Op 22 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van de schorsing van verschillende omgevingsvergunningen. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.H.U. Keizer, had bezwaarschriften ingediend tegen vijf omgevingsvergunningen voor de bouw van 13 woningen en een garage in de gemeente Reimerswaal. De voorzieningenrechter had eerder op 18 januari 2021 de omgevingsvergunningen geschorst, omdat er een risico bestond dat met de bouw zou worden begonnen voordat de verzoeken om voorlopige voorziening waren behandeld. Tijdens de zitting op 21 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoeker en verweerder gehoord. Verzoeker vreesde schade aan zijn woning door het heien van funderingspalen en stelde dat er onvoldoende voorschriften waren opgenomen in de vergunningen om schade te voorkomen. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders, stelde dat de vergunningen zorgvuldig waren voorbereid en dat de gemeentelijke constructeur akkoord was gegaan met de plannen. De voorzieningenrechter overwoog dat de vergunninghouder aannemelijk had gemaakt dat de rapporten over trillingsschade niet representatief waren voor de woning van verzoeker. Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat de schorsing van de omgevingsvergunningen moest worden opgeheven, omdat de vergunningen aan de wettelijke eisen voldeden en de risico's voor verzoeker niet onaanvaardbaar waren. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventuele bodemprocedure.