ECLI:NL:RBZWB:2021:3652

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
02-821308-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van handel in hennepstekken

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1956, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van hennepstekken in de periode van 21 oktober 2016 tot en met 16 december 2016. De officier van justitie stelde dat de verdachte op verschillende data kartonnen dozen met hennepstekken in de kofferbak van zijn auto vervoerde naar een garagebox en loodsen in Breda. De verdediging voerde echter aan dat er geen bewijs was dat er hennepstekken in de dozen zaten, en dat de dozen mogelijk plantenvoeding bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de momenten van vervoer daadwerkelijk hennepstekken vervoerde. De verklaringen van de verdachte en een medeverdachte werden niet ontkracht, en de rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en gelastte de teruggave van een in beslag genomen personenauto aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-821308-16
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 juni 2021 waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 21 juli 2021 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen op diverse momenten tussen 21 oktober 2016 en 16 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan handel in hennepstekken/hennepplanten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Zij voert daartoe aan dat uit de observaties blijkt dat verdachte op 21 oktober, 25 oktober, 1 november, 25 november, 13 december en 16 december 2016 ritjes met kartonnen dozen in de kofferbak van zijn auto heeft gemaakt naar de garagebox aan de [adres 2] te Breda dan wel de loodsen aan de [adres 3] te Breda. Deze dozen waren afkomstig van [naam 1] . [naam 1] heeft, nadat er dozen met hennepstekken in zijn kofferbak werden aangetroffen, verklaard dat hij die vervoerde voor iemand voor wat extra inkomsten en dat het om hennepstekken gaat wanneer de dozen worden vervoerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde. Daartoe wordt aangevoerd dat op grond van het dossier weliswaar vaststaat dat verdachte dozen heeft vervoerd maar niet dat er in die dozen hennepstekken zaten, laat staan dat hij daar wetenschap van had. Volgens verdachte zat er plantenvoeding in de dozen. Dat wordt bevestigd door de verklaring van [naam 1] . De reden dat de voeding op deze wijze werd vervoerd, is volgens [naam 1] de invoering van artikel 10a Opiumwet in 2015 waarin voorbereidingshandelingen strafbaar zijn gesteld. Voorbereidingshandelingen zijn hier echter niet tenlastegelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In september 2016 ontvangt de politie TCI-informatie over ene [naam 2] , eigenaar van [bedrijf] , die op grote schaal hennepstekken op bestelling zou verkopen. Ook wordt TCI-informatie ontvangen over het gebruik van loodsen aan de [adres 3] in Breda. Naar aanleiding van deze meldingen is de politie een onderzoek gestart onder de naam Bilbao. Dit onderzoek leidde naar [bedrijf] in Breda waarvan verdachte [naam 2] de eigenaar was, een garagebox aan de [adres 2] te Breda en drie loodsen aan de [adres 3] in Breda (hierna te noemen: de loodsen 3, 9 en 20). Ook kwamen tijdens dat onderzoek de verdachten [naam 3] , [naam 4] , [verdachte] en [naam 5] in beeld. In dit onderzoek hebben uiteindelijk op 17 januari 2017 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn in [bedrijf] onder meer diverse hennep gerelateerde artikelen, telefoons, een agenda, sleutels en geld in beslag genomen. In loods 3 zijn 12.043 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen. In loods 9 stonden dertien kartonnen dozen met daarin in totaal 1.122 hennepstekken die ook in beslag zijn genomen. In loods 20 stonden tot slot 1.751 hennepstekken en werd ook 1.652 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen en in beslag genomen.
In dit onderzoek hebben tussen 28 september 2016 en 17 januari 2017 observaties plaatsgevonden. Op meerdere momenten tijdens die observaties is gezien dat [verdachte] bruine kartonnen dozen van [naam 1] in Zevenbergen overhandigd heeft gekregen en dat hij vervolgens naar de garagebox in de [adres 2] is gereden en daar dozen heeft uitgeladen. Ook is gezien dat [verdachte] na overhandiging van dozen door [naam 1] naar het terrein van de loodsen aan de Terheijdsenseweg 441 is gereden waar vervolgens vrijwel direct ook [naam 4] aan kwam rijden. Vervolgens zijn zij naar [bedrijf] gegaan.
De vraag die moet worden beantwoord is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat op de momenten dat [verdachte] de dozen vervoerde, er ook daadwerkelijk hennepstekken in de dozen zaten. [verdachte] heeft hierover bij de politie gezwegen en dit ter terechtzitting ontkend. Aldaar heeft hij verklaard dat er in de dozen lampen en jerrycans met voeding zaten. Hij heeft de dozen zelf nooit geopend maar kon wel voelen dat er iets met vloeistof in zat. [naam 1] , die zelf ook hennepstekken in bruine kartonnen dozen heeft vervoerd, heeft deze verklaring van [verdachte] in zijn tweede verhoor bevestigd. Als reden voor deze geheimzinnige wijze van vervoer geeft [naam 1] op, dat het om restanten uit zijn winkel ging waarmee hij is gestopt sinds de wetgeving is veranderd.
De rechtbank overweegt dat per 1 maart 2015 het voorbereiden van hennepteelt (een hennepkwekerij) strafbaar is gesteld in artikel 11a van de Opiumwet waardoor de verklaring van [naam 1] op dit punt niet onaannemelijk voorkomt.
Daar komt bij dat de dozen die tijdens de observaties zijn gezien, niet door [verdachte] dan wel een medeverdachte dan wel door de politie zelf zijn geopend, waardoor de verklaringen van [verdachte] en [naam 1] niet kunnen worden ontkracht. Het feit dat de dozen die [verdachte] vervoerde soortgelijk waren aan de dozen waarin de hennepstekken tijdens de pseudokoop zijn afgeleverd en waarin ook de hennepstekken in loods 9 zijn aangetroffen, is onvoldoende om met zekerheid te kunnen vaststellen dat er (telkens) hennepstekken in deze dozen zaten.
Het tenlastegelegde feit kan daardoor niet wettig en overtuigend worden bewezen waardoor de rechtbank [verdachte] daarvan vrijspreekt.

5.Het beslag

De teruggave aan verdachte
Onder verdachte is een personenauto van het merk Peugeot, type 206 en met het kenteken [kenteken] in beslag genomen. Nu verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal de rechtbank de teruggave van die personenauto aan verdachte gelasten.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten Personenauto [kenteken] , Peugeot 206, Hatchb, Kl:grijs, goednummer 371826.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Fleskens, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2021.
Mr. Nuijts is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 oktober 2015 en/of 25 oktober 2016 en/of 1 november 2016 en/of 15 november 2016 tot en met 16 december 2016, te Breda en/of Zevenbergen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, een grote hoeveelheid hennepstekken en/of hennepplanten, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet