ECLI:NL:RBZWB:2021:3808

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7418
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake omgevingsvergunning voor antennemast

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 14 mei 2020, waarin een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antennemast werd verleend, ondanks een negatief welstandsadvies. De rechtbank constateerde dat de eiser in zijn beroepschrift geen gronden van beroep had vermeld, wat in strijd is met de verplichtingen volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier had de eiser herhaaldelijk gewezen op deze tekortkoming en de gelegenheid geboden om het verzuim te herstellen. Echter, de eiser heeft geen gronden van beroep ingediend, zelfs niet na herhaalde verzoeken van de rechtbank. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7418 WABOA

uitspraak van 27 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], te [plaatsnaam] ,
gemachtigde: [naam gemachtigde derde-partij] .

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 8 juli 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 14 mei 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antennemast op het adres [adres] te [plaatsnaam] in afwijking van het welstandsadvies onder een aantal voorwaarden.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. De rechtbank stelt vast dat eiser in het beroepschrift geen gronden van beroep heeft vermeld.
2. De griffier heeft eiser bij brief van 23 maart 2021 erop gewezen dat de rechtbank meerdere malen bij zijn voormalige advocaat de gronden van beroep heeft opgevraagd en dat zij niet had voldaan aan deze verplichting. De rechtbank heeft eiser daarbij de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen binnen de in de brief gestelde termijn van twee weken na verzending van de brief. Bij aangetekende brief van 12 april 2021 is eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om de gronden van beroep geen reactie is ontvangen. Eiser is voorts verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief alsnog de gronden van beroep toe te sturen. Eiser is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep nietontvankelijk kan verklaren.
3 De aangetekend verzonden brief is door PostNL aan de rechtbank geretourneerd met de mededeling dat deze niet is afgehaald. Bij brief van 7 mei 2021 is de brief van 12 april 2021, gelet op het bepaalde in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb per gewone post nogmaals verzonden naar het adres waarop eiser in de gemeentelijke basis administratie staat ingeschreven.
3. De rechtbank constateert dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat de gronden van het beroep zijn overgelegd. Ook buiten de gestelde termijn heeft de rechtbank tot op heden de gronden van beroep niet ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk nietontvankelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
4. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, 6:6, aanhef en onder a, en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 27 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb luidt als volgt:
Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt:
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan die niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.