Op 19 juli 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 8 juli 2021, kort voor de zitting, en betrof de rechter mr. [voorletters] Pauwels, die belast was met de behandeling van de zaak met nummer BRE 20/7548 IB/PVV PAUW. De verzoeker stelde dat er sprake was van een schijn van partijdigheid en objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid, omdat zijn verzoek om uitstel van de zitting was afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zitting door te laten gaan een procesbeslissing was, waarover de wrakingskamer geen oordeel kon geven. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden geconcludeerd dat er sprake is van vooringenomenheid. In dit geval was er geen onderbouwing voor de vrees van de verzoeker, en bovendien was het wrakingsverzoek te laat ingediend. De wrakingskamer verklaarde het verzoek kennelijk ongegrond en liet een mondelinge behandeling achterwege. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.