ECLI:NL:RBZWB:2021:3805
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat zijn uitkering per 26 juli 2020 op grond van de Ziektewet beëindigde. Het UWV herzag echter dit besluit op 20 april 2021, waardoor verzoeker recht bleef houden op zijn ZW-uitkering. Na deze herziening trok verzoeker zijn beroep in en verzocht hij de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Breda, heeft op 27 juli 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het UWV aan verzoeker tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De kosten werden vastgesteld op € 748,- voor de rechtsbijstand die verzoeker had ontvangen. De rechtbank baseerde deze beslissing op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast merkte de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier C.A.F. Kalb, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.