand anders, [slachtoffer 3] , deed. Ook de broer van [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij hem na het weekend in [naam vakantiepark] heeft verteld dat zij door de stiefvader van [slachtoffer 1] is verkracht. Ook [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] haar heeft verteld dat ze verkracht is door [medeverdachte] . [slachtoffer 3] zou daarbij gedrogeerd zijn met GHB.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan dit deel van de verklaring van [slachtoffer 3] . Zij acht deze betrouwbaar en zal deze aangifte gebruiken voor het bewijs. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat [medeverdachte] zich in de periode 11 tot en met 13 januari 2013 schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3] .
Om vervolgens vast te kunnen stellen dat sprake is van verkrachting moet, zoals hiervoor bij de bespreking van de feiten met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] al is opgemerkt, worden vastgesteld dat [medeverdachte] door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] – op dat moment twaalf jaar oud - heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert of dan sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’ waardoor [medeverdachte] [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan de van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat [slachtoffer 3] minderjarig was toen de seksuele handelingen plaatsvonden en [medeverdachte] een volwassen man. Het leeftijdsverschil tussen hen bedraagt ongeveer zeventwintig jaar. Uit het dossier leidt de rechtbank verder af dat [slachtoffer 3] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, vermoedelijk ten gevolge van het feit dat zij gedrogeerd was. [slachtoffer 3] heeft in haar eerste aangifte op 13 februari 2013, waarin zij al eerder verklaarde over dit incident, verklaard dat zij merkte dat zij na een drankje waar iets in zou hebben gezeten gelijk misselijk werd. Ook de huisarts heeft, naar aanleiding van een afspraak waarin [slachtoffer 3] vertelde over dit incident, opgeschreven dat [slachtoffer 3] heeft aangegeven dat zij vermoedde dat ze gedrogeerd was. Dit past naar het oordeel van de rechtbank voorts bij de werkwijze van [medeverdachte] en verdachte dat zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook regelmatig drogeerden voordat [medeverdachte] hen seksueel misbruikte. Dat dit drogeren vervolgens niet uit een bloedonderzoek is gekomen, maakt dit oordeel niet anders, alleen al omdat dit onderzoek pas bijna een maand na dato is uitgevoerd.
De overige incidenten die genoemd worden in de verklaringen van [slachtoffer 3] worden naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende ondersteund door bewijsmiddelen uit andere bron, zodat zij alleen bewezen vindt dat [medeverdachte] [slachtoffer 3] heeft verkracht in de periode van 11 tot en met 13 januari 2013.
feit 4: kinderporno
[medeverdachte] heeft bekend dat hij kinderporno heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad. Dat blijkt ook uit de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook sprake geweest van verspreiding van kinderporno. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat [medeverdachte] (aan verdachte) opdracht gaf om foto’s en filmpjes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te maken en hem die toe te sturen, zodat naar het oordeel van de rechtbank ook sprake is van de verspreiding van kinderporno. Gelet op de frequentie en periode waarin dit gebeurde heeft [medeverdachte] hiervan een gewoonte gemaakt.
Rol van verdachte
Samenvattend concludeert de rechtbank dat [medeverdachte] als dader kan worden aangemerkt van de feiten die aan verdachte zijn ten laste gelegd. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte die feiten tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd, met andere woorden of zij als medepleger kan worden beschouwd. De verdediging heeft bepleit dat de eventuele bijdrage van verdachte aan die feiten daartoe onvoldoende was en dat de rol van [medeverdachte] als feitelijk pleger van de feiten veel groter was en zonder hem het misbruik niet zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft geconstateerd dat deze vraag ook in het publieke debat aan de orde is gekomen. Tegen die achtergrond en mede gelet op de aard van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank eerst medeplegen als deelnemingsvorm bespreken.
Beoordelingskader medeplegen
Niet alleen degene die zelf alle vereisten van een delictsomschrijving realiseert, maar ook degene die daaraan (anderszins) bijdraagt, kan binnen het bereik van de strafwet vallen. De reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt daarmee opgerekt. Deelneming kan zich in verschillende vormen voordoen, waaronder medeplegen als bedoeld in artikel 47 lid 1 onder 1° Sr en medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 Sr. Iedere vorm stelt eigen eisen.
Van medeplegen is sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Het is daarbij niet nodig dat alle (mede)verdachten zelf (alle) bestanddelen vervullen. Het is zelfs niet nodig dat zij allen precies weten wie wat doet. Van medeplegen kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad ook sprake zijn als er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Voldoende is dat de dader(s) en medepleger(s) bewust, nauw en volledig hebben samengewerkt. Een bewuste samenwerking kan blijken uit gemaakte afspraken, maar er kan ook stilzwijgend gezamenlijk worden gehandeld. Een veroordeling voor medeplegen is alleen dan gerechtvaardigd als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Van de omstandigheden van het geval hangt af of de samenwerking voldoende intensief was om van medeplegen te kunnen spreken. De rechter kan daarbij rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Om als medepleger veroordeeld te worden is een gezamenlijke uitvoering dus niet vereist, als de geleverde bijdrage aan het delict maar van substantieel belang is, en er sprake is van opzet, eventueel in voorwaardelijke zin, op de samenwerking.
Medeplegen feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, en 10 ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] )
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan [medeverdachte] als dader worden beschouwd van het jarenlang en veelvuldig verkrachten en seksueel misbruiken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook is bewezen dat [medeverdachte] opzettelijk seks met derden door [slachtoffer 1] heeft bevorderd en dat hij haar seksueel heeft uitgebuit. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze feiten zelf ook heeft gepleegd. Daarvoor biedt het dossier onvoldoende aanwijzingen. Voor de vraag of desondanks van een samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] kan worden gesproken, dient de rechtbank aan de hand van het bovenstaande beoordelingskader na te gaan wat de rol is geweest van verdachte bij de door [medeverdachte] tegen haar dochters gepleegde feiten.
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte wist van het seksueel misbruik van haar dochters door [medeverdachte] . Zij heeft ter zitting verklaard dat het allemaal is gebeurd en dat het jaren heeft geduurd. Verdachte heeft zich jarenlang intensief met het seksueel misbruik van haar dochters door [medeverdachte] bemoeid. Verdachte heeft haar beide kinderen telkens, willens en wetens, met dat doel, aan [medeverdachte] ter beschikking gesteld.
Veelzeggend zijn in dit verband de berichten via WhatsApp van verdachte aan [medeverdachte] waarin zij onderstreept hoe bijzonder en uniek het is dat [medeverdachte] niet alleen haar, maar ook haar twee dochters heeft om seks mee te hebben. De rechtbank merkt op dat zich in het dossier duizenden berichten bevinden die [medeverdachte] en verdachte elkaar in de ten laste gelegde periode hebben gestuurd en dat een groot deel van deze berichten betrekking heeft op seksuele handelingen - of de wens daartoe - tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] . Verdachte stuurt onder meer de volgende berichten naar [medeverdachte] :

ma ja je heb het nie slecht toch moeder en twee dochters elke dag om te kunnen doen toch he;

ik doe dit alleen vo jou hoor en da je met je dochters kan;

je heb mij en [slachtoffer 1] (..) En [slachtoffer 2] en da is genoeg vo je. Hoop ik toch;

Als ik ma zkr weet dat je van me hou is het goed en je alleen wa doe met mij of je dochters en verder met helemaal niemand bekend of onbekend;

Je weet da ik alles vo je doe en voor je over heb (..) Zo met onze Meide daar zit ik nie mee ma da is anders (..) Je hebt mij en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarmee heb ik geen probleem;

maar je wil toch trouwens ook zelf nie dat het stop zo als het nu is mij en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (..) En als da over een tijd stop met [slachtoffer 1] heeft toch geen gevolge tussen ons?? (..) En daarna heb je ook [slachtoffer 2] die het ook graag wil!.
In verschillende berichten stelt verdachte zich ook assertief op en maakt zij aan [medeverdachte] duidelijk wat zij wel en niet toelaat. De rechtbank leidt uit die berichten af dat verdachte ook feitelijk zeggenschap uitoefende over de beschikbaarheid van haar dochters ten behoeve van het misbruik door [medeverdachte] . Verdachte was regelmatig bij het seksueel misbruik van de meisjes door [medeverdachte] in hun nabijheid. Verdachte stelde vast dat de seks makkelijker ging wanneer zij er fysiek bij aanwezig was. In dat verband sturen verdachte en [medeverdachte] onder meer onderstaande berichten naar elkaar:
  • Verdachte: Morge make we er een leuke avond van met zijn drieën. (..) [medeverdachte] : Was [slachtoffer 1] allemaal van plan. (..) [medeverdachte] : Kzie t al vo me. Da jullie me samen pijpen..(..) Verdachte: Ja uh het is wel om en om he tegelijk wor lastig (..) ja allebei aan een kant (..) en dan wisselen we af;
  • [medeverdachte] : Twas fijn [slachtoffer 1] dee ook dr best was lang geleden x (..) Verdachte: Ja helpt he als ik wa zeg; ‘
  • [medeverdachte] : [slachtoffer 2] kan toch wel ff mee naar boven (..) tegen mij zeg ze toch nee. Maar als jij t zeg. (..) Verdachte: Ja ik regel da wel;
  • Verdachte: Als ze elke keer zo d’r best doe als van de week is het toch goed (..) Wel apart dat het veel beter ga als ik erbij ben;
  • [medeverdachte] : Kvon t wel jammer dat je niet ff filmde toen ie d’r in zat (..) Verdachte: op welk moment/ in dr’ doos? (..) [medeverdachte] : nee mond.
Verdachte was bovendien actief betrokken bij de voorbereiding, de planning en de uitvoering van het misbruik door [medeverdachte] . Zo regelde zij de slaapmiddelen en pijnstillers die ten behoeve van het misbruik aan de meisjes werden toegediend. Daarnaast bepaalde verdachte welke roesmiddelen in welke doses zouden worden gebruikt en nam zij in veel gevallen zelf de toediening aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor haar rekening. Uit het berichtenverkeer tussen verdachte en [medeverdachte] blijkt verder dat [medeverdachte] moeite had [slachtoffer 2] te penetreren en dat de verdachten dat als een gezamenlijk probleem beschouwden. Dit ging zelfs zo ver dat verdachte actief met [medeverdachte] meedacht over de vraag wat hij moest doen om [slachtoffer 2] in het vervolg wel (helemaal) te kunnen penetreren en zij [medeverdachte] daartoe diverse ‘oplossingen’ aanreikte, zoals onder meer valt af te leiden uit haar onderstaande berichten:
  • anders geef je ze ma een hele. Halfje doe nie echt veel bij [slachtoffer 2] vind ik (..) maar het probleem si da ik er zeker van moe zijn da het nie 3x sterker is dan normaal (..) heel voorzichtig doseren;
  • en een beetje experimenteren kunnen we toch zelf of nie. (..) Met de hoeveelheden bedoel ik. We hebben drie soorten. Een ervan de sterkste. Daarmee wil ik kijken naar dosering;
  • [slachtoffer 2] is acht moet elke keer een stukje verder voorzichtig toch. Ik heb nu ook andere pijnstillers. Tramadol (..) [medeverdachte] : anders geef je d’r vrijdag pilletje en Tramadol;
  • [medeverdachte] : Moek dan gewoon met me vinger es duw?? (..) Verdachte: Kan je doen. Een begin make. (..) [slachtoffer 2] stop vanzelf wel met huile hoor. Door die pilletjes jank ze zo lang. Als ze gewoon bij d’r positieve is of wa pisang en pijnstiller stop ze sneller met huile.
Kortom, verdachte was volledig toegewijd aan het oogmerk van [medeverdachte] om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel te misbruiken en zij handelde daar ook naar.
Verdachte was voorts op de hoogte van het feit dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] meenam naar parkeerplaatsen en parenclubs om daar seks te hebben met hem en onbekende derden. [slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat zij, [medeverdachte] en verdachte samen in een KIK appgroep zaten waarin werd afgesproken met de mannen. Dit wordt bevestigd door onderzoek waarin verdachte als deelnemer aan die appgroep is geïdentificeerd. Daaruit blijkt ook dat in die groep expliciete seksuele berichten tussen de deelnemers worden gewisseld en dat verdachte daaraan actief deelneemt. Uit een gesprek tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] blijkt ook dat verdachte berichten op KIK plaatst. Zo worden er ergens in de periode tussen 29 juni 2017 en 3 september 2017 onder meer de volgende berichten geplaatst door [medeverdachte] en verdachte, waarbij de rechtbank opmerkt dat dit een kleine selectie is uit een grote hoeveelheid vergelijkbare berichten.
[medeverdachte] : De plek waar je ons kan tegen komen is op de kreekrak (… ) En dan meestal op de vrijdag of zaterdag avond
Verdachte: Als het niet regent tenminste
[medeverdachte] : Pussy
onbekende gebruiker [naam 2] : Nat wordt je toch
(…)
Verdachte: Dat is waar hahaha (…) Pissy echt niet
[medeverdachte] : Neem ik die andere gewillige wel mee
(…)
onbekende gebruiker [naam 3] : Hahaha WoW de fantasieën schieten door de chat (…) Wie zit er te rukken Hahahah
[medeverdachte] : Laatst lagen jullie naast elkaar op die tafel (…) Kon ik jullie heerlijk om de beurt neuken
Verdachte: Ja
[medeverdachte] : Alles stond rond ons te rukken
Verdachte: Idd ja hahaha
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij niet wist dat [slachtoffer 1] (en [slachtoffer 2] ) seks hadden op de parkeerplaatsen en dat zij dacht dat [medeverdachte] hen daar mee naartoe nam om als autohandelaar proefritten te maken. De rechtbank acht die verklaring, gelet op de bewijsmiddelen, kennelijk leugenachtig.
Ook ging verdachte met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] mee naar seksclubs, waar [slachtoffer 1] eveneens seks had met [medeverdachte] en onbekende derden. Getuigen bevestigen dat verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer 1] geregeld samen in parenclub [naam 4] zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank ging [slachtoffer 1] met medeweten en toestemming van verdachte met [medeverdachte] naar de parkeerplaatsen en parenclubs.
De rechtbank heeft hiervoor - bij het daderschap van [medeverdachte] - overwogen dat het niet anders kan zijn dan dat de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] , door onder meer seks te (moeten) hebben met derden, heeft plaatsgevonden in het kader van het seksuele genot van [medeverdachte] . Verdachte kende als geen ander de seksuele behoeftes van [medeverdachte] en het genot dat hij (mede) verkreeg uit seks met [slachtoffer 1] op openbare plaatsen, zoals parenclubs en parkeerplaatsen, en het genot dat hij verkreeg uit het observeren van [slachtoffer 1] terwijl zij seks had met anderen. Verdachte heeft hieraan een actieve bijdrage geleverd.
Overigens bevat het dossier aanwijzingen dat ook [slachtoffer 2] met goedvinden van verdachte door [medeverdachte] werd meegenomen naar parkeerplaatsen en daar - veelal gedrogeerd - seks met hem had. Zij nam ook deel aan de eerder genoemde KIK-groep. Met betrekking tot [slachtoffer 2] is dit echter niet als zodanig in de tenlastelegging opgenomen en daardoor niet aan het oordeel van de rechtbank onderworpen.
Verdachte heeft naast het leveren van bovenomschreven actieve bijdragen in al die jaren geen of onvoldoende pogingen gedaan om het seksueel misbruik te doen stoppen, terwijl op verdachte de rechtsplicht rustte om haar dochters aan het misbruik door [medeverdachte] te onttrekken. De rechtbank overweegt dat verdachte niet samen met haar dochters naar de garage in Waterlandkerkje had hoeven gaan, dat zij [medeverdachte] niet met haar dochters alleen had hoeven laten en dat zij volop kansen heeft gehad om hulp of bijstand te zoeken bij professionele instanties en anderen. Verdachte en [medeverdachte] woonden immers niet in hetzelfde huis en vormden feitelijk geen gezin waaraan verdachte haar dochters niet had kunnen onttrekken. De dochters van verdachte waren nog te jong om zelfstandig tegen [medeverdachte] op te komen of aan hem te ontkomen. Het feit dat verdachte het goed vond dat [medeverdachte] seks met hen had, was dan ook essentieel om het seksueel misbruik te laten plaatsvinden en voortduren. Nadat verdachte al lang bekend was met het feit dat haar oudste dochter [slachtoffer 1] ernstig en veelvuldig door [medeverdachte] werd misbruikt, heeft verdachte een aantal jaar later bewust de keuze gemaakt om ook haar andere dochter [slachtoffer 2] door verdachte te laten misbruiken. Op momenten dat anderen hun zorgen uitten over het gedrag van [medeverdachte] tegenover de meisjes wees verdachte die af en stelde zij zich verdedigend op. De rechtbank is van oordeel dat verdachte haar plicht om in te grijpen consequent heeft verzaakt en daarmee ook passief bijgedragen heeft aan het seksueel misbruik van haar dochters door [medeverdachte] .
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vervulde verdachte een essentiële en soms ook sturende rol, die voor [medeverdachte] van wezenlijk belang is geweest om de strafbare feiten te kunnen (blijven) plegen. Zonder de tussenkomst van verdachte had het misbruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet kunnen plaatsvinden en voortduren. Haar rol was onmisbaar. Zij had op ieder moment het misbruik kunnen en moeten stoppen. Zij heeft er echter jarenlang - bewust en steeds opnieuw - voor gekozen het misbruik in stand te laten en zelfs actief te bevorderen. Zowel de actieve als de passieve bijdrage die verdachte aan het plegen van de feiten heeft geleverd, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook van zodanig gewicht dat van medeplegen moet worden gesproken. Dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet zelf seksueel heeft misbruikt, maakt dat niet anders. De verdediging heeft in dat verband aangevoerd dat [medeverdachte] de feitelijk misbruiker is en dat zonder hém het misbruik niet had kunnen plaatsvinden. De rechtbank deelt dat standpunt. Dit betekent echter niet dat de rol van verdachte daardoor van minder belang is. Beiden hebben op hun eigen essentiële manier aan het misbruik bijgedragen. Gelet op de intensiteit van de samenwerking met [medeverdachte] , de onderlinge taakverdeling, haar rol in de voorbereiding van de feiten en haar bijdrage in de uitvoering daarvan door [medeverdachte] kan van een nauwe, bewuste en volledige samenwerking met [medeverdachte] worden gesproken. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat ten aanzien van de hiervoor besproken feiten sprake is van medeplegen tussen verdachte en [medeverdachte] .
eendaadse samenloop: [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 en de feiten 1 en 3 geldt dat sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedragingen die twee zelfstandige strafbare feiten opleveren. [medeverdachte] heeft immers [slachtoffer 1] gedurende de periode van 4 augustus 2008 tot en met 17 juni 2019 op verschillende tijdstippen verkracht, maar in diezelfde periode ook seksueel misbruikt. Deze gedragingen vloeien voort uit (steeds) één en hetzelfde wilsbesluit. Hierbij geldt dat met voornoemde strafbare feiten hetzelfde rechtsbelang wordt geschonden en ook dat deze naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samenvallen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2 én tussen de feiten 1 en 3.
De rechtbank is ook van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 5 en 10 geldt dat sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedraging die twee zelfstandige strafbare feiten opleveren. [medeverdachte] heeft immers gedurende de periode van 4 augustus 2015 tot en met 4 augustus 2018 op verschillende tijdstippen het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] door derden bevorderd, maar haar in diezelfde periode ook seksueel uitgebuit. Deze gedragingen vloeien voort uit (steeds) één en hetzelfde wilsbesluit. Hierbij geldt dat deze naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samenvallen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 5 en 10.
eendaadse samenloop: [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 6 en 7 en de feiten 6 en 8 geldt dat sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedragingen die twee zelfstandige strafbare feiten opleveren. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 2] immers gedurende de periode van 7 november 2015 tot en met 17 juni 2019 op verschillende tijdstippen verkracht, maar in diezelfde periode ook seksueel misbruikt. Deze gedragingen vloeien voort uit (steeds) één en hetzelfde wilsbesluit. Hierbij geldt dat met voornoemde strafbare feiten hetzelfde rechtsbelang wordt geschonden en ook dat deze naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samenvallen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 6 en 7 én tussen de feiten 6 en 8.
Medeplegen feit 9: verkrachting [slachtoffer 3]
Verdachte was op de hoogte van het feit dat [medeverdachte] seks had met minderjarige meisjes - [slachtoffer 1] werd immers al langere tijd seksueel door hem misbruikt - maar zij nam [slachtoffer 3] - die nooit op vakantie ging en er erg naar uitkeek - toch mee naar [naam vakantiepark] en bracht haar hiermee in een onveilige situatie. Alle vier de personen verbleven in hetzelfde huisje en verdachte heeft [medeverdachte] er niet van weerhouden om in eenzelfde ruimte met [slachtoffer 3] te zijn. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 3] gedwongen om lingerie te kopen die zij in het vakantiehuisje moest aantrekken. De rechtbank ziet in de WhatsAppberichten van 1 juni 2014 tussen verdachte en [medeverdachte] bevestiging voor het aandeel van verdachte in het tenlastegelegde. In deze berichten wordt gesproken over het ronselen van meisjes voor [medeverdachte] . Als [medeverdachte] zegt dat het al een half jaar duurt en dat het verdachte niet echt lukt, antwoordt zij dat het met [slachtoffer 3] toch ook goed ging, hetgeen door [medeverdachte] wordt bevestigd. Deze modus operandi van verdachte om jonge, veelal kwetsbare, meisjes te laten logeren om [medeverdachte] in de gelegenheid te stellen seksuele handelingen met hen te verrichten waarbij het gebruik van bewustzijnsvernauwende middelen niet werd geschuwd, loopt als een rode draad door het strafdossier. Dit valt onder meer af te leiden uit de volgende WhatsAppberichten tussen verdachte en [medeverdachte] :
  • [medeverdachte] : Nog wa van [naam 5] gehoord/anders [naam 6] nog es probere/Als we t hebbe/Morge kan [slachtoffer 2] toch vrage of [naam 5] kom slape (..) Verdachte: Ja ik zal het zegge/Moe toch eerst da spul hebbe dan he (..) [medeverdachte] : Liefst wel/Anders pilletje/Hele;
  • Verdachte: En die [naam 7] vraagt wanneer ze dan weer kan komen om er met jou en mij over te prate /Ik doe echt enorm me best vo jou da ze blijve slape en je kan prate enzo…/En ik ze iets moe geve daar moete we het nog over hebbe/Uh wat ik ze moet geve hoeveelheid enzo/Ene is de andere niet he;
  • [medeverdachte] : Kben echt benieuwd met [naam 8] (..) Verdachte: Als je die maar niet laat bloedde (..) [medeverdachte] : Nee/Als da nie ga dan ga da nie Idd/Je ga me toch wel helpe met [naam 8] (..) Verdachte: Wa moe ik doen/Je voel me je vinger al heel goed of het wel of nie zo is/Da was bij [naam 6] ook (..) [medeverdachte] : Maar ze moe wel slape/Er mag absoluut niks te zien zijn geen druppel bloed/Die gaan daar echt wel naar kijke als ze terug is;
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, met name door het ‘ronselen’ van [slachtoffer 3] , een essentiële rol vervuld die voor [medeverdachte] van wezenlijk belang is geweest om het strafbare feit te kunnen plegen. Zonder haar tussenkomst had het misbruik niet, althans niet op deze wijze, kunnen plaatsvinden; [slachtoffer 3] zou dan niet in het vakantiehuisje aanwezig zijn geweest. Daarbij komt dat verdachte in het huisje heeft toegelaten dat [medeverdachte] – wiens seksuele voorkeur voor jonge meisjes zij kende - met [slachtoffer 3] alleen was.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op enig moment naar verdachte is toegegaan om te vertellen wat er was gebeurd, maar dat verdachte deed alsof er niets was gebeurd. Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen. Daarnaast staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] als minderjarige logée aan de zorg van verdachte en [medeverdachte] was toevertrouwd, wat als strafverzwarende omstandigheid in artikel 248 Sr is opgenomen.
De overige incidenten die genoemd worden in de verklaringen van [slachtoffer 3] worden naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende ondersteund door bewijsmiddelen uit andere bron. De rechtbank zal daarom de bewezenverklaring beperken tot de periode van 11 tot en met 13 januari 2013 en verdachte voor het overige vrijspreken.
feit 4: kinderporno
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en verwijst naar de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van het medeplegen van het bezit, vervaardigen en de verspreiding van kinderporno. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in opdracht van [medeverdachte] regelmatig foto’s en filmpjes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt en dit kinderpornografische materiaal vervolgens aan hem heeft toegestuurd. In het dossier zitten ook foto’s waarop verdachte zelf samen met haar dochters (gedeeltelijk) naakt is afgebeeld. Gelet op de frequentie en periode waarin dit gebeurde heeft verdachte hiervan een gewoonte gemaakt.
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van hetgeen cumulatief (‘en/althans’) onder de eerste vier gedachtestreepjes ten laste is gelegd nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de in beslag genomen USB-stick.
Dwang door [medeverdachte]
Door de verdediging is onder meer aangevoerd dat verdachte bang was van [medeverdachte] en geen zeggenschap had of kon hebben over zijn seksuele handelingen met haar dochters en andere jonge meisjes. Uit de getuigenverklaringen en de duizenden berichten waarvan de rechtbank kennis heeft genomen komt een ander beeld naar voren. Tussen de vele berichten bevindt zich bijvoorbeeld een WhatsAppgesprek dat op 7 en 8 oktober 2014 plaatsvond tussen [medeverdachte] en verdachte. Er wordt gesproken over [naam 8] die vrijdag komt logeren en [naam 9] / [naam 9] die de week daarna komt. Uit de gesprekken valt af te leiden dat [medeverdachte] wil proberen om seks te hebben met de meisjes. [medeverdachte] verheugt zich daarop en zegt dat hij hoopt dat verdachte dat niet erg vindt en
“Als je t nie wil gebeur er echt niks or”, waarop verdachte antwoordt “
Ja da weet ik ook ondertusse”.
Dat getuige het misbruik wel wilde stoppen maar daartoe niet bij machte was, valt evenmin uit het dossier af te leiden. Zo valt niet in te zien waarom verdachte niet - anoniem - een MMA-melding (Meld Misdaad Anoniem) heeft gedaan of - bijvoorbeeld - het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) heeft gewaarschuwd. Meerdere personen, onder wie een voormalige vriendin van verdachte - [naam 10] - en huisarts [naam 11] , hebben met verdachte over hun misbruikvermoedens en zorgen gesproken. Verdachte heeft hun bezwaren echter weggewuifd en op een gegeven moment zelfs een melding van smaad gedaan bij de politie. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zijn bedenkingen had bij het vergaande seksueel geladen gedrag van [medeverdachte] tegenover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , maar dat hij daarover geen opmerkingen heeft gemaakt omdat hun moeder - verdachte - erbij aanwezig was en er (ook) niets van zei: “Wie was ik dan om er iets van te zeggen.”
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2008 tot en met 17
juni 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander,
door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] telkens heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende haar mededader
zijn, [medeverdachte] , vingers en penis en een dildo en vibrator in de vagina en
de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande die andere
feitelijkheden hierin dat verdachte of haar mededader met geestelijk en fysiek overwicht
op die [slachtoffer 1] :
- die [slachtoffer 1] slaappillen Rohypnol en
GHB hebben gegeven, en
- de fysieke aanrakingen geleidelijk aan op te voeren van strelen en betasten naar
seksuele handelingen, waarbij verdachte en haar mededaders door de opbouw het
verzet konden breken bij die [slachtoffer 1] , en
- het aanmoedigen dat die [slachtoffer 1] alcohol zou gebruiken waardoor die [slachtoffer 1]
ontvankelijker werd voor de wensen van verdachte en haar mededader, en
- het niet gebruiken van een condoom bij de seksuele handelingen met die [slachtoffer 1] , en
- het telkens benadrukken van het gegeven dat verdachte [medeverdachte] , de partner was van verdachte, waarmee die [slachtoffer 1] een vertrouwensband had opgebouwd, en
- de omstandigheid dat die [slachtoffer 1] op zeer jonge leeftijd een relatie met verdachte [medeverdachte] opbouwde, waarbij verdachte en haar mededader die [slachtoffer 1]
voorspiegelden dat zij van haar hielden en dat zij samen met de zus van die [slachtoffer 1] een toekomst als gezin zouden opbouwen en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie hebben doen ontstaan, zulks terwijl die [slachtoffer 1] het kind van verdachte was;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2008 tot en met 3
augustus 2012 in Nederland, tezamen met een ander,
met haar kind, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] -2000), die toen
de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft
gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende haar mededader zijn vingers en
penis in de vagina en mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
feit 3
in de periode van 4 augustus 2012 tot en met 3
augustus 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
met haar kind, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] -2000), die toen
de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende [medeverdachte] zijn,
vingers en penis in de vagina en mond van die [slachtoffer 1] gebracht;
feit 4
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 17 juni 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen
afbeeldingen (foto’s) en videobestanden van seksuele gedragingen, bij welke
vorenbedoelde afbeeldingen en videobestanden telkens een persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren
betrokken of schijnbaar waren betrokken, telkens heeft verspreid en
vervaardigd en in bezit heeft gehad
en
op 17 juni 2019 in Nederland,
afbeeldingen en gegevensdragers,
bevattende een of meer afbeeldingen en videobestanden van seksuele gedragingen, bij
welke vorenbedoelde afbeeldingen en videobestanden telkens een persoon of personen
die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken of schijnbaar waren betrokken in bezit heeft gehad, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit
(onder meer):
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de
perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer [nummer] en [nummer]
(snapshots)) van welke misdrijven, zij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
feit 5
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2015 tot 4 augustus
2018 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens het plegen van ontucht door haar minderjarig kind, te weten [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag slachtoffer 1] -2000), met derden, opzettelijk hebben bevorderd en teweeggebracht, door met dat opzet, meermalen,
- via KIK, met derden af te spreken op parkeerplaatsen, en
- die [slachtoffer 1] mee te (laten) nemen naar voornoemde parkeerplaatsen en
(paren)clubs, en bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit het hebben van geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] ;
van welk misdrijf zij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
feit 6
op tijdstippen in de periode van 7 november 2015 tot en met 17
juni 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander,
door andere feitelijkheden
[slachtoffer 2] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende haar mededader, zijn, verdachte
[medeverdachte] , vingers en penis en een dildo en vibrator in de vagina en de mond van
die [slachtoffer 2] gebracht en bestaande die andere feitelijkheden
hierin dat verdachte en haar
mededader met hun geestelijk en fysiek overwicht op die [slachtoffer 2] :
- die [slachtoffer 2] slaappillen (Rohypnol en Stillnoct) en pijnstillers (Tramadol) hebben gegeven, en
- de fysieke aanrakingen geleidelijk aan op te voeren van strelen en betasten naar
seksuele handelingen, waarbij verdachte en haar mededader door de opbouw het
verzet kon breken bij die [slachtoffer 2] , en
- het aanmoedigen dat die [slachtoffer 2] alcohol zou gebruiken waardoor die [slachtoffer 2] ontvankelijker werd voor de wensen van verdachte en haar mededader, en
- het niet gebruiken van een condoom bij de seksuele handelingen met die [slachtoffer 2] , en/of
- het telkens benadrukken van het gegeven dat die [medeverdachte] , de partner was van verdachte, waarmee die [slachtoffer 2] een vertrouwensband had opgebouwd, en/of
- de omstandigheid dat die [slachtoffer 2] op zeer jonge leeftijd een relatie met die [medeverdachte] opbouwde, waarbij verdachte en haar mededader die [slachtoffer 2] voorspiegelden dat zij van
haar hielden en dat zij samen met de zus van die [slachtoffer 2] een toekomst als gezin zouden opbouwen en
- bij die seksuele handelingen met die [slachtoffer 2] glijmiddel heeft, en (aldus)
voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, zulks terwijl die [slachtoffer 2] het kind van verdachte was;
feit 7
op tijdstippen in de periode van 7 november 2015 tot en met 6
november 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
met haar kind, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag slachtoffer 2] -2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens een of meer handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende haar mededader zijn, verdachtes, vingers en penis in de vagina en
mond van die [slachtoffer 2] gebracht;
feit 8
op tijdstippen in de periode van 7 november 2017 tot en met 17
juni 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
met haar kind, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag slachtoffer 2] -2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende haar mededader zijn, verdachtes, vingers en penis in de vagina en
mond van die [slachtoffer 2] gebracht;
feit 9
op één tijdstip in de periode van
11 januari 2013 tot en met 13 januari 2013
in België tezamen en in vereniging met een ander,
door andere feitelijkheden [slachtoffer 3] hebben gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , hebbende verdachte, haar
mededader zijn
de, [medeverdachte] , penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer 3]
geduwd
en bestaande die andere feitelijkheden
hierin
- dat verdachte en haar mededader fysiek en geestelijk overwicht hadden op die [slachtoffer 3] en
- dat die [medeverdachte]
die [slachtoffer 3] onverhoeds aan haar vagina en borsten heeft betast en
- vervolgens die [slachtoffer 3] op het bed heeft gedrukt en
- de lingerie van die [slachtoffer 3] heeft uitgetrokken en
-
dat verdachte en haar mededaderdie [slachtoffer 3] alcohol of drugs hebben toegediend
zulks terwijl die [slachtoffer 3] in genoemde periode minderjarig was en aan de zorg of waakzaamheid van verdachte en haar mededader was toevertrouwd;
feit 10
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2015 tot en met
1 juni 2019, in Nederland en/of België, tezamen en in
vereniging met een ander,
A)
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] -2000), die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, telkens heeft geworven, vervoerd, overgebracht,
met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 2°);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen die langer duurt dan de tijd die zij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Door de relatiedynamiek met [medeverdachte] heeft zij zich aangepast aan zijn behoeftes. Bovendien is verdachte een terminaal nierpatiënt. Voor de verdediging staat vast dat haar gezondheidstoestand en haar levensverwachting in detentie zijn verslechterd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, samen met haar toenmalige partner [medeverdachte] , jarenlang schuldig gemaakt aan seksueel misbruik, waaronder verkrachting, van haar twee minderjarige dochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een verkrachting in 2013 van [slachtoffer 3] , een vriendinnetje van [slachtoffer 1] dat aan de zorg en waakzaamheid van verdachte en [medeverdachte] was toevertrouwd toen zij een paar dagen met hen meeging naar een vakantiepark. Het misbruik is bij [slachtoffer 1] en vervolgens [slachtoffer 2] op zeer jonge leeftijd begonnen en heeft jarenlang geduurd. Het is pas gestopt toen [medeverdachte] - die in een internationaal onderzoek naar kinderporno bij de politie in beeld was gekomen - en verdachte waren aangehouden. Tot kort voor die aanhouding duurde het misbruik voort. Bij [slachtoffer 1] is ook sprake geweest van mensenhandel in die zin dat zij naar parenclubs en parkeerplaatsen is vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Zij had daar seks met [medeverdachte] en met andere mannen. Het seksueel misbruik vond veelal plaats nadat door verdachten aan de meisjes bewustzijnsvernauwende middelen, zoals slaappillen, pijnstillers en/of GHB, waren toegediend. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het als gewoonte bezitten, vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal van haar eigen dochters.
Verdachte heeft op huiveringwekkend intensieve wijze met [medeverdachte] samengewerkt en een essentiële bijdrage geleverd aan de nietsontziende manier wijze waarop [medeverdachte] - soms met of in bijzijn van derden - de lichamelijke integriteit van haar dochters keer op keer op grove wijze schond. Verdachte is daar mede verantwoordelijk voor.
De rechtbank rekent dit verdachte bijzonder zwaar aan, niet alleen omdat het misbruik van een ongekend intensieve aard, omvang, duur en frequentie was en haar beide dochters betrof, maar juist ook omdat zij als moeder bij uitstek degene was die haar dochters met alles wat in haar macht lag had kunnen en moeten beschermen. Zij heeft haar dochters op extreme wijze aan hun lot overgelaten. Het is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van kinderen dat zij kunnen vertrouwen op hun moeder. Dat vertrouwen beschamen is naar algemene ervaringsregels traumatisch en schadelijk voor kinderen. Verdachte heeft als moeder van haar toen beide jonge kinderen haar feitelijke macht en invloed op hen misbruikt door ze over te leveren aan de perverse behoeften van [medeverdachte] . Haar dochters konden geen kant op, mede omdat verdachte de vaders van haar dochters beschuldigde van misbruik waardoor het contact met hen werd verbroken en zij geen toevluchtsoord meer konden vormen. Dat zij als moeder niet ingreep wanneer [medeverdachte] in bijzijn van anderen haar dochters seksueel benaderde, heeft anderen ervan weerhouden om daartegen op te treden.
Zij heeft haar kinderen daarmee ook een normale en gezonde seksuele ontwikkeling waar ieder kind recht op heeft, ontnomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik vaak tot langdurige en ernstige psychische schade leidt bij de slachtoffers. Aanwijzingen dat het misbruik en de rol van hun moeder daarin ook in dit geval tot ernstige schade heeft geleid zijn te vinden in de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen en de stukken die door de behandelend psychiater van [slachtoffer 1] over haar zijn opgesteld. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ter zitting in niet mis te verstane woorden verklaard wat voor leed hun moeder hen heeft aangedaan. [slachtoffer 2] heeft ter zitting verteld dat verdachte nooit een moeder voor haar is geweest. Ze heeft haar gebruikt als hoer en [slachtoffer 2] zal dit de rest van haar leven met zich meedragen. [slachtoffer 1] heeft te kampen met ernstige en langdurige klachten, naar verwachting voor de rest van haar leven. Zij heeft blijvend ondersteuning en begeleiding nodig. De prognose voor haar is slecht en er wordt een chronisch beloop verwacht omdat zij niet volledig zal herstellen. De psychiater voorziet dat het misbruik [slachtoffer 1] blijvende schade heeft opgeleverd.
Hoewel het ongekende en huiveringwekkende misbruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de kern vormt van de door verdachte medegepleegde feiten is ook ten aanzien van [slachtoffer 3] sprake van een ernstig strafbaar feit. Zij is op jonge leeftijd, opgetogen omdat zij met een vriendinnetje een weekend naar [naam vakantiepark] mocht, naar een vakantiepark gelokt, daar op dat vakantieadres verkracht door de ‘papa’ van die vriendin en door de moeder van die vriendin aan haar lot overgelaten. Ook [slachtoffer 3] heeft ter zitting verklaard dat zij nog steeds last heeft van wat verdachte haar heeft aangedaan. Volgens haar heeft verdachte misbruik gemaakt van de goede band die [slachtoffer 3] met haar dochters had. Daarbij komt ook dat ze zich nog steeds schuldig voelt over het feit dat ze niet eerder naar de politie is gegaan. Dit schuldgevoel komt door verdachte omdat zij niet alleen van [slachtoffer 3] een slachtoffer heeft gemaakt, maar ook omdat zij een heel jong meisje deelgenoot heeft gemaakt van de wetenschap van het jarenlange misbruik van twee van haar vriendinnetjes.
Verdachte heeft bij de immense gevolgen van haar handelen kennelijk niet stilgestaan en heeft het welzijn van haar kinderen en [slachtoffer 3] opgeofferd voor de relatie die zij had - of meende te hebben - met [medeverdachte] . In het dossier bevinden zich duizenden Whatsappberichten tussen verdachte en [medeverdachte] die een inkijkje geven in de aard en dynamiek van hun relatie. Daaruit komt het beeld naar voren dat verdachte zo graag haar relatie met [medeverdachte] in stand wilde houden - en uitbreiden door met hem te gaan samenwonen - dat zij daar alles voor over had, zelfs het aanmoedigen van seksueel misbruik met haar twee dochters en andere minderjarige meisjes. Zo schrijft ze hem dat de meisjes bij hem mogen blijven slapen zolang ze hem niet kwijtraakt en laat ze weten dat hij jonge meisjes mag als hij haar maar niet bedriegt met oudere: ze mogen niet ouder zijn dan [slachtoffer 1] . Verdachte stelt ook voor dat ze verhuizen naar een woning met vier slaapkamers wanneer [slachtoffer 1] baby’s van [medeverdachte] zal krijgen. Als [medeverdachte] klaagt dat ‘
een er niks aan vindt’waarbij uit de context valt af te leiden dat wordt bedoeld dat [slachtoffer 2] naar de zin van [medeverdachte] niet enthousiast genoeg reageert op zijn seksuele avances, zegt verdachte “
Als we same slape en doen wor da anders dan zijn we bij elkaar als gezin”.De rechtbank kan niet anders dan uit de vele berichten die verdachte aan [medeverdachte] heeft gestuurd afleiden dat zij haar dochters instrumenteel heeft ingezet, als morbide bruidsschat in haar relatie met [medeverdachte] .
Dat verdachte haar relatie met [medeverdachte] boven het welzijn van haar dochters stelde, valt ook af te leiden uit de verklaringen die ze na haar aanhouding bij de politie heeft afgelegd. Aanvankelijk heeft zij daar ontkend dat [medeverdachte] haar dochters misbruikte. Ze heeft ook daar geen merkbaar medeleven met het verdriet van haar dochters geuit noch opluchting dat het misbruik met de aanhouding van [medeverdachte] is gestopt. Het houdt haar daarentegen wel bezig dat [medeverdachte] tegen haar heeft gelogen over de relatie met zijn vrouw: daarover uit ze op meerdere momenten haar ongenoegen en verdriet, zo ook over het feit dat hij haar na elf jaar als een baksteen heeft laten vallen.
De rechtbank rekent het verdachte ook zwaar aan dat zij tot dusverre niets heeft gedaan om het leed dat zij haar dochters heeft aangedaan ook maar iets te verzachten. Zij heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de pijn en het verdriet die ze haar dochters en [slachtoffer 3] heeft aangedaan. Op de slachtofferverklaringen heeft verdachte niet willen reageren ondanks het dringende morele appel dat haar dochters ter zitting op haar hebben gedaan. De reden dat verdachte ter zitting niet wilde verklaren was volgens haar advocaat de beslissing van de rechtbank dat de zitting via een livestream kon worden bijgewoond en dat de stem van verdachte - vervormd - mocht worden uitgezonden: verdachte was het er niet mee eens. Dit wijst er wederom op dat zij nog steeds slechts haar eigen wensen en gevoelens op de voorgrond stelt en zich niets gelegen laat liggen aan de gerechtvaardigde belangen van haar eigen kinderen en [slachtoffer 3] . Door ter zitting op geen enkel moment te verklaren - zij heeft enkel zwijgend in haar stoel gezeten, kijkend naar de grond - heeft verdachte er onder meer blijk van gegeven de enorme gevolgen van haar handelen voor haar dochters niet te erkennen. Dit zal voor hen pijnlijk en verdrietig zijn geweest om te ervaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages die door een psycholoog en psychiater over verdachte zijn opgemaakt, maar kan hier geen conclusies aan verbinden. Beide deskundigen hebben geen antwoord kunnen geven op de vragen die de rechtbank heeft gesteld. Er kan geen diagnose worden gesteld en er kan ook geen advies worden gegeven over de toerekenbaarheid aan verdachte. De raadsvrouw heeft op de pro-formazitting van 1 februari 2021 aangekondigd dat in opdracht van de verdediging alsnog over de persoon van verdachte zou worden gerapporteerd. Enkele dagen voor de inhoudelijke behandeling van 17 en 18 juni 2021 heeft de raadsvrouw echter laten weten dat een dergelijk rapport niet meer zou worden overgelegd. De reden daarvan is onduidelijk gebleven. Het ontbreken van een deskundig advies over de persoon van verdachte leidt ertoe dat de rechtbank niet kan vaststellen of de beschrijving van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals door haar raadsvrouw tijdens pleidooi naar voren zijn gebracht, juist is.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte te kampen heeft met serieuze gezondheidsproblemen, in de vorm van een nieraandoening. De rechtbank volgt de verdediging echter niet in haar stelling dat deze problemen tot een forse strafverlaging zouden moeten leiden. De rechtbank merkt in dit verband op dat verdachte ten tijde van haar aanhouding al nierproblemen had, met enige regelmaat in het ziekenhuis werd opgenomen en afhankelijk was van nierdialyse. Zij was echter tot het moment van aanhouding wel in staat om zelfstandig te wonen, boodschappen te doen en vrijwel dagelijks met de auto op en neer van Terneuzen naar Waterlandkerkje te rijden en daar te koken voor [medeverdachte] . De toen al bestaande en bekende nierproblemen en de medische behandeling die verdachte daarvoor onderging, hebben haar er niet van weerhouden om een substantiële bijdrage te leveren aan het ten laste gelegde seksuele misbruik. Zonder nadere toelichting - die de rechtbank ondanks daartoe strekkende verzoeken niet heeft ontvangen - valt niet in te zien dat de medische situatie van verdachte wel zou moeten leiden tot een forse strafvermindering. Verdachte heeft de zitting op verzoek van haar advocaat bijgewoond in een rolstoel. De medische noodzaak daartoe is niet gebleken. Uit de beschikbare medische informatie
- waaronder het door de raadsvrouw in 2020 overgelegde artsendossier en de kort voor de laatste zitting door het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) verstrekte informatie - valt niet af te leiden dat de gezondheidssituatie van verdachte zodanig slecht of verslechterd is dat zij een aanzienlijk korte(re) levensverwachting heeft, zoals de raadsvrouw bij herhaling heeft gesteld. Het is de rechtbank onduidelijk gebleven op welke (medische) informatie de raadsvrouw haar standpunt heeft gebaseerd. Verdachte is daarnaast detentiegeschikt gebleken. Gebleken is dat er tijdens haar voorarrest in verband met de daarvoor vereiste toename van haar gewicht weer pogingen werden gedaan om verdachte weer op de transplantatielijst is te plaatsen. Zowel de officier van justitie als de rechtbank hebben de verdediging bij herhaling verzocht om de gestelde korte levensverwachting van verdachte met objectieve medische stukken te onderbouwen. Die stukken heeft de rechtbank niet ontvangen.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten dusdanig ernstig dat alleen een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De benadeelde partijen

7.1
De benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1, 2, 3, 5 en 10) en [slachtoffer 2] (feiten 6, 7 en 8)
Gelet op de gedeeltelijke samenhang tussen de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zullen de vorderingen gezamenlijk worden besproken.
materiële schade [slachtoffer 1]
vordert een schadevergoeding van € 30.148,75 ter zake van materiële schade. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 148,65,- (vijf keer reiskosten tussen Terneuzen en Middelburg) een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, door de verdediging niet betwist en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Vooralsnog is onvoldoende komen vast te staan dat er door derden betalingen voor seksuele handelingen in parenclubs en op parkeerplaatsen zijn verricht aan verdachte of [medeverdachte] . [slachtoffer 1] zal daarom ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
materiële schade [slachtoffer 2]
vordert een schadevergoeding van € 12.480,78 ter zake van materiële schade. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 148,65 (vijf keer reiskosten tussen Terneuzen en Middelburg) een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, door de verdediging niet betwist en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het deel van de - door de verdediging betwiste - vordering dat ziet op gemiste inkomsten uit de op geld waardeerbare seks is vooralsnog onvoldoende komen vast te staan en de beoordeling daarvan levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. [slachtoffer 2] zal daarom ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. Ook bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband tussen het gevorderde bedrag van € 332,13 (verbouwing kamer bij de vader) en de bewezenverklaarde feiten zodat [slachtoffer 2] ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
immateriële schade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vorderen ieder een schadevergoeding van € 100.000,- ter zake van immateriële schade.
De rechtbank overweegt dat de aanhef van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de benadeelde voor ander nadeel dan vermogensschade recht heeft op een ‘naar billijkheid’ vast te stellen schadevergoeding. De rechter komt een grote mate van vrijheid toe bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Het betreft een discretionaire bevoegdheid. De rechter mag rekening houden met alle omstandigheden van het geval.
Bij de begroting van de immateriële schade in deze zaak houdt de rechtbank met name rekening met de buitengewone ernstige omstandigheden waaronder de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, zoals deze zijn benoemd bij de strafmaatbepalende factoren en met de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.
Bij [slachtoffer 1] heeft het misbruik plaatsgevonden gedurende een periode van meer dan tien jaren. [slachtoffer 1] werd uitgebuit, gedrogeerd en moest niet alleen seks hebben met [medeverdachte] , maar ook met verschillende onbekende mannen in parenclubs en op openbare parkeerplaatsen. Dat het leven van [slachtoffer 1] nooit meer hetzelfde zal zijn, blijkt ook uit de namens [slachtoffer 1] overgelegde verklaring van Emergis waarin staat dat zij herhaaldelijke en te verwachten langdurige klachten heeft voor de rest van haar leven. Er wordt niet verwacht dat [slachtoffer 1] ooit nog zal herstellen van wat haar is aangedaan.
Bij [slachtoffer 2] heeft het misbruik plaatsgevonden gedurende een periode van bijna vier jaar. Ondanks haar jonge leeftijd heeft zij zich verzet tegen het misbruik, maar haar verzet is uiteindelijk gebroken. Ook zij werd gedrogeerd.
Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij de voegingsformulieren is komen vast te staan dat aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Het is een feit van algemene bekendheid dat langdurig en frequent seksueel misbruik van jonge kinderen in de regel leidt tot geestelijk letsel bij het slachtoffer. Er is in elk geval sprake van een normschending die naar haar aard bijzonder ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen kan hebben voor de (geestelijke) gezondheid van de benadeelde partijen en haar levensvreugde, op grond waarvan sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 BW.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met schadebedragen die eerder zijn toegekend in ernstige zeden- en uitbuitingszaken, voor zover er qua aard, omvang en duur van het misbruik vergelijkbare zaken beschikbaar zijn. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de omvang van de immateriële schade van [slachtoffer 1] naar maatstaven van billijkheid schatten op € 100.000,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige deel van de immateriële schade acht de rechtbank [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
In de strafzaak tegen [medeverdachte] heeft de rechtbank de immateriële schade van [slachtoffer 1] vastgesteld op € 70.000,-. Dit betekent dat de hoofdelijke toewijzing in onderhavige zaak slechts kan geschieden tot dat bedrag. De vordering wordt daarom ten behoeve van de hoofdelijke toewijzing gesplitst in de onderstaande twee bedragen:
- een bedrag van € 70.000,- waar de hoofdelijkheid voor verdachte van toepassing is;
- een bedrag van € 30.000,- waar de hoofdelijkheid niet voor verdachte van toepassing is.
In het geval van [slachtoffer 2] zal de rechtbank de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid schatten op € 75.000,-. Voor het overige deel van de immateriële schade acht de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
In de strafzaak tegen [medeverdachte] heeft de rechtbank de immateriële schade van [slachtoffer 2] vastgesteld op € 50.000,-. Dit betekent dat de hoofdelijke toewijzing in onderhavige zaak slechts kan geschieden tot dat bedrag. De vordering wordt daarom ten behoeve van de hoofdelijke toewijzing gesplitst in de onderstaande twee bedragen:
- een bedrag van € 50.000,- waar de hoofdelijkheid voor verdachte van toepassing is;
- een bedrag van € 25.000,- waar de hoofdelijkheid niet voor verdachte van toepassing is.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 17 juni 2019.
7.2
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 9)
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 20.226,53, waarvan € 226,53 ter zake van materiële schade en € 20.000,- ter zake van immateriële schade.
materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 226,53, waarvan € 27,16 ten behoeve van reiskosten en € 199,37 ten behoeve van studiekosten een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, door de verdediging niet betwist en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
immateriële schade
Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachte en haar mededader bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft voor de hoogte van het schadebedrag aansluiting gezocht bij de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Zedendelicten waarbij sprake is van éénmalig seksueel binnendringen vallen volgens de Letsellijst onder letselcategorie 3. De bij die categorie behorende uitkering bedraagt € 5.000,-. Gelet hierop acht de rechtbank voor het onderhavige feit toewijzing van een bedrag van € 5.000,- redelijk en billijk. De rechtbank is van oordeel dat dit schadebedrag voldoende aannemelijk is gemaakt. Voor het overige deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. Zij kan deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel, wettelijke rente en hoofdelijkheid
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 13 januari 2013. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu sprake is van een verenigingsdelict en de benadeelde partij hoofdelijke veroordeling heeft gevraagd.
7.3
Aanvullende overweging
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f Sr steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Nu aan verdachte meerdere schadevergoedingsmaatregelen worden opgelegd en de gijzeling hierdoor de maximale duur overschrijdt die volgens de wet kan worden opgelegd, zal de rechtbank de gijzeling tot een jaar beperken. Dit betekent dat zij op het totaalbedrag van € 180.523,83 van de toe te wijzen vorderingen 365 dagen gijzeling zal opleggen.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten meerdere seksattributen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat een aantal feiten is begaan met behulp van deze voorwerpen.
8.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen. Verder zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, nu er op verschillende gegevensdragers kinderpornografische afbeeldingen en video’s zijn aangetroffen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 240b, 242, 244, 245, 248, 250 en 273f van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 2 en met feit 3;
feit 2:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 1;
feit 3:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 1;
feit 4:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit hebben, verspreiden en vervaardigen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte is gemaakt,
en, een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
feit 5:het plegen van ontucht door haar kind met een derde opzettelijk bevorderen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt,
in eendaadse samenloop met feit 10;
feit 6:verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 7 en met feit 8;
feit 7:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 6;
feit 8:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen haar kind, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 6;
feit 9:verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 10:mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273, eerste lid onder 2 omschreven feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 5;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 (tien) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 541449; 1 STK huishoudelijke artikelen; KL: roze, Dildo;
* 541450; 1 STK huishoudelijke artikelen; KL: groen, Vibrator;
* 541451; 1 STK huishoudelijke artikelen; KL: wit, Dildo;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 541454; 1 STK computer, Medion, in roze tas, code angel2007;
* 541455; 1 STK fototoestel; KL: roze, Casio, 9.1 megapixels;
* 541456; 1 STK map; KL: blauw, met dvd’s met opschrift WII games;
* 541458; 1 STK map; KL: zwart, met dvd’s met opschrift WII games;
* 541461; 1 STK map; KL: zwart, met dvd’s met film titels;
* 541471; 1 STK computer; KL: zwart, HP, serienummer CZX732XDMQ;
* 541472; 1 STK computer; Apple, iPad met 2 foto’s van [slachtoffer 2] op achterkant;
* 541473; 1 STK telefoonautomaat; Apple, code 4876;
* 541474; 1 STK computertoebehoren; dvd in groen hoesje met opschrift ‘voor [medeverdachte] ’;
* 541475; 1 STK computertoebehoren; dvd in blauw hoesje met opschrift ‘voor [naam 12] ’;
* 541477; 1 STK computertoebehoren; dvd in blauw hoesje met opschrift ‘ voor [naam 12] ’;
* 541480; 1 STK computertoebehoren; dvd, plastic hoesje, opschrift ‘new super Mario’;
* 541482; 1 STK telefoonautomaat; KL: zilver, Samsung, imei [imeinummer] ;
* 541484; 1 STK computer; KL: zwart, kids notebook;
* 541522; 1 STK computertoebehoren; 5 losse cd’s in plastic hoesje;
* 541524; 1 STK telefoonautomaat; KL: wit, Huawei, met pareltjes op achterkant;
* 541527; 1 STK telefoonautomaat; KL: wit, Samsung
* 541530; 1 STK telefoonautomaat KL: Zwart, Apple IPhone;
* 541534; 1 STK telefoonautomaat; KL: zwart, Apple, met foto achterzijde [verdachte] en [medeverdachte] ;
* 541536; 1 STK telefoonautomaat; KL: zilver, Nokia;
* 541539; 1 STK telefoonautomaat: KL: zwart, Samsung;
* 541540; 1 STK telefoonautomaat; KL: roze, APPLE, in goudkleurige hoes;
* 541542; 1 STK computertoebehoren; KL: blauw, Integral, 4gb;
* 541543; 1 STK computertoebehoren; KL: zwart, USB;
* 541547; 3 STK computertoebehoren, 3 cd’s met opschrift foto allerlei;
* 541554; 1 STK computer, KL: grijs, ACER 7551, laptop;
* 541558; 1 STK telefoonautomaat; KL: roze, Apple iPhone, in roze hoes;
* 541562; 1 STK computertoebehoren, dvd met opschrift [slachtoffer 2] & [slachtoffer 1] ;
* 541565; 1 STK computertoebehoren, spindel met div. cd’s;
* 545434; 1 STK computertoebehoren, SSD_Sata_128GB;
* 545909; 1 STK computertoebehoren, 250GB;
* 546037; 1 STK computertoebehoren, SEAGATE Barracuda, 150GB;
* 546038; 1 STK computertoebehoren, SEAGATE barracuda, 160 GB;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
-veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1, 2, 3, 5 en 10) van € 100.148,65, waarvan € 148,65 ter zake van materiële schade en € 100.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag tot € 70.000,- door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (feit 1, 2, 3, 5 en 10) van € 100.148,65, waarvan € 148,65 ter zake van materiële schade en € 100.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 204 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag tot € 70.000,- door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
-veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 6, 7 en 8) van € 75.148,65, waarvan € 148,65 ter zake van materiële schade en € 75.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag tot € 50.000,- door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] (feit 6, 7 en 8) van € 75.148,65, waarvan € 148,65 ter zake van materiële schade en € 75.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 146 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag tot € 50.000,- door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 3]
-veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 9) van
€ 5.226,53, waarvan € 226,53 ter zake van materiële schade en € 5.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] (feit 9) van € 5.226,53, waarvan € 226,53 ter zake van materiële schade en € 5.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2021.