ECLI:NL:RBZWB:2021:3810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5771
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 20 februari 2020, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 11 juni 2019. Eiseres, die als commercieel medewerker buitendienst werkte, was sinds 11 mei 2018 arbeidsongeschikt door gezondheidsproblemen, waaronder hartklachten. Het UWV had haar aanvankelijk een ZW-uitkering toegekend, maar na een eerstejaarsbeoordeling concludeerde het UWV dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.

Tijdens de zitting op 6 november 2020 heeft eiseres haar bezwaren tegen de medische beoordeling van het UWV toegelicht, waarbij zij stelde dat haar fysieke en psychische beperkingen waren onderschat. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres en dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters op 23 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5771 ZW

uitspraak van 23 juli 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. I. van Medenbach de Rooij,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.
Ter zitting is het onderzoek geschorst om het UWV nader onderzoek te laten verrichten naar de brief van eiseres van 23 oktober 2020.
Bij brief van 4 december 2020 heeft het UWV gereageerd op de brief van eiseres van
23 oktober 2020 en is een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van 2 december 2020 overgelegd.
Bij brief van 22 januari 2021 heeft eiseres gereageerd op de brief van het UWV van
4 december 2020 en is nadere informatie overgelegd.
Bij brief van 1 maart 2021 heeft het UWV gereageerd op de brief van eiseres van 22 januari 2021.
Bij brief van 10 maart 2021 heeft eiseres gereageerd op de brief van het UWV van 1 maart 2021.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als commercieel medewerker buitendienst bij [naam (ex-)werkgever] voor gemiddeld 20 uur per week. Voor dat werk is zij op 11 mei 2018 uitgevallen vanwege gezondheidsproblemen, waaronder hartklachten.
Het UWV heeft met ingang van 7 juni 2018 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 9 mei 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 11 juni 2019, omdat eiseres op 10 mei 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 11 juni 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien bij het spreekuur op 6 maart 2019, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Tevens heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de cardioloog. De verzekeringsarts rapporteert het volgende. Pneumonie met empyeem in februari 2018. In mei 2018 dilaterende cardiomyopathie van nog onbekende etiologie met ernstige functionele mitralisklepinsufficiëntie vastgesteld. Moe, energetisch beperkt. Ejectiefractie weer teruggelopen naar 25%. De klachten van eiseres zijn plausibel, objectiveerbaar en veroorzaakt door een aandoening waarvoor zij onder behandeling is. Het herstelgedrag is adequaat, maar loopt terug, dus op korte termijn aanvullend onderzoek. Eiseres is aangewezen op werkzaamheden zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, geen verhoogd risico (niet op ladders of hoogte), niet blootstellen aan stof, rook, gassen of dampen. Ook is eiseres beperkt in frequent reiken, frequent buigen, duwen/trekken, tillen/dragen, zware lasten hanteren, lopen (maximaal 45 minuten aaneen; maximaal drie uur per dag), traplopen, klimmen, staan (maximaal drie uur per dag), geknield/gehurkt of gebogen/getordeerd actief zijn en ’s nachts werken. Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van een aandoening. Binnen een jaar is er een redelijk tot goede kans op een relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 maart 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 4 november 2019, heeft medische informatie opgevraagd bij de behandelend sector en heeft het dossier bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de verstrekte medische informatie betrokken in zijn rapportage, waaronder brieven van cardiologen en een huisartsverslag van 10 juli 2018. De verzekeringsarts b&b rapporteert het volgende. Er zijn geen medische argumenten om eiseres meer te belasten dan de FML. Op basis van de standaard ‘’Duurbelasting in Arbeid’’ is er geen indicatie om een urenbeperking in de FML op te nemen. De energetische beperkingen zijn verdisconteerd in de andere rubrieken van de FML. De afgenomen psychische belastbaarheid van eiseres is in de FML meegenomen middels een beperking in de rubriek persoonlijk functioneren. Bovendien is eiseres slechts eenmalig gezien door een psychiater, heeft zij geen structurele medicatie voor psychische problematiek en zijn de klachten niet zodanig dat zij daar geen arbeid mee zou kunnen verrichten. Voor de medicatie van eiseres geldt dat oxazepam slechts incidenteel wordt geslikt en dat de gabapentine sufheid kan geven, maar dat dit normaliter na een paar weken verdwijnt. De heroverweging in bezwaar geeft geen aanleiding tot wijziging van het primair verzekeringsgeneeskundig oordeel.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat. Eiseres stelt dat door hartfalen onder andere een urenbeperking moet worden aangenomen. Verder stelt eiseres dat zij voor haar psychische beperkingen onder behandeling is en dat volgens de ‘’Verzekeringsgeneeskundige protocollen COPD Chronisch hartfalen’’ hartfalen voor veel patiënten gepaard gaan met depressieve klachten of depressieve episoden. Ook heeft eiseres energetische beperkingen en de neiging zichzelf te overbelasten. Eiseres stelt dat zij per 11 juni 2019 al niet geschikt was voor de geduide functies, omdat tussen de datum in geding en haar nieuwe ziekmelding geen verbetering is opgetreden. Ter onderbouwing van haar gronden heeft eiseres onder andere stukken overgelegd van haar cardioloog, psychiater en de beoordeling door het UWV van haar nieuwe ziekmelding.
De verzekeringsarts b&b heeft op 2 december 2020 aanvullend gerapporteerd en heeft daarbij de op 23 oktober 2020 overgelegde medische informatie betrokken, waaronder de brieven van psychiater Van Os van 16 januari 2020 en 6 maart 2020, de brief van cardioloog Wouters van 23 april 2020, een brief van psychiater Claeijs van 19 augustus 2020 en een brief van psychiater Claeijs en psycholoog De Heer van 24 augustus 2020. De verzekeringsarts b&b overweegt dat bekend is dat sprake is van acceptatieproblemen met daardoor angst- en stemmingsklachten, waarvoor beperkingen zijn aangenomen in de rubriek persoonlijk functioneren. De toename van angstklachten en de start met een lage dosering citalopram vond pas ver na de datum in geding plaats. De cardiale problematiek van eiseres was bekend en is meegenomen bij het opstellen van de FML door beperkingen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. De somatische symptoomstoornis was ook een bekend gegeven en arbeid kan juist een middel zijn om de aandacht hiervan af te leiden. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder hartklachten en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, bevat geen medische gegevens die de rechtbank aanleiding geven te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de door eiseres ingebrachte medische informatie voornamelijk ziet op de periode na de datum in geding en dat de overige medische informatie door het UWV reeds is meegenomen in de beoordeling in bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 2 december 2020 voldoende overtuigend gemotiveerd dat de klachten van eiseres niet zijn onderschat in de beperkingen zoals aangenomen in de FML van 6 maart 2019.
Niet gebleken is dat in de FML van 6 maart 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist
(Sbc-code 315120), machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (Sbc-code 271093) en telefonist (centrale)/medewerker callcenter (inbound) (Sbc-code 315174).
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 9 mei 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
18 februari 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 11 juni 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 23 juli 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier kan de uitspraak niet ondertekenen.

rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.