Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van een elektrisch verstelbare fauteuil op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college had deze aanvraag geweigerd in een besluit van 17 april 2020, en het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in een besluit van 4 augustus 2020. De rechtbank heeft de zaak op 12 januari 2021 behandeld, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen via een skypeverbinding.
De rechtbank heeft overwogen dat het college op goede gronden heeft geweigerd de kosten voor de fauteuil te vergoeden. De eiser stelde dat hij geen aanspraak kon maken op een fauteuil vanuit de zorgverzekering en dat er geen sprake was van een algemeen gebruikelijke voorziening. Het college daarentegen betoogde dat de gevraagde fauteuil niet bijdraagt aan de zelfredzaamheid van de eiser en dat er voldoende alternatieven beschikbaar zijn in reguliere meubelzaken. De rechtbank concludeerde dat de eiser met een elektrisch verstelbare fauteuil uit een reguliere winkel voldoende gecompenseerd kan worden en dat de kosten daarvan niet onredelijk zijn.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waarmee de weigering van het college om de fauteuil te vergoeden in stand bleef. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.