ECLI:NL:RBZWB:2021:3943

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
BRE 21/2441
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verkoop van asperges en handhaving van bestuursdwang

Op 22 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam. Dit besluit, genomen op 28 mei 2021, hield in dat verzoeker de verkoop van asperges diende te staken, omdat deze niet afkomstig waren van het perceel dat hij exploiteerde. Verzoeker had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de verkoop van asperges, maar deze was enkel verleend voor de verkoop van asperges die op het perceel naast zijn bedrijfsperceel waren geteeld. Tijdens een controle was geconstateerd dat verzoeker ook asperges verkocht die afkomstig waren van een ander perceel, wat in strijd was met de verleende vergunning.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de last onder dwangsom die aan verzoeker was opgelegd, rechtmatig was. Hij heeft geoordeeld dat verzoeker voldoende tijd had om de overtreding te beëindigen, aangezien hij ook een winkel had waar hij de asperges kon verkopen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker, dat de verkoop van asperges van andere percelen vergund was, verworpen. Hij heeft geconcludeerd dat verzoeker niet had aangetoond dat hij handelde in overeenstemming met de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de last onder dwangsom van kracht blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2441 GEMWT VV

uitspraak van 22 juni 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: [naam gemachtigde]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 28 mei 2021 (bestreden besluit) inzake de last onder dwangsom tot het staken van de verkoop van asperges die niet afkomstig zijn van het perceel gelegen direct aan [straatnaam] op het verkooppunt aan [adres] .
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde [naam gemachtigde] en door [naam verhuurster] , verhuurster van het perceel aan [adres] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 13 mei 2020 heeft verweerder aan de maatschap [naam maatschap] omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk verkopen van asperges naast het adres [adres] gedurende het seizoen van 1 april tot 30 juni. Omdat dit perceel een agrarische bestemming heeft en detailhandel ter plaatse niet is toegestaan heeft verweerder daarbij toepassing gegeven aan artikel 4, elfde lid, van Bijlage II van het Bor voor een periode van 6 jaar.
Tegen deze omgevingsvergunning heeft concurrent-aspergeteler [naam concurrent-aspergeteler] een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is ongegrond verklaard en [naam concurrent-aspergeteler] heeft daartegen geen beroep ingesteld.
Tijdens een controle op 9 april 2021 heeft een gemeentelijke toezichthouder geconstateerd dat vanuit het gebouw op het perceel naast [adres] niet alleen asperges werden verkocht die afkomstig waren van dit perceel maar ook asperges die afkomstig waren van een perceel aan [adres 2] . Volgens verweerder is dit in strijd met de verleende omgevingsvergunning en daarmee in strijd met het bestemmingsplan.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoeker gelast om de verkoop van asperges die niet afkomstig zijn van het perceel gelegen direct aan [straatnaam] op het verkooppunt aan [adres] met onmiddellijke ingang te staken. Daarbij is verzoeker te kennen gegeven dat hij een dwangsom € 1.000,-- verbeurt per keer dat wordt geconstateerd dat niet aan de last wordt voldaan, met een maximum van € 10.000,--.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat de onmiddellijke inwerkingtreding van de last in strijd is met artikel 5:24 van de Awb.
3.1
Artikel 5:24 van de Awb luidt:
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
3. De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
3.2
Anders dan verzoeker ziet de voorzieningenrechter niet dat het verboden is om een last onder dwangsom onmiddellijk te laten ingaan. Volgens vaste jurisprudentie geldt de eis dat de overtreder voldoende tijd moet krijgen om de overtreding te beëindigen. Verweerder heeft een begunstigingstermijn achterwege kunnen laten omdat verzoeker de verkoop van de asperges die afkomstig zijn van andere percelen, meteen kan staken. Verzoeker heeft ook een winkel op het bedrijfsadres [adres 3] en de ter plaatse aanwezige voorraad asperges kan verzoeker ook verkopen vanuit die winkel.
4. Volgens verzoeker is geen sprake van een overtreding omdat de verkoop van asperges, ook de verkoop van asperges die afkomstig zijn van het perceel aan [adres 2] , vergund is met de kruimelafwijking die op 13 mei 2020 is verleend. Volgens verzoeker is daarmee sprake van toegestane productiegebonden detailhandel.
4.1
Het begrip productiegebonden detailhandel is in artikel 1 van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied Alphen en Chaam 2010” gedefinieerd als het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt, en streekproducten aan particulieren.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestemmingsplan “Buitengebied Alphen en Chaam 2010” productiegebonden detailhandel slechts toestaat op gronden met de bestemming “Agrarisch – Agrarisch bedrijf” (artikel 4) en “Bedrijf” (artikel 8). Het perceel naast [adres] wordt door verzoeker gehuurd en geëxploiteerd als bedrijfsperceel. Dit perceel heeft de bestemming “Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden 2” (artikel 7) en deze bestemming laat in het geheel geen detailhandel toe. Gelet op de hiervoor weergegeven definitie van productiegebonden detailhandel zou het verzoeker zonder meer zijn toegestaan om de op dit perceel geteelde asperges te verkopen vanuit zijn bedrijfsperceel [adres 3] , dat de bestemming “Agrarisch – Agrarisch bedrijf” heeft.
4.3
Volgens verweerder is de omgevingsvergunning van 13 mei 2020 niet verleend voor de verkoop van productiegebonden detailhandel, maar alleen voor de verkoop van de op het perceel naast [adres] geteelde asperges. De verkoop van asperges die afkomstig zijn van andere bedrijfspercelen van verzoeker is niet vergund en daarmee in strijd met het bestemmingsplan, aldus verweerder.
4.4
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker in de toelichting op zijn aanvraag om omgevingsvergunning d.d. 9 april 2020 heeft aangegeven dat hij een pachtcontract heeft gesloten om asperges te verbouwen op het perceel naast [adres] , dat op dat perceel nog een pachtgebouwtje van 40 m2 aanwezig is en dat hij met de vergunningaanvraag tijdelijk een ander gebruik van dit gebouwtje mogelijk wil maken. “De activiteit die aangevraagd wordt betreft verkoop van aldaar geteelde producten (asperges) in de periode van 1 april tot 1 juli”, aldus verzoeker in deze toelichting.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder het verlenen van medewerking aan het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan heeft gemotiveerd met de volgende overweging: “De teelt van asperges op deze locatie is toegestaan conform bestemmingsplan (agrarisch met waarden – landschapswaarden). Ze willen echter ook het geteelde product op de locatie zelf verkopen. Op de locatie staat een klein gebouwtje (41 m2). In dit gebouwtje wil men dan de asperges verkopen. De pachtovereenkomst is voor 6 jaar. Ze vragen de vergunning dan ook aan voor 6 jaar (tijdelijke vergunning)”.
Vervolgens stelt de voorzieningenrechter vast dat in het advies van de gemeentelijke Bezwaarschriftencommissie staat dat verzoeker tijdens de hoorzitting naar aanleiding van het bezwaarschrift van [naam concurrent-aspergeteler] “heeft bevestigd dat op de locatie aan [straatnaam] uitsluitend de asperges verkocht worden die afkomstig zijn van de gronden aan [straatnaam] ”. De conclusie van de Bezwaarschriftencommissie dat daarmee sprake is van productiegebonden detailhandel is niet geheel correct omdat dit begrip ruimer is, maar deze conclusie doet niet af aan het feit dat de omgevingsvergunning niet is aangevraagd en ook niet is verleend voor het toestaan van productiegebonden detailhandel.
5. Het is verzoeker dus niet vergund om vanuit het pachtgebouwtje asperges te verkopen die afkomstig zijn van andere percelen dan het perceel naast [adres] , ook al behoren die percelen tot het bedrijf van verzoeker.
Naar niet in geding is heeft verzoeker vanuit het pachtgebouwtje asperges verkocht die afkomstig waren van een perceel aan [adres 2] . Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker heeft gehandeld in strijd met de verleende omgevingsvergunning en daarmee in strijd met het bestemmingsplan.
Dit betekent dat verweerder bevoegd was om hiertegen handhavend op te treden.
6. Behoudens bijzondere omstandigheden is het onjuist noch onredelijk te achten dat een bestuursorgaan in een geval waarin is gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift en de betrokken handeling niet kan worden gelegaliseerd, in het belang van de handhaving van wettelijke voorschriften en het voorkomen van precedentwerking besluit tot het toepassen van bestuursdwang of tot het opleggen van een last onder dwangsom.
Verzoeker heeft geen omstandigheid aangevoerd die verweerder had moeten nopen om van handhaving af te zien.
7. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 22 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.