ECLI:NL:RBZWB:2021:3980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
C/02/387223 JE RK 21-1375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) in een jeugdzorgzaak. De moeder van de minderjarige heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI, die feitelijk een verhuisverbod inhield, vervallen te verklaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent en dat zij met de minderjarige woont. De moeder heeft aangegeven dat zij wil verhuizen naar Zeeland, wat zij in het belang van de minderjarige acht. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de onveilige thuissituatie en de eerdere toestemming van de GI voor een verhuizing naar België. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de GI haar bevoegdheid heeft overschreden door een verhuisverbod op te leggen, en dat het recht op vrijheid van verplaatsing een mensenrecht is dat alleen onder bijzondere omstandigheden kan worden beperkt. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van de GI dan ook vervallen verklaard, maar het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij naar Zeeland mag verhuizen, is afgewezen, omdat de moeder in principe vrij is om te bepalen waar zij met haar gezin woont. De beslissing benadrukt het belang van een stabiele en vertrouwde omgeving voor de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND -WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/387223 / JE RK 21-1375
Datum uitspraak: 30 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter over een schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.E. Swart te Roosendaal,
betreffende

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.E. Swart te Roosendaal,

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 28 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 29 juni 2021.
Op 19 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat
- de vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

De moeder oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.
[minderjarige] staat sinds 20 november 2016 onder toezicht van de GI.
De GI heeft op 15 juni 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder. Hierin is opgenomen:
- de moeder blijft met [minderjarige] wonen waar zij nu woont en verhuist niet zonder overleg vooraf met de GI;
- de moeder accepteert de hulpverlening vanuit Prisma (Makker) en de GI en komt de met hen gemaakte afspraken na. Dit betekent drie keer per week met Prisma (Makker) en wanneer de moeder en voogd een afspraak hebben gemaakt dat de voogd op bezoek komt dat de moeder zorgt dat zij er is en beschikbaar is;
- de moeder heeft van de (huis)arts een bewijs wanneer zij getest zou moeten worden op corona of wanneer zij een onderzoek in het ziekenhuis heeft;
- de moeder neemt de telefoon op wanneer de hulpverlening belt of belt hen binnen een dag terug. Dit geldt voor wanner Prisma belt en voor wanner de voogd belt;
- de moeder zorgt ervoor dat [minderjarige] niet bij de gesprekken met de hulpverlening is. Wanneer [minderjarige] thuis is, gaat [minderjarige] op haar kamer spelen wanneer de hulpverlening aan de moeder aangeeft dat het daar tijd voor is;
- moeder zorgt ervoor dat [minderjarige] geen school mist. [minderjarige] gaat iedere dag naar school en wanneer sprake is van online lessen volgt [minderjarige] ook alle online lessen.
Indien de moeder besluit zich niet aan deze aanwijzing(en) te houden, ziet de GI zich genoodzaakt om een verzoek tot onderzoek te doen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Op deze manier probeert de GI erachter te komen of de thuissituatie voor [minderjarige] voldoende is om veilig op te kunnen groeien en zich te kunnen ontwikkelen.

Het verzoek

De moeder verzoekt, naar de kinderrechter begrijpt, de schriftelijke aanwijzing volledig vervallen te verklaren en te bepalen dat de moeder en [minderjarige] alsnog mogen verhuizen naar Zeeland .

De standpunten

De moeder is het niet eens met de schriftelijke aanwijzing van de GI. De aanwijzing strookt ook niet met de toestemming die zij eerder wel van de GI heeft gekregen voor een verhuizing naar België. Dit blijkt uit een e-mailbericht van 4 mei 2021 van de GI aan de voormalige advocaat van de moeder. De verhuizing naar België is uiteindelijk niet doorgegaan omdat het gezin daar niet in aanmerking kwam voor een sociale huurwoning. De moeder stelt dat een verhuizing naar Zeeland in het belang van [minderjarige] is.
Het gezin heeft inderdaad sinds september 2020 op verschillende adressen gewoond, te weten: Bergen op Zoom, Rotterdam, [woonplaats] en Breda. De moeder heeft er altijd voor gezorgd dat [minderjarige] naar school gaat, voor zover dat mogelijk was. In Rotterdam duurde het negen weken voordat geregeld was dat [minderjarige] naar school kon. De reden van de wisselingen van verblijfplaats is dat de vader van [minderjarige] de moeder heeft mishandeld in bijzijn van [minderjarige] . Hiervan is aangifte gedaan en er loopt een strafzaak. Vanwege de mishandeling is er geen omgang tussen de vader en [minderjarige] . De vader blijft de moeder echter lastigvallen en via de GI krijgt hij telkens weer het nieuwe adres van de moeder. Verder speelt dat de relatie met de huidige buren van het gezin erg slecht is. De buren hebben doodsbedreigingen geuit naar zowel de moeder als. Het gezin voelt zich daardoor erg onveilig en leeft met gesloten rolluiken.
Sinds [minderjarige] door de buurvrouw met de dood is bedreigd, durft zij niet zonder volwassene naar haar slaapkamer waar geen rolluik voor het raam is. De moeder kan daarom niet aan de wens van de GI voldoen dat [minderjarige] op haar kamer moet spelen als de moeder in gesprek is met de hulpverlening. [minderjarige] durft niet naar buiten om te spelen omdat zij bang is voor de vader. Op school wordt [minderjarige] gepest en zij heeft weinig vriendinnen. De moeder heeft geprobeerd dit bij school bespreekbaar te maken, maar krijgt dan te horen dat het pesten ook aan [minderjarige] zelf zou liggen. Het argument van de GI dat [minderjarige] bij een verhuizing vriendjes en vriendinnetjes zal kwijtraken, is dan ook niet aan de orde.
Daarbij speelt nog dat het gezin op zoek is naar woning die gelijkvloers is vanwege de gezondheidstoestand van de moeder. Prisma staat achter een verhuizing van de moeder, maar wil dit niet schriftelijk vastleggen omdat de GI het er niet mee eens is. Prisma komt wekelijks een of twee keer langs voor hulp aan de moeder. De moeder staat open voor noodzakelijke hulpverlening en in Zeeland is een hulpverleningsinstantie die hetzelfde kan bieden als Prisma.
In Zeeland is de kans op een passende huurwoning veel groter. De moeder is bereid om een verklaring te ondertekenen dat het gezin in Zeeland zal blijven wonen.
Het is niet juist dat de moeder zich niet aan afspraken houdt en zomaar afspraken afzegt. Als zij een afspraak afzegt, dan is daar een goede reden voor. De moeder en de stiefvader hebben namelijk in mei een ongeval gehad, waardoor ze veel naar het ziekenhuis moeten en er allerlei zaken moeten worden geregeld. Bovendien worden er ook door de GI en Prisma afspraken afgezegd.
De moeder is van mening dat de GI geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt bij het geven van de schriftelijke aanwijzing.
Ter aanvulling heeft de stiefvader aangegeven dat hij en de moeder bezig zijn om zich te oriënteren op een huurwoning in de omgeving rond Borsele en Vlissingen. Ze stonden al een keer op de derde plaats voor een woning. De stiefvader heeft inmiddels contact gehad met een passende school voor [minderjarige] waar ze een anti-pestbeleid hebben. [minderjarige] kan met een schoolbus worden opgehaald en thuisgebracht.
De vertegenwoordigster van de GI heeft naar voren gebracht dat het gezin de afgelopen tijd al een aantal keer is verhuisd. De GI vreest dat Zeeland niet het eindstation zal zijn. De moeder wilde in eerste instantie naar België verhuizen, waar zij oorspronkelijk vandaan komt. Zij gaf toen aan in Nederland niet te kunnen aarden. De GI was akkoord met een verhuizing naar België onder bepaalde voorwaarden.
De jeugdzorgwerker heeft ongeveer één keer per drie maanden contact met de moeder. Dat is meestal telefonisch. Het is juist dat de huidige woonplek niet veilig voelt voor de moeder en [minderjarige] . De GI is echter van mening dat dit ligt aan de randvoorwaarden. De ruzie met de buren is ontstaan doordat de woning van de moeder vervuild is. Met hulp zou het probleem met de buren kunnen worden opgelost.
Sinds dit schooljaar is er contact met de leerplichtambtenaar omdat [minderjarige] te vaak niet of te laat op school kwam of eerder van school werd opgehaald in verband met een afspraak van de moeder. Er is vanuit de hulpverlening aandacht voor het pesten op school, maar het is niet duidelijk wat er precies aan de hand is. [minderjarige] gaat blij naar school en komt vervolgens somber terug. Er is contact geweest met de IB’er. Die geeft aan dat [minderjarige] niet goed in de groep ligt, maar dat zij niet wordt gepest. Prisma zal met [minderjarige] aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat zij weer alleen naar haar slaapkamer durft. Er is geen individuele hulpverlening voor [minderjarige] . De GI wil eerst inzetten op goed ouderschap alvorens hulpverlening voor [minderjarige] op te starten. Eerdere hulpverlening voor [minderjarige] is niet goed van de grond gekomen. De GI is van mening dat de schriftelijke aanwijzing in stand moet blijven.

De beoordeling

Een schriftelijke aanwijzing van de GI moet blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 1:263 BW worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De kinderrechter stelt vast dat de moeder haar verzoek tot vervallenverklaring van de aanwijzing van de GI heeft ingediend binnen de daarvoor in artikel 1:264, derde lid, BW gestelde termijn van twee weken, zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek.
De kinderrechter overweegt dat het in het belang is van [minderjarige] dat zij naar school gaat, alsook dat afspraken met de hulpverlening en de GI worden nagekomen. De stellingen van de GI die zien op deze aspecten van de schriftelijke aanwijzing zijn door de moeder gemotiveerd betwist. Het is duidelijk dat de moeder deze belangen onderschrijft en het is onvoldoende gebleken dat zij hier niet naar zou handelen. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing op deze punten dan ook vervallen verklaren.
Ten aanzien van de aanwijzing dat de moeder niet zonder overleg met de GI mag verhuizen, overweegt de kinderrechter als volgt.
Het recht om in vrijheid te kiezen waar je woont (vrijheid van verplaatsing) is een mensenrecht dat is vastgelegd in artikel 2 van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit recht kan alleen worden beperkt als sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden:
- de uitoefening van dit recht mag aan geen andere beperkingen worden gebonden dan die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (artikel 2, derde lid);
- de in het eerste lid genoemde rechten kunnen ook, in bepaalde omschreven gebieden, worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving (artikel 2, vierde lid).
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, is de kinderrechter van oordeel dat er geenszins sprake is van dergelijke omstandigheden.
De kinderrechter vindt het uiterst kwalijk dat de GI middels deze schriftelijke aanwijzing - die feitelijk neerkomt op een verhuisverbod - haar bevoegdheid ver te buiten is gegaan. De schriftelijke aanwijzing zal op dit punt eveneens vervallen worden verklaard.
Aangezien de moeder geen toestemming van de GI nodig heeft om te verhuizen, is er geen belang meer bij de beoordeling van haar verzoek om te bepalen dat het gezin naar Zeeland mag verhuizen. Het staat de moeder immers in beginsel vrij om zelf te bepalen waar zij met haar gezin woont. Daarbij moet het belang van [minderjarige] om op te groeien in een stabiele en vertrouwde omgeving voorop staan. Dit betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de aanwijzing van de GI van 15 juni 2021 met ingang van heden als vervallen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021in tegenwoordigheid van de griffier.