ECLI:NL:RBZWB:2021:3933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2774 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang tot het sluiten van een woning met bijbehorend erf voor een periode van drie maanden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg. Dit besluit betrof een last onder bestuursdwang tot het sluiten van haar woning met bijbehorend erf voor een periode van drie maanden, ingaande op 5 juli 2021. Verzoekster, die zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. G. Demir, voerde aan dat zij en haar gezin, bestaande uit haar man, een 10-jarig kind en twee honden, geen andere woonruimte konden vinden en dat sluiting van de woning hen in ernstige problemen zou brengen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting van de woning te gelasten, gezien de aanwezigheid van een hennepkwekerij met 237 hennepplanten. Verzoekster had niet betwist dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft echter ook gekeken naar de gevolgen van de sluiting voor verzoekster en haar gezin. Ondanks de bijzondere omstandigheden die verzoekster aanvoerde, zoals financiële problemen en het gebrek aan vervangende woonruimte, oordeelde de voorzieningenrechter dat deze omstandigheden niet zodanig waren dat de sluiting van de woning niet kon doorgaan.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de sluiting van de woning noodzakelijk was en verzoekster zelf verantwoordelijk was voor het vinden van vervangende woonruimte. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2774 OPIUMW VV

uitspraak van 21 juli 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. G. Demir
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 17 juni 2021 (bestreden besluit) inzake de last onder bestuursdwang tot het sluiten van de woning met bijbehorend erf aan [adres] voor een periode van drie maanden, ingaande 5 juli 2021.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft verweerder toegezegd dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 3 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 juli 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. G. Demir. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.J. van den Biggelaar.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Medewerkers van de politie Zeeland-West-Brabant, Enexis en de afdeling Veiligheid & Wijken, team Toezicht en Handhaving hebben op 18 maart 2021 een volledig geïnstalleerde en in werking zijnde hennepkwekerij met 237 hennepplanten aangetroffen in woning van verzoekster aan [adres] . Volgens verzoekster ging het om 215 planten.
Op 19 mei 2021 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om de sluiting van de woning te bevelen. Daartegen heeft verzoekster haar zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder aanzegging van bestuursdwang, verzoekster gelast om haar woning aan [adres] te sluiten voor een periode van drie maanden. De begunstigingstermijn eindigde op 5 juli 2021, maar op 1 juli 2021 heeft verweerder toegezegd dat hij de effectuering van het besluit opschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2. Verzoekster heeft niet betwist dat verweerder bevoegd was om tot sluiting van haar woning over te gaan. Zij is evenwel van mening dat er bijzondere omstandigheden zijn om van sluiting van de woning af te zien. Zij heeft een man, een 10-jarig kind en twee honden en bij een sluiting van de woning voor drie maanden heeft zij geen andere keus dan op straat te leven met het gehele gezin. Het is voor haar en haar gezin onmogelijk om voor drie maanden een particuliere woonruimte te betrekken. Zij beschikken niet over de daartoe benodigde financiële middelen. Het klusbedrijf van haar man kreeg vanwege de corona-pandemie steeds minder opdrachten en nota’s bleven onbetaald omdat de opdrachtgevers failliet waren gegaan. Vanwege deze schuldenproblematiek is zij de fout ingegaan en heeft zij de hennepkwekerij opgezet om toch nog inkomsten te kunnen genereren. Ze heeft hiervan veel spijt.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen omdat ze niet beschikt over vervangende woonruimte. Subsidiair heeft zij verzocht om te bepalen dat de woning voor de duur van maximaal één maand wordt gesloten. Meer subsidiair heeft zij verzocht om het bestreden besluit te schorsen totdat Traverse, de gemeente Tilburg of een andere instantie vervangende woonruimte in de nabije omgeving van Tilburg beschikbaar kan stellen om het gezin op te vangen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 11a voorhanden is.
Het aantal in de woning van verzoekster aangetroffen hennepplanten, of het nu om 215 dan wel 237 planten gaat, maakt dat verweerder bevoegd was om de sluiting van de woning van verzoekster te gelasten. Verzoekster heeft dit ook niet betwist.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de woningsluiting noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Het grote aantal aangetroffen hennepplanten maakt dat de woning een rol zou gaan vervullen binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse nog geen overlast is geconstateerd.
5.1
Als sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. De beoordeling van de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting voor verzoekster komen in dit kader aan de orde.
5.2
Volgens verzoekster is namens Traverse telefonisch verklaard dat verzoekster, gelet op de beperkte financiële mogelijkheden en het gebrek aan een eigen netwerk, wellicht wel in aanmerking zou kunnen komen voor opvang voor drie maanden, maar dat er op dit moment simpelweg geen woonruimte beschikbaar is. Volgens Traverse is er op dit moment een groot tekort aan woonruimten voor gezinnen en is het onmogelijk om op 5 juli 2021 een woonruimte beschikbaar te hebben. Het gezin zou pas over 4 â 5 maanden in aanmerking kunnen komen voor vervangende woonruimte en zelfs die garantie kon niet gegeven worden, aldus verzoekster. In dit verband heeft verzoekster tevens een bericht van Traverse overgelegd waarin staat dat opvang voor huisdieren in elk geval niet mogelijk is.
5.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hetgeen verzoekster heeft aangevoerd niet zodanig bijzonder dat dit tot een minder lange sluiting zou nopen. Verzoekster had niet alleen wetenschap van de aanwezigheid van de hennepkwekerij maar ze was er ook actief bij betrokken. Dat zij vanwege financiële problemen met de hennepkweek is begonnen acht de voorzieningenechter in dit kader niet relevant omdat zij ook had kunnen kiezen voor het verwerven van inkomsten op een legale manier. Er is daarom geen sprake van het ontbreken van verwijtbaarheid die maakt dat het handelen van verweerder conform zijn beleid voor verzoekster onevenredige gevolgen heeft. Verweerder heeft een inspanningsverplichting om verzoekster te helpen bij het vinden van onderdak gedurende de sluiting, te meer nu zij een kind van 10 jaar heeft. Verweerder heeft gewezen op de noodopvang door Traverse, maar het ontbreken van een opvangmogelijkheid voor het gezin van verzoekster bij deze instantie neemt niet weg dat verzoekster als ouder van een minderjarig kind zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte.
6. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.
Ter zitting is namens verzoekster medegedeeld dat haar zoon met ingang van 24 juli 2021 gedurende zes weken zomervakantie heeft en dat het gezin die vakantie wil doorbrengen in Bulgarije, het land van herkomst van verzoekster. Hieraan heeft verzoekster het verzoek gekoppeld om, na een afwijzing van haar verzoek om voorlopige voorziening, het begin van de sluiting van haar woning te laten samenvallen met het begin van de vakantie. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dit verzoek in te willigen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 21 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.