ECLI:NL:RBZWB:2021:3809

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6117
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar geluidmaatregelen door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Het college had op 25 november 2019 maatwerkvoorschriften vastgesteld voor geluid met betrekking tot [naam bedrijf], dat zich bezighoudt met spuitgieten van thermoplastische kunststoffen. Eisers, die hinder ondervinden van laagfrequent geluid, stelden dat zij ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt bij het primaire besluit. Het college verklaarde hun bezwaar tegen het primaire besluit op 17 maart 2020 niet-ontvankelijk.

Tijdens de zitting op 18 juni 2021 werd het beroep besproken. Eisers voerden aan dat zij sinds 2013 hinder ondervinden van laagfrequent geluid, dat volgens hen afkomstig is van het industrieterrein waar [naam bedrijf] is gevestigd. De rechtbank oordeelde dat eisers niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt, omdat niet was aangetoond dat zij feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervonden van het primaire besluit. De rechtbank benadrukte dat het aan het bestuursorgaan is om de kring van belanghebbenden vast te stellen en dat eisers niet zelf hoeven aan te tonen dat zij belanghebbenden zijn.

De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat eisers niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt, omdat de afstand tot het industrieterrein en de aanwezigheid van andere geluidproducerende bedrijven in de omgeving de aannemelijkheid van hun claims ondermijnden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters en openbaar gemaakt op 30 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6117 ACTMIL

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eisers 1] en [naam eisers 2] , te [naam woonplaats] , eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 november 2019 (primair besluit) heeft het college voor [naam bedrijf] maatwerkvoorschriften gesteld ten aanzien van geluid.
In het besluit van 17 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig eisers en [naam vertegenwoordiger college 1] en [naam vertegenwoordiger college 2] van de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland namens het college.

Overwegingen

1. [naam bedrijf] ( [naam bedrijf] ) drijft een onderneming voor het spuitgieten van thermoplastische kunststoffen. Het bedrijf is gevestigd aan de [adres 1] . De locatie maakt onderdeel uit van gezoneerd industrieterrein “ [naam industrieterrein] ”.
Op enig moment is de bedrijfssituatie gewijzigd. Zo heeft [naam bedrijf] onder meer een oude koeltoren vervangen door een nieuwe koeltoren. In verband daarmee heeft [naam bedrijf] het college op 21 oktober 2019 verzocht om ten aanzien van het geluid maatwerkvoorschriften te stellen als bedoeld in artikel 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit).
Bij het primaire besluit heeft het college bepaald dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties alsmede door de binnen de inrichting uitgevoerde werkzaamheden, in afwijking van de normen uit artikel 2.17, tweede lid, van het Activiteitenbesluit op de onderstaande controlepunten (T1 t/m T5) niet meer mag bedragen dan:
Controle
punt
Omschrijving
Dag 07.00-19.00u
Avond
19.00-23.00u
Nacht 23.00–07.00u
T1
VGP 1 Industrie 15
40 dB(A)
38 dB(A)
37 dB(A)
T2
VGP 2 50 m NO
44 dB(A)
43 dB(A)
40 dB(A)
T3
Woning [adres 1]
42 dB(A)
39 dB(A)
37 dB(A)
T4
Referentiepunt 50m NW
45 dB(A)
42 dB(A)
40 dB(A)
T5
Referentiepunt 50m W
46 dB(A)
45 dB(A)
45 dB(A)
De ligging van de controlepunten is aangeduid op een bij het primaire besluit behorende kaart.
Eisers wonen aan de [adres 2] . De woning van eisers ligt hemelsbreed op circa 1,27 kilometer afstand van [naam bedrijf] . Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij hebben het bezwaar toegelicht tijdens een hoorzitting van de commissie bezwaarschriften van 24 februari 2020.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers onder verwijzing naar en met overneming van het advies van de commissie niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college kunnen eisers niet als belanghebbende bij het primaire besluit worden aangemerkt.
2. Ter beoordeling door de rechtbank ligt alleen voor of het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Een bezwaar is onder meer niet ontvankelijk wanneer de eiser niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden van de inrichting. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737, rechtsoverweging 18.2).
Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het de taak van het bestuursorgaan om de kring van belanghebbenden vast te stellen aan de hand van (onderzoek naar) de feitelijke gevolgen van het besluit. Uiteindelijk is het aan de bestuursrechter om te oordelen over de vraag wie belanghebbende bij een besluit is. De betrokken rechtzoekende hoeft derhalve niet zelf aan te tonen dat hij belanghebbende bij een besluit is. Slechts indien tijdens de procedure de vraag aan de orde is of ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken en dus de vraag of er aanleiding is de correctie toe te passen, kan en mag van de betrokkene worden gevraagd uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden.
3. Eisers hebben aangevoerd dat zij door het college ten onrechte niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb zijn aangemerkt, aangezien eisers gevolgen van enige betekenis ondervinden. Ter onderbouwing daarvan hebben eisers aangevoerd dat zij sinds 2013 hinder ondervinden van laagfrequent geluid. Er is ook vastgesteld dat ter plaatse van de woning van eisers de normen voor laag frequent geluid worden overschreden. Dit laagfrequente geluid is volgens eisers afkomstig van industrieterrein [naam industrieterrein] , waar ook [naam bedrijf] gevestigd is.
Hoewel eisers stellen dat zij weten dat het laagfrequente geluid afkomstig is van industrieterrein [naam industrieterrein] , omdat zij horen dat het geluid uit die richting komt, hebben zij niet betwist dat nooit is vastgesteld dat het geluid daadwerkelijk van het industrieterrein afkomstig is, ook niet in onderzoeken die eerder door de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant in opdracht van het college zijn verricht. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat het geluid niet van het industrieterrein afkomstig is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de woning van eisers op ruime afstand van het industrieterrein gelegen is en dat er tussen eisers woning en het industrieterrein een woonwijk, twee dijken en diverse wegen gelegen zijn. Daar komt bij dat zelfs als vast zou staan dat het laagfrequente geluid afkomstig zou zijn van het industrieterrein, daarmee niet vast staat dat het ook afkomstig is van [naam bedrijf] . Zoals eisers hebben erkend zijn op het industrieterrein ook andere bedrijven gevestigd die geluid produceren. Gelet hierop zijn eisers er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij ter plaatse van hun perceel feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van het primaire besluit waarbij maatwerkvoorschriften zijn gesteld voor [naam bedrijf] .
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college eisers terecht niet als belanghebbende bij het primaire besluit aangemerkt.
4. Omdat eisers niet als belanghebbende bij het primaire besluit kunnen worden aangemerkt, heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat het beroep ongegrond is.
5. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 30 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in staat om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.