In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure waarin de man verzocht om te bepalen dat zijn buitenlands huwelijk, gesloten in Eritrea, niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.P.J. van Riel, stelde dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig was en dat erkenning van het huwelijk in strijd zou zijn met de openbare orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk volgens Eritrees recht rechtsgeldig is gesloten, ondanks de minderjarigheid van de vrouw op het moment van huwelijkssluiting. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van het huwelijk in Nederland niet afhankelijk is van de betrokkenheid van de minderjarige echtgenoot bij het verzoek om erkenning, zolang beide echtgenoten meerderjarig zijn op het moment van de erkenning. De rechtbank heeft het primaire verzoek van de man afgewezen, evenals het subsidiaire verzoek om het huwelijk nietig te verklaren en de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de Basisregistratie Personen aan te passen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke grondslag was voor de gevraagde aanpassing van de BRP en dat het huwelijk van partijen voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.