Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.Het beslag
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1956, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van hennepstekken in de periode van 21 oktober 2016 tot en met 16 december 2016. De officier van justitie stelde dat de verdachte op verschillende data kartonnen dozen met hennepstekken in de kofferbak van zijn auto vervoerde naar een garagebox en loodsen in Breda. De verdediging voerde echter aan dat er geen bewijs was dat er hennepstekken in de dozen zaten, en dat de dozen mogelijk plantenvoeding bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de momenten van vervoer daadwerkelijk hennepstekken vervoerde. De verklaringen van de verdachte en een medeverdachte werden niet ontkracht, en de rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en gelastte de teruggave van een in beslag genomen personenauto aan de verdachte.