4.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
In september 2016 ontvangt de politie TCI-informatie over ene [verdachte] , eigenaar van growshop [naam 1] , die op grote schaal hennepstekken op bestelling zou verkopen. Ook wordt TCI-informatie ontvangen over het gebruik van loodsen aan de [adres 2] in Breda. Naar aanleiding van deze meldingen is de politie een onderzoek gestart onder de naam Bilbao. Dit onderzoek leidde naar [naam 1] in Breda waarvan verdachte [verdachte] de eigenaar was, een garagebox aan de [adres 3] te Breda en drie loodsen aan de [adres 2] in Breda (hierna te noemen: de loodsen 3, 9 en 20). Ook kwamen tijdens dat onderzoek de verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in beeld. In dit onderzoek hebben uiteindelijk op 17 januari 2017 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn in [naam 1] onder meer diverse hennep gerelateerde artikelen, telefoons, een agenda, sleutels en geld in beslag genomen. In loods 3 zijn 12.043 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen. In loods 9 stonden dertien kartonnen dozen met daarin in totaal 1.122 hennepstekken die ook in beslag zijn genomen. In loods 20 stonden tot slot 1.751 hennepstekken en werd ook 1.652 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen en in beslag genomen.
Feit 1: Handel in hennepstekken vanuit [naam 1]
Uit de observaties, die tussen 28 september 2016 en 17 januari 2017 hebben plaatsgevonden, is gebleken dat er regelmatig, soms meerdere keren per dag, op en neer werd gereden tussen [naam 1] en de loodsen aan de [adres 2] . Deze ritjes werden met name door [medeverdachte 1] gereden maar ook is gezien dat [medeverdachte 2] op en neer heeft gereden. Beiden waren op dat moment werknemers van [naam 1] . Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de hennepstekken die werden besteld, werden opgehaald in loods 20. Daarbij is tijdens de observaties ook gezien dat klanten soms ook mee gingen vanuit [naam 1] naar de loods om de hennepstekken op te halen.
Verder is uit de door de politie verrichte pseudokoop gebleken dat er in [naam 1] hennepstekken konden worden besteld. Deze bestelling van de pseudokoper werd in een zwarte agenda genoteerd. Uit onderzoek van deze agenda is gebleken dat de notities starten op 8 december 2016 en eindigen op 7 februari 2017. De notities in de agenda zien naar het oordeel van de rechtbank allemaal op bestellingen van hennepstekken. Dit blijkt onder meer uit de inhoud van de notities, uit het feit dat de bestelling tijdens de pseudokoop ook in de agenda is vermeld en de wijze van noteren daarvan hetzelfde is als alle andere notities in de agenda.
Tot slot zijn in [naam 1] vier Nokia telefoons aangetroffen waaronder een Nokia met het door [medeverdachte 1] tijdens de pseudokoop opgegeven telefoonnummer waarop de kopers hem konden bereiken voor nieuwe bestellingen. Gelet op de inhoud van de sms-historie, kan van alle vier deze telefoons worden vastgesteld dat deze zijn gebruikt voor het bestellen van hennepstekken. Een aantal van deze sms-berichten komt bovendien overeen met de notities in de hiervoor aangehaalde zwarte agenda van [naam 1] .
Wetenschap [verdachte]
De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of verdachte hiervan wetenschap had. Ondanks de ontkenning van verdachte is de rechtbank van oordeel dat hij hier vanaf wist en daarbij ook betrokken was. Zo was verdachte op dat moment de eigenaar van [naam 1] van waaruit de handel in hennepstekken plaatsvond. [naam 1] was bij overname door [verdachte] al een growshop en was dat op de actiedag van de politie op 17 januari 2017 nog steeds. Hoewel growshops niet per definitie worden gekoppeld aan de kweek van hennep en marihuana, staan zij veelal wel bekend om hun illegale handel in hennepstekken. Verdachte heeft verklaard dat hij door gezondheidsklachten minder aanwezig was maar hij regelde desondanks nog steeds de financiën van [naam 1] . Hij was daardoor nog steeds betrokken bij en verantwoordelijk voor de gang van zaken in [naam 1] .
Gelet op de notities in de agenda werden er vaak hennepstekken besteld bij [naam 1] en werden er ook veel ritjes gemaakt naar de loodsen. Ondanks de verminderde aanwezigheid van [verdachte] door zijn gezondheidsklachten, gebeurde dat toch ook op tijdstippen dat hij wel aanwezig was. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte hier nooit iets van zou hebben gemerkt.
Dat wordt nog eens bevestigd door de bevindingen van de verbalisanten tijdens de pseudokoop. Tijdens het afhalen van de hennepstekken door de agenten op 13 januari 2017 was [verdachte] in [naam 1] aanwezig. Hierover is door hen geverbaliseerd dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] in het kantoor van [naam 1] zat en [medeverdachte 1] aan [verdachte] meedeelde dat hij even de hennepstekken ging ophalen. [verdachte] heeft daarover verklaard dat hij dit door zijn gehoorproblemen niet heeft gehoord. Wat daar ook van zij, deze mededeling van [medeverdachte 1] maakt in ieder geval overduidelijk dat er in [naam 1] openlijk over de stekkenhandel werd gesproken en dit dus geen geheim voor [verdachte] was of geheim voor hem werd gehouden.
Daar komt nog bij dat in één van de aangetroffen Nokia telefoons hennep gerelateerde berichten stonden waarin de contactpersoon “ [verdachte] ” werd genoemd. Gelet op het feit dat de telefoon in [naam 1] is aangetroffen en [verdachte] de enige is met een voornaam die aan “ [verdachte] ” gekoppeld kan worden, wijst ook dit naar het oordeel van de rechtbank op zijn betrokkenheid. Het gaat hier bovendien niet alleen om een oud bericht van 2 augustus 2013 maar ook om zeer recente berichten van 13, 18 en 19 januari 2017 waaruit blijkt dat [verdachte] zich, ook gedurende zijn verminderde aanwezigheid, bezig hield met de handel in hennepstekken.
Tot slot is het opvallend te noemen dat [verdachte] heeft verklaard dat hij [naam 2] niet kent maar hij wel onder “ [naam 2] ” met het nummer + [telefoonnummer] in de telefoon van [verdachte] stond. [naam 2] heeft verklaard dat hij [verdachte] wel kent. Uit het dossier is verder gebleken dat op naam van [naam 2] loods 20 en de garagebox aan de [adres 3] werden gehuurd maar dat hij daar zelf geen enkele bemoeienis mee had. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] [naam 2] wel degelijk kende en gaat er vanuit dat [naam 2] voor [verdachte] de huurovereenkomsten van de loods en de garagebox heeft afgesloten.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van [verdachte] dat hij niets afwist van de hennepstekkenhandel binnen [naam 1] ongeloofwaardig. Zij gaat er vanuit dat [verdachte] als eigenaar van [naam 1] de initiator en organisator hiervan was. De rechtbank acht het tenlastegelegde onder 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: Hennepstekken in loods 20, 3 en 9
De vraag is vervolgens aan de orde of verdachte ook de hennepstekken die in de loodsen 20, 3 en 9 zijn aangetroffen, aanwezig heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aanwezig hebben in de zin van de Opiumwet
Om tot bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben te kunnen komen, dient uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen te blijken dat de ten laste gelegde hennepstekken zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden en dat bij de verdachte een zekere mate van wetenschap bestond ten aanzien van de aanwezigheid van die hennepstekken in de loodsen. Uit vaste rechtspraak over aanwezig hebben in de zin van de Opiumwet volgt dat hieraan niet een civielrechtelijke betekenis moet worden toegekend. Zo is niet noodzakelijk dat een middel dat aanwezig is bij een verdachte, ook toebehoort aan deze persoon. Evenmin is vereist dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid. Het is voldoende dat de in de Opiumwet verboden middelen zich binnen zijn bereik bevinden. Daarnaast dient de verdachte een mindere of meerdere mate van bewustheid te hebben voor wat betreft wetenschap van de aanwezigheid van de verboden middelen.
Om te beoordelen of [verdachte] de aangetroffen hennepstekken aanwezig heeft gehad, zal de rechtbank eerst vaststellen of er een verband bestond met de loodsen waar de hennepstekken zijn aangetroffen.
Hennepstekken in loods 20
Op grond van de observatieverslagen, de camerabeelden van de loodsen en de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de pseudokoop kan worden vastgesteld dat de verkochte hennepstekken die aan de klanten van [naam 1] werden verkocht in ieder geval stonden opgeslagen in loods 20. De sleutel van loods 20 is bij de doorzoeking op 17 januari 2017 ook in [naam 1] aangetroffen. [verdachte] kon daar over beschikken. Uit de processen-verbaal met betrekking tot de pseudokoop blijkt bovendien nog dat loods 20 als opslag fungeerde voor [naam 1] . [medeverdachte 2] vroeg immers na het opgeven van de bestelling door de agenten aan een van hen of [naam 3] met hen mocht meerijden naar “hun opslag” om te kijken of het daar druk was met politie en hun kenteken nog niet is genoteerd door de politie. [naam 3] is hierop met de agenten meegereden naar de [adres 2] . Op grond hiervan in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat loods 20 de opslaglocatie was van [naam 1] en dat de daar aangetroffen hennepstekken en henneptoppen zich binnen de machtssfeer oftewel het bereik van [verdachte] bevonden.
Hennepstekken in loods 3
Op de camerabeelden van de loodsen aan de [adres 2] zijn op 13, 16 en 17 januari 2017 bewegingen te zien tussen loods 3 en loods 20. Van laatstgenoemde loods heeft de rechtbank hiervoor vastgesteld dat deze in verbinding stond met [naam 1] . Op 13 januari 2017 is waargenomen dat [medeverdachte 1] een van de personen die loods 3 binnenging, kent. Hij gaf hem immers een hand en maakte een praatje met hem. Deze persoon liep even later bij [medeverdachte 1] loods 20 binnen. Verder is de sleutel van loods 3 bij de doorzoeking op 17 januari 2017 op de balie van [naam 1] aangetroffen. Deze sleutel gaf niet alleen toegang tot loods 3 maar ook tot de schaftkeet die in de loods stond waar een groot aantal hennepstekken is aangetroffen.
Op grond hiervan in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat ook loods 3 in verband stond met [naam 1] en daarmee met [verdachte] . Er valt immers niet in te zien waarom de sleutel van loods 3 zich anders in [naam 1] zou bevinden. Daar komt bij dat de klanten soms werden meegenomen naar loods 20 om de hennepstekken op te halen. Dat daar dus slechts een gedeelte van de hennepstekken zou liggen en de rest van de voorraad op een andere plek, te weten loods 3, werd bewaard is niet verwonderlijk. Op die wijze was de grote voorraad hennepstekken immers niet voor de klanten zichtbaar en toegankelijk. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook de hennepstekken in loods 3 zich binnen de machtssfeer van [verdachte] bevonden. [verdachte] beschikte immers niet alleen over de sleutel van de voordeur van [naam 1] , maar hij kon ook vrij beschikken over de sleutel van loods 3.
Gelet op alle bovengenoemde vastgestelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in loods 3 hennepstekken aanwezig waren.
Hennepstekken in loods 9
Van loods 9 zijn geen sleutels aangetroffen in [naam 1] . Evenmin zijn er op de camerabeelden tussen loods 9 en loods 20 bewegingen waargenomen. Dat er wel bewegingen zijn waargenomen tussen loods 9 en loods 3 en dat verdachte [medeverdachte 3] , die gebruik maakt van loods 9, heeft verklaard dat hij de mensen van [naam 1] waaronder [verdachte] kent, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een direct verband tussen loods 9 en [naam 1] dan wel verdachte aan te nemen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] op 17 januari 2017 samen met anderen de hennepstekken en henneptoppen in loods 20 alsmede de hennepstekken in loods 3 aanwezig heeft gehad. [verdachte] was eigenaar van [naam 1] , er werden vanuit [naam 1] , ook in zijn aanwezigheid, hennepstekken verkocht en hij had middels de sleutels van de loodsen 20 en 3 die bij [naam 1] aanwezig waren toegang tot de voorraad. Zij acht feit 2 voor zover het feit ziet op de hennep in loods 3 en 20 wettig en overtuigend bewezen. Dat geldt niet voor hennepstekken in loods 9. Van dat onderdeel van feit 2 spreekt de rechtbank [verdachte] vrij.