ECLI:NL:RBZWB:2021:3762

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/02/387821/HA RK 21-158
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Peters
  • Van Kralingen
  • De Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak met verzoeker gedetineerd in PI Dordrecht

Op 19 juli 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking behandeld van een gedetineerde verzoeker, die in de hoofdzaak verdacht wordt van poging tot doodslag en andere geweldsdelicten. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters mr. Martens, mr. Los en mr. Collombon, die betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak van verzoeker. Verzoeker stelde dat de rechters de schijn van partijdigheid hadden gewekt door de behandeling van zijn zaak niet gelijktijdig te laten plaatsvinden met die van een andere verdachte, terwijl dit aanvankelijk wel was gepland. De rechters hebben het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij zich beriepen op het feit dat de beslissing om de zaken niet op dezelfde dag te behandelen een procesbeslissing is waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond verklaard, en de behandeling van de hoofdzaak van verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing. De beslissing werd genomen door de rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/387821/HA RK 21-158
beslissing van 19 juli 2021 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker], verzoeker
geboren op [geboorte datum]
zonder vaste woon- of verblijfplaats
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht te Dordrecht
(gemachtigde: mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda).

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met parketnummers 02/302277-20, 01/092488-18 (TUL) en 02/129709-18 (TUL),
 het proces-verbaal van de zitting van 14 juli 2021 van de meervoudige kamer van het team Strafrecht van deze rechtbank in deze zaken.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Martens, mr. [voorletters] Los en mr. [voorletters] Collombon (hierna gezamenlijk te noemen: de rechters), optredend als rechters in de voornoemde zaken. Het verzoek rust op de gronden die namens verzoeker tijdens de voornoemde zitting van 14 juli 2021 uiteen zijn gezet.
2.2
De rechters berusten niet in het verzoek tot wraking.

3.De feiten en de gronden van het wrakingsverzoek

3.1
Verzoeker wordt in de hoofdzaak verdacht van poging tot doodslag en subsidiair van voltooide zware mishandeling en meer subsidiair van poging tot zware mishandeling.
3.2
Door verzoeker is kort weergegeven aangevoerd dat de rechters de schijn van partijdigheid hebben gewekt door de strafzaak van een andere verdachte die betrokken zou zijn geweest bij het feitencomplex dat ook in zijn zaak aan de orde is niet op dezelfde dag te behandelen, terwijl deze zaken aanvankelijk wel op dezelfde dag waren gepland. De zaak van de andere verdachte is aangehouden en het verzoek van verzoeker in de hoofdzaak om zijn zaak tevens aan te houden is niet toegewezen.

4.De beoordeling

Beoordelingskader
4.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een strafzaak behandelt wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de gronden
4.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit de door verzoeker aangevoerde wrakingsgrond geen zwaarwegende omstandigheid als bedoeld in 4.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
4.4
De beslissing van de rechters om de hoofdzaak van verzoeker en de zaak van de andere verdachte in afwijking van de oorspronkelijke planning niet op dezelfde dag te behandelen, is een procesbeslissing. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in deze zaak niet gebleken. Uit het proces-verbaal van de zitting van 14 juli 2021 blijkt dat de rechters zich hebben teruggetrokken voor beraad over het verzoek van verzoeker om zijn zaak, net als de zaak van de andere verdachte, aan te houden en dat de rechters vervolgens hebben meegedeeld het verzoek om aanhouding, louter gebaseerd op proceseconomische redenen, niet toe te wijzen. Verder weegt de wrakingskamer mee dat een behandeling van beide zaken op dezelfde dag de beoordeling van verzoekers hoofdzaak op voorhand niet anders had gemaakt aangezien niet is gebleken dat de zaken zijn gevoegd.
4.5
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechters ten aanzien van verzoeker vooringenomen zijn of dat verzoekers vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.6
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaken met parketnummers 02/302277-20, 01/092488-18 (TUL) en 02/129709-18 (TUL) zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek;
Deze beslissing is genomen door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Van Kralingen en mr. De Roos, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.